De stoplichtcoalitie (van de sociaaldemocratische SPD, de liberale FDP en de Groenen) is een uiting van een nieuwe fase in de burgerlijke heerschappij; de driepartijenconstellatie maakt de regering instabieler.
Tot voor kort hoopten of vreesden velen dat de FDP en de Groenen toch nog met de CDU/CSU in zee zouden gaan. Deze optie is voorlopig van de baan. Niet alleen vanwege de mislukte verkiezingscampagne van de CDU/CSU en een treurige kanselierskandidaat: de belangrijkste partij van de middenklasse moet zich ook economisch en politiek herpositioneren met het oog op de klimaatcatastrofe en de daaruit voortvloeiende noodzaak om een productiewijze uit te vinden die afscheid neemt van de fossiele basis van het kapitalisme – terwijl ze er tegelijkertijd altijd naar streeft om de macht te behouden. Deze keer is het niet alleen een kwestie van een electorale nederlaag aanvaarden. Aangezien de voorstellen in verschillende richtingen gaan, zal er niet zo snel een einde komen aan de onrust in de partij.
Anderzijds verkiezen de Groenen momenteel een verkeerslicht-coalitie boven een Jamaica-coalitie [CDU/CSU, FDP, Groenen]. Het is daarom de enige realistische optie voor de bourgeoisie.
Wie gaat er winnen?
In een driepartijencoalitie is het gevaar groot dat men telkens door twee verschillende partners en in wisselende constellaties voor het blok wordt gezet. Iedereen moet zijn stempel drukken. De huidige rolverdeling is zodanig dat de stabiliteit van de regering afhangt van de vraag of de FDP en de Groenen tot een akkoord komen en de SPD de ceremoniemeester speelt. Niet alleen de Groenen zijn tot allerlei gedraai in staat, maar ook de wendbaarheid van de FDP mag niet worden onderschat: deze partij was ooit nationaal-liberaal voordat ze sociaal-liberaal werd, om daarna streng economisch-liberaal te worden. Haar aanhangers zijn zich ook bewust van de klimaatverandering en de bedreigingen ervan; het waren immers hun huizen die in het Ahrdal zijn weggespoeld – de casinostad Bad Neuenahr is een FDP-bolwerk.
De FDP gaat er prat op dat de verkennende gesprekken haar stempel dragen. Ze hebben gelijk, maar dat is ook geen verrassing. De FDP en de Groenen hebben immers grote, gemeenschappelijke liberale raakvlakken, zowel op het gebied van de burgerrechten als op dat van het sociaal beleid. De SPD moet oppassen niet ten onder te gaan aan haar verkiezingsbeloften en de hoop die de vakbondsleiders in haar hebben gesteld; de Groenen en de FDP hebben samen meer parlementsleden dan de SPD. Naar alle waarschijnlijkheid zal Lindner [FDP] het ministerie van Financiën krijgen, waarmee hij veel verstandige maatregelen kan blokkeren. Maar dat hoeft niet de opmars van de FDP te betekenen; het ministerie kan ook anders worden vormgegeven.
Wat de belastingkwestie betreft, zijn de grenzen van de FPD al gebleken; ze heeft daar slechts een status quo kunnen bedingen: er komen geen belastingverlagingen voor ondernemers, maar de SPD en Groenen krijgen ook geen belastingverhogingen voor ecologische herstructurering (er wordt nauwelijks gesproken over meer sociale rechtvaardigheid). Op alle andere punten is de FPD flexibel en staat ze open voor creatieve oplossingen, ook voor het aanpassen van de regel van de sluitende begroting; in dat kader zijn niet alleen aanvullende budgetten mogelijk (wat de FDP altijd heeft uitgesloten), maar bijvoorbeeld ook een groter beroep op de Kreditanstalt für Wiederaufbau [investerings- en ontwikkelingsbank van de Duitse staat]. Het kapitaal eist immers niet alleen meer overheidsgeld voor de (zeer onecologische) overschakeling op e-mobiliteit; het eist ook directe overheidsinvesteringen in infrastructuur die het niet zelf wil betalen, zoals oplaadpunten in het hele land of investeringen op het gebied van digitalisering.
Meer overheid voor wie?
De tijden van een positief resultaat op de begroting zijn definitief voorbij. De begroting kwam in het rood te staan in de financiële crisis van 2008/2009 en vervolgens opnieuw tijdens de pandemie. Er is ook een goed excuus voor: niet-economische beperkingen verstoren het neoliberale dogma: de natuur is niet langer alleen een hulpbron die kan worden geplunderd, haar onvoorspelbaarheid begint echt geld te kosten – geld dat de staat geacht wordt op te brengen. Plotseling kon er op een heel andere manier over staatsinterventie worden gesproken. De strategische vraag verschuift, het is niet langer: markt of staat, maar: voor wie en wat is de staat er? ‘Meer staat’ zal gepaard gaan met meer infrastructuur en financiële steun voor het kapitaal ten koste van de welvaartsstaat.
In sociaal opzicht dreigt de stoplichtcoalitie achterop te raken bij de grote coalitie [van CDU/CSU en SPD]: er komt een minimumloon van 12 euro, maar het is nog niet duidelijk wanneer en hoe dit aan de inflatie zal worden aangepast; er is geen sprake van de door de Groenen gevraagde verhoging van het normale tarief van Hartz IV [werkloosheidsuitkering] met 50 euro, noch van een verlaging van de sancties; de arbeidstijd wordt flexibeler gemaakt; met de invoering van een deelpensioen wordt de privatisering van het pensioenstelsel voortgezet; de werkgeversorganisaties blijven spreken over pensionering op 70 jarige leeftijd. Anderzijds zijn er superaftrekposten voor ondernemers; de rijken moeten nog steeds de solidariteitsbelasting betalen, maar de FDP vertrouwt erop dat dit door een rechterlijke uitspraak ongedaan zal worden gemaakt. Vermogens- en successierechten zijn passé. Deze regering is verder weg dan ooit van meer sociale rechtvaardigheid.
Het zal ook haar klimaatdoelstellingen niet halen. Zeker, hernieuwbare energiebronnen zullen sterk worden uitgebreid – er valt immers geld mee te verdienen. Maar er is geen spoor van energiebesparing, zelfs niet de miezerige snelheidsbeperking op de snelwegen – ondanks de verkeersdoden en ondanks de uitstoot die hier gemakkelijk zou kunnen worden bespaard.
De strijd is begonnen
Deze regering vertoont even weinig samenhang als alle voorgaande – en er waren zelden zo weinig illusies in een nieuwe regering.
Ze is nog niet begonnen of Fridays for Future komt al in verzet. ‘In de verkiezingscampagne hebben alle partijen laten zien dat ze geen echt antwoord willen geven op de klimaatcrisis’, schrijft Fridays for Future in de oproep tot een klimaatstaking op 22 oktober. Vakbondsleden lopen ook niet warm voor deze regering – die zouden in meerderheid voor Rood-Rood-Groen [SPD, Die Linke, Groenen] hebben gekozen. En door het debacle van Die Linke kan deze partij haar hoop ook niet op het parlementaire gebeuren vestigen.
Maar waar niemand op verlossing van boven wacht, wordt de druk van onderop opgevoerd. Het is de tijd van de buitenparlementaire oppositie en dat die succesvol kan zijn blijkt wel uit de campagnes van de afgelopen maanden: ‘Onteigenen van Duitse woningen’ [in Berlijn], de GDL-staking [spoorarbeiders], de mobilisaties tegen de IAA [autobeurs]…
Als deze oppositie niet alleen selectieve successen wil boeken, maar ook tegengas wil geven aan het sprookje van deze regering (‘We lossen de klimaatcrisis op met middelen van de vrije markt’), dan moet ze vanuit verschillende hoeken tot een gezamenlijke aanpak komen: ‘Zonder sociale rechtvaardigheid en zonder energiebesparing is de klimaatcatastrofe niet te stoppen.’
Het kapitaal heeft er alle belang bij om de kloof tussen klimaatbeschermers en banenbeschermers te verdiepen. De huidige stijging van de prijzen, met name van de energieprijzen, komt op het juiste moment: ondernemers, voor wie de ecologische transformatie toch al te duur is, kunnen de rol van beschermer van de loontrekkenden spelen; voorstanders van kernenergie kunnen kernenergie opnieuw promoten als het enige alternatief dat snel en in voldoende hoeveelheden niet-fossiele energie kan leveren. Het zal een grote klassenstrijd worden om de juiste weg te vinden tegen de klimaatcatastrofe.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op SoZ. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.