150 jaar geleden, op 18 maart 1871, begon de opstand die leidde tot de 72 dagen van de Commune van Parijs. Karl Marx en Friedrich Engels verwerkten deze historische ervaring. Hun conclusies behoren nog steeds tot de basisovertuigingen van socialistische revolutionairen over de hele wereld.
De rol van vrouwen in deze opstand en de radicale democratie die daaruit is voortgekomen, krijgt bij de herdenkingen meestal minder aandacht, hoewel er een aantal studies over dit onderwerp bestaan.
Prosper-Olivier Lissagaray schreef in zijn reeds in 1876 gepubliceerde en klassiek te noemen Histoire de la Commune de 1871: ‘De vrouwen gingen voorop, zoals in de dagen van de [Franse] Revolutie. De vrouwen van 18 maart waren gestaald door de [Duitse] belegering – ze hadden een dubbele portie ellende moeten dragen – en wachtten niet op hun mannen. Ze omsingelden de mitrailleurs en spraken de schutters toe: ‘Het is een schande! Wat doen jullie hier?’ De soldaten zwegen. Af en toe zei een onderofficier: ‘Ga, goede vrouwen, ga weg! De toon van zijn stem was niet hard en de vrouwen bleven … Een grote menigte van Nationale Gardisten met opgeheven geweerkolven, vrouwen en kinderen stormde vooruit door de Rue des Rosiers. Lecompte (de Generaal) zag zich omsingeld, hij beval drie keer het vuur te openen. Maar zijn mannen weigerden te schieten. Toen de menigte naderde, verbroederden ze en Lecompte en zijn officieren werden gearresteerd.’
Op 8 februari werd op verzoek van Bismarck een in meerderheid monarchistische Nationale Vergadering gekozen om over vrede te onderhandelen. Sinds 17 februari verbleef Adolphe Tiers als regeringsleider in Versailles, de hoofdstad van de koningen. De massa van de arbeiders en de kleinburgerij was vastbesloten Parijs te verdedigen tegen het Pruisische leger, hoewel de ontberingen in de belegerde stad groot waren – massale werkloosheid, honger en kou. Het slechtst af waren de vrouwen, die toch al ernstig benadeeld waren, voor veel lagere lonen werkten en in veel gevallen onderdrukt en gepest werden.
De Nationale Garde, die voornamelijk uit arbeiders bestond, was de gewapende arm van de bevolking van Parijs. Thiers wilde de capitulatie, en zijn poging om de Nationale Garde – op dat moment waarschijnlijk zo’n 180.000 man – op 18 maart te ontwapenen, werd opgevat als een enorme provocatie. Dat was de eerste dag van de Parijse opstand.
De voorhoederol van vrouwen bij het terugslaan van deze aanval op Republikeins Parijs was geen toeval.
‘Prachtige dieren’
Radicale democratische en sociale krachten waren in Parijs al maanden vóór het uitbreken van de Frans-Pruisische oorlog sterk aanwezig. Lodewijk Bonaparte (Napoleon III) voerde zijn aanvalsoorlog juist om de bodem onder dit gisten weg te halen. Na een succesvolle verdediging ging het Pruisische leger echter in de aanval en het ‘Bonapartistische’ avontuur eindigde in een fiasco.
In de maanden daarvoor waren vrouwen begonnen deel te nemen aan de republikeinse en sociale beweging, ze hielden hun eigen bijeenkomsten en bouwden hun eigen organisaties op. Op 8 september hadden vrouwen onder leiding van André Léo (Léodile Champeix) en Louise Michel voor het stadhuis gedemonstreerd om wapens te eisen voor de strijd tegen de Pruisen. Op 7 oktober eisten vrouwen hun recht op om deel te nemen aan de frontlinies van de gevechten om de behandeling van de gewonden te waarborgen. De anti-vrouwenstandpunten in de republikeinse en socialistisch-communistische kampen – met name Proudhon was er fel op tegen en ging zelfs zover dat hij beweerde dat vrouwen ‘mooie dieren, maar toch dieren’ waren – begonnen af te brokkelen.
De strijd van de Commune, uitgeroepen op 18 maart, was zowel gericht tegen de Pruisische belegeraars als tegen de verraderlijke regering van Versailles. Ze streefde er ook naar de dringendste sociale problemen op te lossen en te midden van grote nood een nieuwe wereld op te bouwen – een wereld waarin werkende mensen hun lot in eigen hand nemen. Het was moeilijk om de inzet van vrouwen voor de oplossing van al deze problemen af te wijzen.
Het Centraal Comité van de Nationale Garde leidt eerst het revolutionaire Parijs en organiseert de verkiezingen voor de Gemeenteraad, de Commune, die op 26 maart plaatsvinden. Op 28 maart werd de Commune officieel uitgeroepen. Vanaf 29 maart zijn er tien commissies aan het werk, die resoluties indienen bij de gemeenteraad. Daartoe behoren de scheiding van kerk en staat, seculiere scholen zonder schoolgeld met leerplicht voor zowel jongens als meisjes, het recht op betaald werk, staatsburgerschap voor buitenlanders, de confiscatie van leegstaande woningen voor daklozen, gratis rechtshulp voor iedereen, de socialisatie van fabrieken die door hun eigenaren zijn verlaten, zelfbeheer door coöperaties die door de werknemers zijn opgericht.
De maatregelen van de Commune
Een reeks besluiten van de Commune verbeteren de situatie van vrouwen. Ze kunnen door middel van een eenvoudige verklaring scheiden van hun echtgenoot en in afwachting van de uitspraak van de rechtbank materiële steun van de Commune ontvangen. Vrouwelijke en mannelijke leerkrachten krijgen hetzelfde loon. De echtgenotes van gesneuvelde soldaten krijgen van de Commune dezelfde vergoeding als getrouwde vrouwen.
De in de Commune gekozenen waren verantwoording verschuldigd aan hun kiezers en konden te allen tijde worden afgezet, zagen zichzelf zowel als wetgever als uitvoerder en ontvingen als vergoeding het gemiddelde loon van een arbeider. Vrouwen hadden geen stemrecht in de Commune. Maar ongetwijfeld zou de Commune dit kiesrecht uiteindelijk hebben ingevoerd als ze meer tijd had gehad. In de lagere bestuurslagen, in de districten en in tal van instellingen namen vrouwen belangrijke leidinggevende posities in.
De activiteiten van vrouwen in en voor de Commune waren talrijk en gevarieerd. Ze kunnen hier niet allemaal worden opgesomd. Ze namen deel aan de verdediging, aan de bevoorrading, aan de oplossing van alle denkbare dagelijkse problemen. Op 21 mei trokken de troepen van Thiers Parijs binnen – hij had de stad al die tijd al gebombardeerd. Tal van vrouwen vochten op de barricaden. Tientallen van hen worden mishandeld en afgeslacht als weerloze gevangenen. Hoeveel van hen onder de twintig- tot dertigduizend doden zijn, kan niet worden vastgesteld.
De woedende contrarevolutie nam wraak – en niet alleen door gerechtelijke vonnissen. Op 29 mei had ze gewonnen. Officieel waren er 26 doodvonnissen, 4213 deportaties naar Nieuw-Caledonië en ongeveer evenveel gevangenisstraffen. Louise Michel werd veroordeeld tot negen jaar deportatie. Anderen kregen gevangenisstraffen – die varieerden van zes dagen tot levenslang; de meest voorkomende straf was vijf jaar. Drieduizend communards slaagden erin te ontsnappen en in ballingschap te gaan.
Karl Marx noemde de Commune van Parijs de ‘eindelijk ontdekte politieke vorm waaronder de economische bevrijding van de arbeid kon plaatsvinden’. Vergeleken met latere tijden – of met Engeland in dezelfde tijd – was het aantal fabrieken en industriële ondernemingen, en dus het aantal arbeiders, in deze periode klein. Niettemin bleek het mogelijk, met collectief georganiseerde solidariteit, een bestuursvorm op te bouwen die tegelijk revolutionaire dictatuur en radicale, participatieve democratie was, het model voor alle latere benaderingen van de radendemocratie.
Zelfbevrijding
De burgerlijke parlementaire democratieën zijn min of meer verhulde vormen van heerschappij door het kapitaal. Een socialistisch-democratisch alternatief daarvoor kan alleen van onderop groeien, op basis van de democratische zelforganisatie van de loonarbeiders samen met alle uitgebuitenen en onderdrukten. Dergelijke structuren ontstaan niet om bepaalde geprefabriceerde concepten te verwezenlijken, maar om concrete problemen in de strijd tegen uitbuiting en onderdrukking op te lossen. Wanneer de massa’s zich beginnen te bemoeien met de plaats waar hun lot wordt bepaald, ontstaat de kans op een alternatieve politieke orde.
Een deel van de erfenis van de Commune van Parijs, die ook nu nog geldt, is dat een dergelijke beweging universele emancipatie nastreeft, ze is ondenkbaar zonder de massale deelname van vrouwen, die zich in de beweging organiseren, eraan deelnemen en er hun eigen belangen inbrengen. De loontrekkende klasse kan alleen zichzelf bevrijden. Maar ze kan zich alleen bevrijden door alle vormen van overheersing van mensen over mensen af te schaffen. De volledige opheffing van de onderdrukking, discriminatie en achterstelling van de vrouw is derhalve een integrerend deel van het socialistische en communistische streven.
Tegelijkertijd toont de ervaring van de Commune van Parijs aan dat vrouwen het niet redden zonder zich te organiseren – want hoewel hun bevrijding ‘objectief’ ook in het belang is van de uitgebuite en onderdrukte mannen, moet elke sociale ongelijkheid altijd het verzet overwinnen van degenen die nog steeds graag andere mensen ‘onder zich’ zouden hebben.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op SoZ. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.