Het nieuwste boek van Anja Meulenbelt heet Brood en rozen, over klasse en identiteit. De titel verwijst naar een spandoek dat in 1912 voor het eerst werd meegedragen in een demonstratie van textielarbeidsters in de Verenigde Staten. De rozen staan daarbij symbool voor een waardig leven – een strijd waar links anno 2019 zich heel bewust van moet worden. En dat is precies het pleidooi van Brood en rozen.
Meulenbelt probeert, zoals ze zelf zegt, de begrippen ‘kleur, klasse en sekse’ in het huidige tijdsgewricht uit te leggen, ze gaat de discussie aan met witte linkse mannen die identiteitspolitiek onzin vinden, ze probeert de basisbeginselen van Karl Marx’ theorie uit te leggen en ze verdedigt op het einde nog haar interpretatie van een aantal lastige termen zoals wit privilege. Met al deze onderwerpen heeft ze met Brood en rozen zichzelf misschien een te grote taak gesteld. Tegelijkertijd is haar inmiddels zevenenveertigste boek een enorm welkome aanvulling en verdieping van de politieke discussies die we als links hebben te voeren.
Onderdrukking
De eerste drie hoofdstukken gaan over ‘kleur, klasse en sekse’, waarbij Meulenbelt het als belangrijke taak ziet om deze strijdterreinen aan elkaar te koppelen. Het hoofdstuk over antiracisme stoelt op het indrukwekkende werk van Angela Davis en Keeanga-Yamahtta Taylor. Voor beide Amerikaanse activistes gaat het gevecht tegen racisme vanzelfsprekend samen met het gevecht tegen kapitalisme.
Meulenbelt verrijkt haar verhaal met Nederlandse historische voorbeelden, waarbij ze een hele paragraaf opdraagt aan de Surinaamse antikoloniale strijders Otto en Hermien Huiswoud. Ze vergeet ook niet om Mitchell Esajas en Jessica de Abreu daarbij te noemen, die in Amsterdam met het Black Archives-initiatief het echtpaar Huiswoud uit de vergetelheid haalden. Meulenbelt eindigt dit hoofdstuk met een terechte waarschuwing dat links anno 2019 het zich niet kan veroorloven om zich afzijdig te houden van de antiracistische strijd. Dit is een impliciete uitnodiging naar de SP.
Feminisme
Het deel over feminisme begint met de problematiek van het glazen plafond. Dit punt is in haar vorige boek Feminisme: terug van nooit weggeweest uit 2017 al nader uitgewerkt. De vraag die we ons volgens Meulenbelt moeten stellen is: als we vechten voor gelijke rechten tussen vrouwen en mannen, over welke mannen hebben we het dan?
Een wezenlijke verdieping op deze discussie is de theorie over sociale reproductie. Meulenbelt maakt terecht een verwijt aan een grote groep marxisten die enkel oog had voor de verhouding tussen kapitaal en arbeid. Voor hen was het een blinde vlek dat het kapitalisme nieuwe generaties arbeiders nodig heeft en dat de zorg daarvoor vooral in handen ligt van vrouwen, die daarmee eigenlijk gratis werk leveren. Ook stelt Meulenbelt dat in Nederland de tweede feministische golf (die vooral uit witte vrouwen bestond) met de strijd voor anticonceptie uiteindelijk teveel is meegegaan in de neoliberale valkuil van de moederschapscultus.
Met deze heldere kritieken geeft Meulenbelt impliciet aan midden in de beweging van anno 2019 te staan. Tijdens de meeting over feminisme op het Marxisme Festival in mei riep ze dan ook op tot het bundelen van krachten om wellicht een vrouwenstaking op 8 maart 2020 te organiseren.
Ervaring
Haar derde hoofdstuk gaat over de geleefde werkelijkheid van de klasse en is van uitzonderlijke waarde. Omdat we eigenlijk geen Nederlandse onderzoeken hebben naar hoe de arbeidersklasse het leven na decennia bezuinigingen ervaart, leunt Meulenbelt op Franse auteurs zoals Didier Eribon en Édouard Louis. Het hoofdstuk verhaalt over de motieven achter de Gele Hesjesbeweging en betreurt het dat er tegenwoordig nauwelijks nog instituties zijn die arbeiders vanuit hun eigen klasseperspectief het gevoel van trots of waardigheid kunnen geven. Dat is ontzettend belangrijk om bij stil te staan. Wat enigszins scheef gaat in de redenatie van Meulenbelt is dat ze ‘klassisme’ (een term die ze heeft geprobeerd in te voeren) op hetzelfde niveau behandelt als racisme en seksisme.
Waar de laatste twee -ismen bewuste vormen van onderdrukking zijn om arbeiders tegen elkaar uit te spelen, zou klasse een beginpunt kunnen zijn voor collectief handelen op basis van gedeelde belangen. Voor Marx lag het belang van loonarbeiders niet alleen in het feit dat ze onderdrukt worden, maar vooral dat ze collectief alle welvaart produceren. Ze vormen de grote meerderheid en hebben een gedeeld belang in het overwinnen van het systeem en de mogelijkheid om de samenleving op een radicaal democratische manier te herstructureren. Een term als ‘klassisme’ suggereert dat werkenden slechts een gediscrimineerde groep vormen, waardoor deze belangrijke inzichten van socialistische theorie ondergesneeuwd raken.
In het volgende deel van Brood en rozen gaat Meulenbelt de discussie aan over het gebruik van de term identiteitspolitiek. Ze dient een aantal linkse figuren zoals Ludo de Witte en Ewald Engelen van repliek, omdat deze mannen vinden dat identiteitspolitiek afleidt van de ‘werkelijke’ klassenstrijd. Hier kunnen we het alleen maar heel erg eens zijn met Meulenbelts standpunt: de klassenstrijd zoals die de laatste paar jaren zich aftekent neemt juist ook de vormen aan van Women’s Marches, anticommerciële Prides voor LHBTQI+ en acties tegen Zwarte Piet.
Daarbij brengt ze een zeer sterke tweetrapsraket tegen De Witte en Engelen in stelling: a) alle politiek is identiteitspolitiek en b) identiteitspolitiek is tot nu toe eeuwenlang die van witte mannen geweest. Uiteraard noemt ze kort dat Baudets en Trumps identiteitspolitiek die tendens alleen maar versterken.
Theoretisch kader
Ook probeert Meulenbelt in de theoretische achtergrond te schilderen waartegen de strijd tegen racisme, seksisme en armoede zich afspeelt. Het is fijn dat ze daarbij veel beestjes bij de naam noemt zoals kapitalisme en neoliberalisme, dat immers ‘armoede is je eigen schuld’ predikt. Het is nog fijner dat ze daarbij terugvalt op de theorie van Marx. Meulenbelt excuseert zich er voor dat haar uitleg van de marxistische theorie wellicht te oppervlakkig is.
Het klopt dat een aantal klassieke stellingen van Marx niet worden besproken, zoals de dynamiek dat de heersende ideeën in een bepaalde periode de ideeën zijn van de heersende klasse. Ik denk dat klassenbewustzijn (de term die samenhangt met deze stelling) een wezenlijk element is in het begrijpen van het karakter van de huidige klassenstrijd. Maar dat neemt niet weg dat we Meulenbelt dankbaar mogen zijn voor het in begrijpelijke taal uitleggen van kapitalistische uitbuitingsmechanismen.
Nog een reden om het boek te lezen is haar uitleg over het concept bondgenootschap. Meulenbelt legt uit dat strijd vaak begint met mensen die een bepaalde vorm van onderdrukking ervaren. Als je dan als strijdende groep geen bondgenootschappen aangaat, loop je het gevaar om in je ‘zelfgemaakte getto’ terecht te komen, aldus Meulenbelt. Het tegenovergestelde is dat een groep zich oplost in de rest van de beweging. Het gaat er dus om, om een gezonde balans te vinden in samenwerkingsverbanden. In het verlengde daarvan interpreteert ze wit privilege als een dynamisch concept: het gaat ‘om bewustwording over de vanzelfsprekende en dagelijkse ongelijkheid.’
Meulenbelt levert bovendien een boek af dat doorspekt is van bronnen, die stuk voor stuk zo boeiend zijn dat je meteen je boekenkast ermee wilt aanvullen. Als er nog een puntje van kritiek gegeven moet worden, is het dat Meulenbelt enige rangschikking had kunnen aanbrengen in die bronnen. Ik denk dat sommige studies onze strijd net wat meer vooruit helpen dan andere.
Hoe dan ook, de basisboodschap van Brood en rozen is: we willen meer dan alleen de materiële basisbehoeften, we willen naast brood ook rozen. We willen waardigheid, als domestic worker, schoonmaker, trans persoon, mens van kleur, vrouw, man. We willen zíjn. En links kan en mag het zich daarbij niet veroorloven om deze strijdterreinen te negeren.
Anja Meulenbelt, Brood en rozen. Over klasse en identiteit. EPO 2019, 304 pagina’s, 24,90€.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.