Twee weken geleden schatten we, in het licht van het toen beschikbare bewijsmateriaal, in dat de Israëlische bezettingstroepen hun intensieve campagne van zware bombardementen aan het begin van dit nieuwe jaar zouden stoppen en zouden overschakelen op een ‘oorlog van lage intensiteit’ die tot doel zou hebben om de heerschappij over het grootste deel van het grondgebied van de Gazastrook dat onder zijn controle is, te verscherpen, al het overgebleven verzet binnen de Gazastrook uit te roeien en het netwerk van tunnels dat nog onder de grond ligt, te vernietigen (zie Waarheen gaat Israëls oorlog tegen Gaza?).
Op maandag, de eerste dag van dit nieuwe jaar, kondigde de officiële woordvoerder van het bezettingsleger de terugtrekking aan van vijf brigades uit Gaza, die grotendeels uit reservesoldaten bestaan, wat door waarnemers werd geïnterpreteerd als een eerste stap in de richting van de verschuiving naar een ‘oorlog van lage intensiteit’, zoals beloofd door de Israëlische machthebbers aan hun externe medestanders, in de eerste plaats de Verenigde Staten.
In feite kan de zionistische staat om zowel menselijke als economische redenen niet lang doorgaan met het voeren van een oorlog met dezelfde intensiteit als de oorlog die het heeft gevoerd sinds de ‘Al-Aqsa Vloed’. Dat komt omdat Israël een relatief klein land is, met een Joodse bevolking van slechts iets meer dan zeven miljoen mensen, waarvan anderhalf miljoen mannen in militaire dienst (naast anderhalf miljoen vrouwen die nog niet bij de oorlog betrokken zijn). Het land kan niet lang doorgaan met het mobiliseren van ongeveer een half miljoen reservisten, want dat vormt een zware menselijke belasting voor de samenleving en een nog zwaardere last voor de economie.
Tot eind vorig jaar, dat wil zeggen in minder dan drie maanden, heeft de oorlog ongeveer 20 miljard dollar gekost, zoals een voormalige plaatsvervangend gouverneur van de Israëlische Centrale Bank aan de Washington Post vertelde, dat wil zeggen een kostenpost die een kwart miljard dollar per dag benadert, wat enorm is voor de economie van het land. De zionistische regering schat dat de hele oorlog, waarvan premier Benjamin Netanyahu afgelopen zaterdag bevestigde dat hij minstens een jaar zou duren, haar ongeveer 50 miljard dollar zal kosten (dat is ongeveer een tiende van het bbp van Israël).
Wat Netanyahu en zijn bondgenoten van zionistisch extreemrechts nóg vastberadener maakt om de oorlog in dit nieuwe jaar op een lagere intensiteit voort te zetten, is hun gok op de overwinning van Donald Trump bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen in de komende herfst. Ze geloven dat Trump hen groen licht zal geven om de ‘Tweede Nakba’ te voltooien door de Gazastrook permanent te bezetten en te annexeren. Omdat ze afhankelijk zijn van Amerikaanse financiering om de gevolgen van de oorlog voor hun economie te verzachten, moeten ze de kosten ervan verlagen, zodat ze de oorlog de komende maanden zoals gepland kunnen voortzetten.
Tegelijkertijd plant de zionistische regering echter een tweede intensieve bombardementscampagne die zou beginnen zodra de intensiteit van de bombardementen op Gaza zou afnemen. Tijdens de allereerste dagen van Israëls nieuwe offensief werd gemeld dat de zionistische minister van ‘Defensie’, voormalig generaal-majoor Yoav Galant, lid van de Likudpartij en een rivaal van Netanyahu, wilde dat Israël Hezbollah in Libanon zou aanvallen in combinatie met de aanval op Hamas in Gaza.
Gallant staat bekend als een voorstander van de Dahiya-doctrine, die voor het eerst werd toegepast tijdens de Israëlische aanval op Libanon in 2006. Die militaire strategie bestaat uit het reageren op iedereen die de veiligheid van Israël bedreigt op zo’n ingrijpende en destructieve manier dat het een krachtig afschrikmiddel vormt. Als hoofd van het Zuidelijke Commando tussen 2005 en 2010 zag Gallant toe op de toepassing van die doctrine in de dodelijke drie weken durende aanval op Gaza die eind 2008 begon.
Afgelopen zomer dreigde de zionistische ‘minister van Defensie’ Libanon terug te brengen naar het ‘stenen tijdperk’. Dat was nadat hij het Shebaa Farms gebied aan de Libanese grens had geïnspecteerd en daar een door Hezbollah opgezette tent had gezien. Hij zei toen: ‘Ik waarschuw Hezbollah en Nasrallah om geen fouten te maken. Jullie hebben in het verleden fouten gemaakt en daarvoor een heel hoge prijs betaald. Als, God verhoede het, hier escalatie of confrontatie plaatsvindt, zullen we Libanon terugbrengen naar het Stenen Tijdperk.’
Hij vervolgde en herhaalde: ‘Ik waarschuw Hezbollah en zijn leider: maak geen fout. We zullen niet aarzelen om al onze macht te gebruiken en als het moet elke meter van Hezbollah en Libanon te vernietigen.’ Vervolgens voegde hij eraan toe: ‘Als het gaat om de veiligheid van Israël, zijn we allemaal verenigd.’ Die laatste woorden waren een reactie op de opmerking van de leider van Hezbollah dat Israël verzwakt is door de politieke crisis in het land.
De kans op een nieuwe massale aanval van de zionistische staat op Libanon is dus heel groot geworden. De Israëlische regering drijft Hezbollah in het nauw door te eisen dat het zijn militaire aanwezigheid terugtrekt tot ten noorden van de rivier de Litani, zo’n 10 km ten noorden van de Libanese grens. Tegemoet komen aan die eis zal de partij gezichtsverlies opleveren, terwijl weigering om te gehoorzamen de partij verantwoordelijk zou maken voor het veroorzaken van een nieuwe verwoestende agressie tegen Libanon en met name de gebieden waar de partij is gevestigd. De beperkte interventie van Hezbollah in de nasleep van de ‘Al-Aqsa Vloed’ heeft dus een averechtse uitwerking gehad, omdat de partij de kans heeft gemist om Israël te dwingen tot een intensieve oorlog op twee fronten, terwijl Israël nu dreigt met een intensief bombardement op Libanon nadat het zijn intensieve bombardement op Gaza heeft voltooid.
Door Gilbert Achcar blog vertaald uit het Arabische origineel gepubliceerd in Al-Quds al-Arabi op 2 januari 2024. Dit artikel werd geschreven voordat Israël de Hamasleider Al-Arouri in Beiroet vermoordde. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.