We publiceren hieronder een discussiebijdrage van onze Britse zusterorganisatie Socialist Resistance over het strategisch debat rond ecosocialisme, geschreven voor discussie op een conferentie van de organisatie in november. We zijn het niet noodzakelijk eens met alle concrete eisen die de kameraden naar voor schuiven, maar denken wel dat het een interessante bijdrage is aan het noodzakelijk debat.
Ecosocialisme: het strategisch debat
Wij die de planeet aarde in de 21ste eeuw bewonen, worden geconfronteerd met een groot probleem. Onze eigen soort, homo sapiens (de moderne mens), vernielt de planeet in een steeds hoger en destructiever tempo.
Als dat zo doorgaat, kan het vermogen van de planeet om het leven (met name het menselijk leven) in stand te houden binnen tientallen jaren verdwenen zijn. Wij zijn de eersten met de informatie die nodig is om de volledige diepte van deze crisis te begrijpen, en we zijn waarschijnlijk de laatsten met de kans om er iets aan te doen. Geen enkele andere generatie is geconfronteerd met een dergelijke uitdaging of een dergelijke verantwoordelijkheid.
De wetenschap vertelt ons dat we 10 jaar de tijd hebben om de wereldwijde temperatuurstijging tot maximaal 1,5°C te beperken. Daarna zou een gevaarlijk en onomkeerbaar feedbackproces de controle kunnen overnemen.
Met een angstaanjagende regelmaat worden steeds temperatuurrecords gebroken. Overstromingen, droogtes en natuurbranden zijn intenser en frequenter. Op het moment van schrijven wordt de Westkust van Amerika geconfronteerd met catastrofale bosbranden die meer dan 3 miljoen hectare hebben vernietigd – door een senator uit Oregon wordt dit beschreven als ‘apocalyptisch’. Een soortgelijke catastrofe vindt plaats in de Braziliaanse Pantanal, ’s werelds grootste tropische moerasland, waar duizenden bosbranden uit de hand lopen.
Het arctisch zee-ijs zal binnenkort verdwenen zijn. Delen van Antarctica warmen 5 keer sneller op dan de rest van de planeet. Zowel de Groenlandse als de Antarctische ijskappen zijn instabiel aan het worden – door het smelten ervan zou het zeeniveau tot 20 meter stijgen. Dit zou delen van de dichtstbevolkte gebieden van de wereld onder water laten verdwijnen. De permafrost van de wereld smelt nu 50 procent sneller dan eerder werd gedacht – met het potentieel om enorme hoeveelheden methaan, een krachtig broeikasgas, vrij te geven. In Groot-Brittannië hebben we deze zomer een recordaantal dagen gezien met een temperatuur van meer dan 34°C.
Het uitgangspunt voor de aanpak van dit alles is een ecosocialistisch wereldbeeld. Maar er is nog een lange weg te gaan. Hoewel het concept vandaag de dag meer dan ooit wordt geaccepteerd, bestaat er nog geen gemeenschappelijke visie op wat het precies inhoudt. Voor sommigen betekent het gewoon dat ze de milieuzorg serieuzer nemen, voor anderen (waaronder wijzelf) herdefinieert het het socialistische project. We zijn niet langer bezig met een strijd om ‘gewoon’ een einde te maken aan het kapitalisme en het te vervangen door een democratische en sociaal rechtvaardige maatschappij. De taak is nu om het kapitalisme te vervangen door een maatschappij die duurzaam is voor de lange termijn en in staat is om een nieuwe, niet-exploiterende relatie tussen mens en natuur op te bouwen.
Ondertussen wordt op dit moment een grote kans om de wereldeconomie koolstofvrij te maken verkwanseld. Dat is een misdaad tegen de menselijkheid. Regeringen zullen triljoenen dollars uitgeven om de covid-crisis te boven te komen. In plaats van de kans te grijpen om een duurzame koolstofarme toekomst op te bouwen, met een nieuwe relatie met de natuur, wordt dit geld schandalig genoeg gebruikt om hetzelfde rampzalige model te herhalen met groei als het centrale doel. Naarmate de wereldeconomie groeit – in de veronderstelling dat ze covid 19 overleeft – neemt ook de opwarming van de aarde en de vernietiging van het milieu toe. Natuurlijke hulpbronnen worden overmatig geëxploiteerd tot het punt van uitputting. Er wordt meer afval in de biosfeer gedumpt dan er geabsorbeerd kan worden, wat leidt tot disfunctioneren en instorten.
De aard van de crisis
Sommigen ter linkerzijde stellen dat we te maken hebben met een drievoudige crisis: de grootste economische crisis sinds 300 jaar; een existentiële ecologische crisis; en een medische crisis die voortkomt uit covid-19. Er zijn echter twee belangrijke voorbehouden bij een dergelijke analyse.
Ten eerste: als we slechts tien jaar de tijd hebben om nul koolstof te bereiken, zal het na de revolutie te laat zijn. Je kunt het socialisme niet opbouwen op een dode planeet. Het is dus onze taak om de elites te dwingen grote structurele veranderingen door te voeren, in het hier en nu, terwijl het kapitalisme nog steeds bestaat – met inbegrip van het volledig koolstofvrij maken van de wereldeconomie en de vervanging ervan door hernieuwbare energie.
Ten tweede moeten we benadrukken dat covid-19 niet in een aparte medische categorie valt, maar een fundamenteel onderdeel is van de ecologische crisis zelf. De definitie van ‘ecologie’ is immers de relatie tussen levende organismen.
Een dergelijke aanpak stelt ons in staat om te bepalen waar het toenemende gevaar van zoönoseverwekkers van andere soorten vandaan komt. Ze zijn een product van het op grote schaal vernielen van de natuur, zowel door de grootschalige westerse landbouw – niet in de laatste plaats door de intensivering van de vleesproductie en de ontbossing – als door Aziatische markten waar vers (wild) vlees en vis verhandeld wordt. Deze factoren worden nog verergerd door de toenemende bevolkingsdichtheid – met name de bevolkingsdichtheid in de steden, die twee keer zo snel toeneemt als in de rest van de wereld. Dit alles wordt nog versterkt door de ongekende mate van mondiale mobiliteit die nu bestaat – met name door het vliegverkeer.
Deze aanpak stelt ons ook in staat om te erkennen dat dergelijke pandemieën uiteindelijk alleen kunnen worden voorkomen door een heel andere relatie tussen de mens en de natuurlijke wereld dan nu het geval is. Zolang de huidige relatie (of iets wat daar op lijkt) voortduurt zal er geen oplossing zijn. Wetenschappers schatten dat we binnenkort te maken kunnen krijgen met 5 potentieel dodelijke ziekteverwekkers die elk jaar weer overspringen van andere soorten, waarvan er één zou kunnen escaleren tot een desastreuze pandemie.
Vele dimensies
De complexiteit wordt nog vergroot door het multidimensionale karakter van de ecologische crisis zelf – die niet beperkt kan worden tot de klimaatverandering, hoe belangrijk die ook is. De ecologische crisis neemt de vorm aan van een reeks parallelle crises die elk op zich het leven op de planeet kunnen bedreigen. Deze bedreigingen zijn door het Stockholm Resilience Centre geïdentificeerd als ‘planetaire grenzen’ – waarvan de overschrijding onomkeerbare schade kan toebrengen aan de ecosystemen van de planeet.
Andere soorten (dan de mens) sterven uit met een snelheid die tussen de 100 en 1000 keer hoger ligt dan de ‘natuurlijke’ of ‘achtergrond’ snelheid. Dit wordt nu erkend als de ‘zesde massale uitsterving’ – de grootste uitsterving sinds de ondergang van de dinosauriërs 65 miljoen jaar geleden. Het Living Planet Report van het Wereld Natuur Fonds (WNF) van 2020, gepubliceerd in april van dit jaar, liet zien dat het aantal soorten zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen in minder dan een halve eeuw met tweederde is gedaald.
De vraag naar zoet water is al lang groter dan de voorraad. Tegen 2025 zullen (volgens de VN) naar schatting 1,8 miljard mensen in gebieden met ernstige watertekorten leven, waarbij tweederde van de wereldbevolking in regio’s met waterproblemen leeft. Naarmate de rivieren opdrogen, worden de conflicten over het water heviger. Alleen al in slechts drie landen – India, China en Pakistan – pompen boeren jaarlijks ongeveer 400 miljoen kubieke meter grondwater op.
(Op het moment van schrijven gooien de boeren in Mexico molotov-cocktails, zetten ze voertuigen in brand, blokkeren ze snelwegen en vallen ze tolhuisjes aan vanwege de omleiding van het water van de La Boquilla-dam naar de VS, terwijl Mexico zelf met ernstige droogte te kampen heeft).
Het probleem van het voeden van de huidige 7,6 miljard en mogelijk 10 miljard mensen tegen het einde van de eeuw, zonder daarbij de biosfeer van de planeet te vernietigen, blijft onopgelost. De grootschalige landbouw gebruikt 70 procent van al het beschikbare zoete water en is verantwoordelijk voor 60 procent van het wereldwijde verlies aan biodiversiteit en 70 procent van de ontbossing. De landbouw gebruikt ook steeds grotere hoeveelheden kunstmest met een steeds geringere efficiëntie. Als gevolg daarvan spoelt een groter deel dan ooit tevoren in rivieren en oceanen met catastrofale gevolgen.
Opvallend is dat de uitstoot van broeikasgassen (CO2 en methaan) door de vleesproductie groter is dan de uitstoot van het hele wereldwijde transportsysteem samen: auto’s, vrachtwagens, treinen, schepen en vliegtuigen!
De afvoer van de kunstmest die voor het veevoer voor de vleesproductie wordt gebruikt, zorgt voor dode zones in de oceanen – een angstaanjagende nieuwe vorm van vervuiling. Er zijn nu 405 dode zones met een oppervlakte van bijna 250.000 km2 waarin alles in de onderste lagen dood is door gebrek aan zuurstof. Voeg daarbij de stijgende zeewatertemperatuur en de verzuring van de oceanen en de omvang van het probleem is duidelijk. Koraalriffen bijvoorbeeld, een van de meest productieve ecosystemen op de planeet, zouden binnen enkele jaren kunnen verdwijnen. De vleesindustrie, dat mogen we niet vergeten, vervuilt niet alleen onze oceanen, vernietigt onze bodem en schaadt onze gezondheid; ze vergemakkelijkt de verspreiding van gevaarlijke ziekteverwekkers die ons bestaan bedreigen.
We moeten het einde van deze vorm van landbouw eisen en de vervanging ervan door ‘voedselsoevereiniteit’, een term die in 1996 door Via Campesina werd bedacht en die degenen die het voedsel produceren, distribueren en consumeren in staat zou stellen de mechanismen van productie en distributie te controleren.
Wij juichen de trend toe om de consumptie van vlees en zuivelproducten te verminderen, gezien de impact ervan op de natuurlijke wereld en het niveau van de uitstoot van broeikasgassen en de waterconsumptie die daarmee gepaard gaat. Hoewel veganisme en vegetarisme op zich niet genoeg zijn, steunen wij het beleid om betaalbare, gezonde alternatieven voor dierlijke producten op grote schaal beschikbaar te maken, bijvoorbeeld in scholen en ziekenhuizen.
Klimaatverandering
De COP22 in Parijs in december 2015 vond plaats in de schaduw van de mislukkingen van Kyoto en Kopenhagen. In de aanloop naar de COP22 vonden overal ter wereld massale demontraties plaats die om een daadkrachtig optreden vroegen. In Londen vond de grootste klimaatdemonstratie ooit plaats, met 70.000 mensen op straat. Er waren demonstraties en protesten in Parijs zelf tijdens de COP, ondanks de afkondiging van de noodtoestand door de Franse regering na de terroristische aanslagen waarbij de maand ervoor 130 mensen om het leven kwamen.
Het belangrijkste voorstel dat aan de COP van Parijs werd voorgelegd, was om de opwarming van de aarde te beperken tot een maximale temperatuurstijging, boven het pre-industriële niveau, van ‘ver onder de 2°C’. Dat was een vooruitgang ten opzichte van de doelstelling van Kopenhagen, om de stijging te beperken tot ‘niet meer dan 2°C’. De landen en eilandstaten die het grootste risico lopen bij een stijging van de zeespiegel – sommige dreigen zelfs onder water te komen – hebben zich hier bitter tegen verzet. Zij waren georganiseerd in wat zij de High Ambition Coalition noemden, die werd geleid door de Marshalleilanden. Ze voerden een felle strijd voor een maximale stijging van 1,5°C in plaats van 2°C rond de slogan ‘1,5°C om in leven te blijven’.
Uiteindelijk was er een ‘compromis’ en werden beide formuleringen geaccepteerd, zij het niet met gelijke status. Het hoofddoel zou ‘ver onder 2°C’ zijn, met een verdere limiet van 1,5°C als ‘streven’: ‘erkennend dat dit de risico’s en gevolgen van de klimaatverandering aanzienlijk zou verminderen’. Het was echter nog steeds een belangrijke winst. Eenmaal aangenomen, zelfs op de gebrekkige manier waarop het was gegaan, zou het niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt.
Parijs was ook de eerste keer dat unaniem werd erkend wat klimaatwetenschappers en campagnevoerders al jaren zeggen: dat de antropogene (door de mens veroorzaakte) klimaatverandering een reële en dringende bedreiging vormt en desastreuze gevolgen zal hebben voor honderden miljoenen mensen als de verbranding van fossiele brandstoffen niet wordt gestopt. Ook werd voor het eerst, tijdens een COP, noch de wetenschappelijke basis van de opwarming van de aarde, noch het antropogene karakter ervan betwist. Dit was een belangrijke stap voorwaarts en een grote klap voor het klimaatscepticisme.
Deze winst kwam echter niet terug in de praktische beslissingen die in Parijs werden genomen. De aangenomen INDC’s (Intended Nationally Determined Contributions, Beoogde Nationale Bijdragen) waren volstrekt ontoereikend en zouden niet leiden tot een wereldwijde temperatuurstijging van 2°C tegen het einde van de eeuw – veel minder dan 1,5°C – maar tot een rampzalige 3,4°C waardoor er geen weg meer terug zou zijn. Aangezien de uitstoot van fossiele brandstoffen sindsdien met nog eens 4% is gestegen, zou ze vanaf nu tot 2030 jaarlijks met 7,6% moeten dalen om binnen het plafond van 1,5°C te blijven. We hebben dus een enorme uitdaging volgend jaar in Glasgow, wanneer de INDC’s worden opgewaardeerd tot iets dat het probleem daadwerkelijk kan aanpakken.
Het Special Report on Global Warming van het IPCC
Twee jaar na Parijs, in oktober 2018, werd de inzet opnieuw verhoogd met de publicatie van het ‘Special Report on Global Warming’ van het IPCC – waarin de doelstelling van 1,5°C officieel werd aangenomen en waarin bovendien werd geconcludeerd dat we op dat moment slechts twaalf jaar de tijd hadden om dit uit te voeren, aangezien cruciale omslagpunten al in 2030 aan de orde zouden kunnen zijn.
Koolstofvrij in 2030 is echter een grote uitdaging. Het betekent dat we op elk niveau van de samenleving heel snel grote structurele veranderingen moeten afdwingen. Het betekent dat er enorme overheidsinvesteringen moeten worden gedaan in energiesystemen die volledig gebaseerd zijn op hernieuwbare energiebronnen. Het betekent een belangrijke overdracht van rijkdom naar de verarmde landen om hun transitie te vergemakkelijken en hen op te trekken naar westerse ontwikkelingsniveaus. Het betekent ook dat er naast de invoering van het nieuwe systeem een aanzienlijke vermindering van het energieverbruik en afval moet plaatsvinden.
In het IPCC-rapport wordt dit zo geformuleerd: ‘Om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C zonder (of met een beperkte) overschrijding, zijn snelle en verregaande transities nodig op het gebied van energie, (land)bouwgrond, stad, infrastructuur (inclusief vervoer en gebouwen) en industriële systemen. Deze systeemtransities zijn ongekend in termen van schaal, maar niet noodzakelijkerwijs in termen van snelheid, en impliceren scherpe emissiereducties in alle sectoren, een brede waaier van mogelijkheden om de gevolgen van de klimaatverandering te beperken en een aanzienlijke opschaling van de investeringen in die opties’.
Het betekent ook dat het concept van ‘netto-nul’-koolstof (dat wil zeggen rekening houdend met compensaties), dat slechts een ontsnappingsclausule is om belangrijke doelstellingen te omzeilen, moet worden verworpen.
De rol van de linkerzijde
Links zal haar inzet aanzienlijk moeten verhogen als ze een belangrijke rol wil spelen in deze strijd. Haar huidige engagement is verre van een voldoende antwoord op een existentiële bedreiging van het leven op de planeet. Dit weerspiegelt het rampzalige beeld van links in de tweede helft van de 20ste eeuw, toen ze niet alleen de opkomende milieubeweging in de jaren ’60, ’70 en ’80 schuwde – waarbij links de betrokkenen vaak als middenklasse-liberalen betitelde – maar zich ook volledig aansloot bij de dominante groei- en productivistische agenda van dat moment, die pas de laatste jaren ter discussie wordt gesteld. Dit geldt zowel voor radicaal links als voor sociaaldemocratisch links in Labour en de vakbonden.
In 1976 – 14 jaar na de publicatie van Rachel Carson’s baanbrekende werk ‘Silent Spring, was The Alternative Economic Strategy’ (AES), de bijbel van links in zowel Labour (Tony Benn) als de vakbonden volledig gericht op groei en productivisme. Het kernhoofdstuk ‘Een politiek gericht op expansie’ opent met: ‘De essentiële basis voor elke alternatieve economische strategie moet een politiek van geplande economische groei zijn’. Het milieu werd niet één keer genoemd in de 150 bladzijden. Er was ook kritiek – niet in de laatste plaats van Raymond Williams, wiens werk via SERA (Socialist Environment and Resources Association, Socialistische vereniging voor milieu en hulpbronnen) in de jaren tachtig een heel andere wending nam. Helaas wordt de AES-aanpak nog steeds grotendeels gevolgd wanneer vakbonden zoals UNITE vandaag de dag geconfronteerd worden met ontslagen in de luchtvaart- of autobranche, het beleid van Just transition (Rechtvaardige omschakeling) komt niet aan bod.
Vandaag de dag loopt radicaal links nog steeds achter. Ze heeft nog steeds geen exit-strategie voor fossiele energie die verder gaat dan louter oproepen tot wereldwijde systeemveranderingen. Ze blijft ook een transitie-aanpak schuwen – wat het belangrijkste strategische element is in de ecologische strijd.
Een transitie-aanpak zou erkennen dat het vooruitzicht van wereldwijde systeemveranderingen binnen 10 jaar uiterst onwaarschijnlijk is. De werkelijke strategische uitdaging waar we nu voor staan – die wordt geïmpliceerd door het Special Report van het IPCC van 2018 – is geen mondiale systeemverandering binnen 10 jaar, maar een totale strijd om de elites (hoe weigerachtig die ook zijn) te dwingen de structurele veranderingen door te voeren die nodig zijn om de opwarming van de aarde te stoppen in de 10 jaar die ons nog resten. Het is een strijd die we moeten voeren in het kader van een algemene strijd om een einde te maken aan het kapitalisme en een duurzame ecosocialistische samenleving tot stand te brengen.
Hervormingen zijn niet noodzakelijkerwijs reformistisch. De meest effectieve weg naar revolutionaire veranderingen loopt via de strijd voor deeleisen en overgangseisen – een voorbeeld hiervan is ‘nul koolstof in 2030’. De strijd voor dergelijke eisen leidt zowel tot zelforganisatie als tot ecologisch bewustzijn en kan de strijd naar een hoger en radicaler niveau tillen. Hoe dan ook, als we niet in staat zijn een beweging op te bouwen die het kapitalisme kan dwingen grote veranderingen door te voeren, hoe gaan we dan een beweging opbouwen die in staat is om haar met revolutionaire middelen te onteigenen? We kunnen het kapitalisme niet beëindigen door alleen maar op te roepen om het te beëindigen – hoe vaak we onszelf ook herhalen.
Wij zijn niet tegen revolutionaire veranderingen – integendeel. Maar om de toekomst van de planeet op het spel te zetten met zo’n onwaarschijnlijk scenario als een wereldwijde revolutie binnen 10 jaar is uiterst roekeloos. Er zijn geen tekenen dat er zo’n revolutionaire golf op komst is en er zijn geen voorstellen van de voorstanders van zo’n revolutie. De politiek schuift internationaal nog steeds naar rechts. Sommige kameraden hebben het over sluipend fascisme – er is zeker sprake van sluipend autoritarisme. Trump zou zelfs in november herkozen kunnen worden, wat niet duidt op wereldwijde krachtsverhoudingen ten gunste van een wereldwijde ecosocialistische revolutie.
Derek Wall zegt het heel goed in zijn nieuwe boek Climate Strike:
De uitdaging is dat als het economische systeem, en zelfs het maatschappelijke systeem, moet worden omgevormd om de mensheid en de rest van de natuur te beschermen, dit niet gemakkelijk of snel kan worden bereikt. Klimaatverandering en minder zichtbare bedreigingen voor het milieu vragen om bijna onmiddellijke actie, dus zijn er onmiddellijk interventies nodig. Daarom moet de politiek van de klimaatverandering een schijnbaar tegenstrijdige aanpak hanteren, waarbij direct en onmiddellijk wordt ingegrepen om de uitstoot te vertragen, maar waarbij op een meer fundamentele en op langere termijn wordt gewerkt aan het creëren van een andere manier van leven met alle complexiteiten en instellingen en praktijken die dit vereist. (blz. 2)
Interessant genoeg stelt radicaal links geen sociale revolutie voor als voorwaarde voor andere grote strijdterreinen, dus waarom dan wel met de ecologische strijd? In de vrouwenbeweging bijvoorbeeld voert links (vaak met succes) de strijd voor grote veranderingen hier en nu, terwijl het kapitalisme nog steeds bestaat. Links ziet de strijd voor hervormingen als onderdeel van de algemene strijd tegen het kapitalisme zelf – met inbegrip van de strijd tegen hongerlonen, racisme, homofobie en voor burger- en mensenrechten.
Nooit goed genoeg
Sommigen ter linkerzijde, die oproepen tot een wereldwijde systeemverandering als onmiddellijke oplossing, verzetten zich vervolgens tegen enkele van de belangrijkste eisen voor een radicale verandering in het hier en nu. Zulke veranderingen zijn, zeggen ze, ofwel greenwashing, niet revolutionair genoeg, of hebben een gebrek dat onacceptabel is. We zouden het ‘nevergoodenoughism’ (nooit goed genoegisme) kunnen noemen. Velen van hen zouden zeggen dat ze een transitie-aanpak steunen, maar alleen niet deze specifieke voorstellen, terwijl ze geen eisen stellen om dit te laten zien.
Het wegvervoer, dat verantwoordelijk is voor ongeveer 20 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot, is een goed voorbeeld. Volgens het Europees Milieuagentschap zijn personenauto’s de grootste boosdoener met een enorme uitstoot van 60,7 procent. Zware voertuigen produceren 26,2 procent; lichte bedrijfsvoertuigen 11,9 procent; scheepvaart 13,6 procent; burgerluchtvaart 13,4 procent; en spoorwegen 0,5 procent. De WHO heeft vastgesteld dat de uitstoot van motorvoertuigen het grootste milieurisico voor de gezondheid in de open lucht ter wereld vormt, met 3,7 miljoen doden per jaar. Toch zijn velen in radicaal links gekant tegen elektrificatie [van voertuigen] – een maatregel die een onmiddellijk voordeel zou hebben omdat het een einde maakt aan het gebruik van de interne verbrandingsmotor.
Het besluit van een toenemend aantal regeringen om de verbrandingsmotor (benzine en diesel) binnen 10 tot 40 jaar te verbieden – 15 jaar in het geval van het Verenigd Koninkrijk – betekent in feite het einde van de interne verbrandingsmotor, aangezien de industrie gedwongen is om op de vroegste datum te reageren en niet op de laatste datum, omdat de tijdschaal voor het ombouwen van nieuwe modellen ongeveer 10 jaar is. Autofabrikanten die in samenwerking met de olieproducenten tientallen jaren de elektrificatie tegen hebben gehouden, strijden nu met elkaar om elektrische modellen te introduceren. Links lijkt totaal onverschillig te staan tegenover dit alles. Een artikel over elektrische auto’s vindt je hier.
Velen ter linkerzijde hebben zich ook verzet tegen de milieuheffing in stadscentra. Socialist Resistance ondersteunt de milieuheffing, maar ook lage-emissiezones om het stadsverkeer en de vervuiling te verminderen. Socialist Resistance voert ook campagnes voor toegankelijk, gratis, veilig en betrouwbaar openbaar vervoer dat 24 uur per dag beschikbaar is en dat wordt bemenst door vakbondsleden die goed worden betaald.
Een ander belangrijk NEE op links is de notie van persoonlijke milieuverantwoordelijkheid voor onze eigen koolstof- en ecologische voetafdruk: dat wil zeggen meer aandacht besteden aan wat we eten, met name vlees, de transportmiddelen die we kiezen, de hoeveelheid energie die we verspillen en de hoeveelheid afval die we produceren. Hierop werd aangedrongen in het IPCC-rapport, waarin wordt erkend dat de hoofdverantwoordelijkheid voor een dergelijke verandering weliswaar bij de instellingen en de overheid ligt, maar dat er ook een belangrijke persoonlijke verantwoordelijkheid is – met name in de rijke landen. Persoonlijke verantwoordelijkheid en gedrag is iets dat aanhangers van bijvoorbeeld de vrouwenbevrijdingsbeweging altijd serieus hebben genomen – het persoonlijke is politiek – en ze verwachten gedragsnormen in het persoonlijke leven ook van andere mensen.
Het verzet tegen het stellen van eisen aan regeringen of overheidsinstellingen – zoals de VN of het COP-proces – is een ander kenmerk hiervan, dat onlangs weer naar voren is gekomen in de vorm van het akkoord van Glasgow voorafgaand aan de COP van Glasgow.
Laat de vervuilers betalen voor de oplossing
Voor het afdwingen van grote structurele veranderingen tegen de wil van de elites in zal een massabeweging nodig zijn. Die komt het meest effectief tot stand door eisen met grote gevolgen die massale steun kunnen afdwingen, niet alleen onder milieuactivisten, maar ook onder de bevolking in het algemeen, aangezien deze wordt geraakt door de crisis.
De sleutel daartoe is het veel duurder maken van fossiele brandstoffen dan hernieuwbare energiebronnen met middelen die sociaal rechtvaardig zijn, die de rijkdom van de rijken naar de armen herverdelen, die een grote vermindering van de uitstoot in de beschikbare tijd kunnen bewerkstelligen en die – en dat is cruciaal – in staat zijn om de steun van de bevolking af te dwingen. Dit betekent dat de vervuilers zwaar worden belast om zowel de uitstoot te verminderen als om ervoor te zorgen dat de vervuilers de overgang naar hernieuwbare energie financieren.
Een voorstel dat in dit verband op tafel ligt, is dat van James Hansen voor CO2-heffing en -dividend. Het biedt het kader voor een zeer grote emissiereductie, hier en nu terwijl het kapitalisme bestaat, en op basis van een grote overdracht van rijkdom van de rijken naar de armen (zoals hierboven betoogd) om deze emissiereductie te stimuleren. Zoals hij toegeeft zal het nodig zijn om een noodprogramma voor de productie van hernieuwbare energie op te zetten om tegemoet te komen aan de vraag die zijn stimuleringsprogramma zou creëren. Er zou ook een grootschalig programma voor energiebesparing nodig zijn, een grote vermindering van het gebruik van de interne verbrandingsmotor, de afschaffing van de grootschalige landbouw en een grote vermindering van de vleesconsumptie.
Je zou verwachten dat links een dergelijke belasting zou steunen – aangezien de rijken belast worden – maar dat is niet het geval. De meesten in radicaal links verzetten zich met een moeilijk te begrijpen heftigheid tegen CO2-heffingen. Interessant is dat ze niet pleiten voor afschaffing van de reeds bestaande belasting op bijvoorbeeld benzine en diesel. Dit komt waarschijnlijk omdat ze niet geassocieerd willen worden met wat in feite een rechtse klimaatontkennende agenda is.
Er wordt soms beweerd dat de belastingheffing regressief kan zijn – en dat is inderdaad zo. Maar het is wel zo dat we ons daartegen moeten verzetten. We moeten dergelijke belastingen alleen steunen als ze worden ingevoerd als onderdeel van een algemeen belastingstelsel dat sociaal progressief is en dat de armste mensen compenseert wanneer ze onevenredig zwaar worden getroffen door een bepaalde belasting. Dat is perfect mogelijk; het is een politieke keuze.
Ook hier is een cruciaal politiek punt aan de orde. Dat is dat het terugdringen van de uitstoot op deze manier uiteindelijk de enige progressieve/democratische manier is, omdat het betekent dat een dergelijke belasting kan worden uitgevoerd binnen het kader van een algemeen belastingstelsel dat sterk progressief is. De andere alternatieven, die vaak door links worden aangedragen, zoals productievermindering door middel van een overheidsbesluit of rantsoenering, kunnen inderdaad ernstige gevolgen hebben. Een dergelijke actie zou tot een tegenreactie van de bevolking kunnen leiden in de trant van de gele hesjes, en rantsoenering zou een zwarte markt creëren.
Progressieve CO2-heffingen, die op de juiste manier worden toegepast, kunnen echter de drijvende kracht zijn die de CO2-uitstoot snel kan terugdringen en de deur kan openen naar een bredere verandering. We hoeven hier niet op het voorstel van Hansen in al zijn details in te gaan. Het is goed mogelijk dat er nu of in de toekomst andere vergelijkbare voorstellen naar voren worden gebracht, maar laten we de discussie voeren.
In de meeste landen bestaan al grote CO2-heffingen in de vorm van belastingen op benzine en diesel voor het weggebruik die niet of onvoldoende onderdeel van een progressieve agenda zijn. Het is belangrijk dat links de noodzaak van CO2-heffingen verdedigt en ze presenteert in het kader van een herverdeling van geld van de rijken naar de armen.
Brandstoffen voor de lucht- en scheepvaart zijn echter volledig onbelast, hoewel ze verantwoordelijk zijn voor een groeiend aandeel van de wereldwijde energiegerelateerde CO2-uitstoot (momenteel 4 procent). Deze brandstoffen zijn expliciet uitgesloten van het Kyoto-protocol en zijn niet onderworpen aan de belastingen die op grote schaal worden geheven op brandstoffen voor het wegvervoer. Hieromtrent zijn enkele belangrijke campagnes gevoerd, bijvoorbeeld door Oxfam en het WNF.
Is echte verandering mogelijk?
Het idee dat er niets essentieels kan worden veranderd terwijl het kapitalisme nog steeds bestaat, is niet alleen remmend voor de strijd, maar is ook historisch niet correct.
Het niveau van het bewustzijn van de bevolking over de milieucrisis is de afgelopen jaren veranderd.
Er zijn de afgelopen 50-60 jaar veel belangrijke overwinningen geboekt. Er zijn overwinningen behaald tegen kernenergie, bijvoorbeeld in Duitsland en Japan – ook tegen de uitbreiding van luchthavens. De internationale campagne om de walvissen te redden in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw heeft geleid tot het moratorium op de commerciële walvisjacht van 1986 en heeft de slachtingen die sinds het midden van de negentiende eeuw plaatsvonden, massaal verminderd. Op dit moment zijn Japan, Rusland en een aantal andere landen nog steeds tegen dit moratorium.
Het gat in de ozonlaag is gerepareerd, voorlopig althans, door een vermindering van het gebruik van CFK’s met 80 procent sinds de ondertekening van het Montreal Protocol in 1987. Na een lange campagne is fracking in Groot-Brittannië gestopt. De recente besluiten om een vergoeding te vragen voor plastic zakken kunnen een groot verschil maken op het gebied van plasticvervuiling. Kijk maar naar de impact van Blue Planet II op BBC TV op het debat over plasticvervuiling en biodiversiteit. Zelfs het ontoereikende niveau van hernieuwbare energie dat nu wordt opgewekt, is er alleen maar door tientallen jaren van campagne voeren door milieuactivisten. In feite wordt de kans om fundamentele veranderingen door te voeren gecreëerd in de loop van de strijd voor gedeeltelijke en onmiddellijke verandering.
Voor de verandering
Om de klimaatverandering en de milieuvernietiging een halt toe te roepen, is de breedst mogelijke coalitie van krachten nodig die ooit is opgebouwd. Die moet Naomi Klein’s Blockadia omvatten, waarin ze wat ze noemt ‘de nieuwe klimaatstrijders’ opneemt – degenen in de voorhoede van de strijd tegen de winningsindustrieën in het bijzonder, pijpleidingen, dagbouw en fracking.
Ze moet de verdedigers van de bossen en de zoetwaterbronnen omvatten, alsmede degenen die zich verzetten tegen het afdammen van rivieren die de bestaande ecosystemen vernietigen. De coalitie moet ook de inheemse volkeren omvatten die de ruggengraat vormen van zoveel van deze strijd, samen met de jonge stakers op school, en degenen die hen steunen, die de afgelopen twee jaar zo inspirerend zijn geweest. En ze moet de activisten van Extinction Rebellion omvatten die in dezelfde periode nieuwe energie in de beweging hebben gebracht,
Ze zal ook de meer radicale Groene Partijen moeten omvatten naast de grote NGO’s zoals Friends of the Earth, Greenpeace, het Wereld Natuur Fonds, de Britse vogelbescherming, die de laatste jaren zijn gegroeid en geradicaliseerd naast de nieuwere groeperingen die op het toneel zijn gekomen, zoals Avaaz en 38 Degrees. Deze organisaties zijn geradicaliseerd, vooral in de aanloop naar Parijs, en hebben een indrukwekkend mobilisatievermogen. Een dergelijke beweging moet breder kijken om de vakbeweging te omvatten en ook de inheemse volkeren over de hele wereld, samen met grote sociale bewegingen, zoals La Via Campesina en de Braziliaanse Beweging van Landloze Boeren (MST).
De betrokkenheid van de vakbonden is cruciaal, al blijft het moeilijk in de huidige defensieve periode. Toch is er vooruitgang geboekt via initiatieven als de campagne voor een miljoen groene banen in Groot-Brittannië, die de steun heeft van de meeste grote vakbonden en de vakcentrale TUC, en de ‘just transition’-campagne (dat wil zeggen een sociaal rechtvaardige overgang van fossiele brandstoffen naar groene banen), die op internationaal niveau de steun heeft van de internationale vakbondskoepel ITUC en die de kwestie van de arbeidsbescherming in de loop van de overgang naar hernieuwbare energie aan de orde stelt. Op deze manier wordt de deur geopend voor een grotere betrokkenheid van de vakbonden bij de ecologische strijd.
De echte test zal echter zijn of Blockadia, naarmate de impact van de crisis zich ontvouwt, een veel bredere beweging kan omvatten van de vele miljoenen mensen die geen klimaatactivisten zijn , maar die gedreven worden om zich te verzetten tegen de gevolgen van de millieucrisis op hun leven en hun overlevingskansen. Dit betekent juist eisen stellen, zoals hierboven geschetst, die een snelle vermindering van de uitstoot van broeikasgassen kunnen koppelen aan een overdracht van rijkdom van de rijken naar de armen.
Ondertussen moet de campagnefocus in het komende jaar liggen op COP 26 in Glasgow, die de taak heeft om Parijs om te vormen tot iets dat werkt. We moeten in actie komen om te eisen dat dit ook echt gebeurt, en we moeten ingaan tegen degenen die beweren dat regeringen en internationale instellingen niet onze focus moeten zijn. De COP-conferenties zijn al vele jaren een trefpunt en dit is de belangrijkste conferentie tot nu toe. Het is de taak van ecosocialisten, en zelfs van de bredere beweging, om de volledige uitvoering ervan te eisen en om de beweging op te bouwen en de strijd in het proces vooruit te helpen. Alles minder dan dat zou de beweging haar beste kans om de strijd voort te zetten ontzeggen.
Het model voor het uitdagen van de elites op al deze punten is in overvloed geleverd door Greta Thunburg en de beweging die zij heeft geleid: eisen dat ze handelen om de huidige situatie terug te draaien en hun excuses voor het feit dat ze dat niet hebben gedaan, niet accepteren. Dat is het standpunt dat we volgend jaar in Glasgow moeten innemen – eisen dat ze in actie komen. Terecht wijzen milieuactivisten erop dat regeringen snel grote veranderingen kunnen doorvoeren als ze besluiten dat te doen – bijvoorbeeld een oorlog te voeren. Ze kunnen hun economie binnen enkele maanden veranderen. De covid-crisis zelf heeft ons ook geleerd dat regeringen grote sommen geld kunnen vinden als ze besluiten om dat te doen.
Als het kapitalisme uiteindelijk geconfronteerd wordt met de vernietiging van het vermogen van de planeet om het menselijk leven in stand te houden en met toenemende milieurampen in rijke delen van de wereld, zullen ze eindelijk in actie komen om dit op te lossen. Het probleem is dat ze het zullen laten liggen totdat het te laat is om de massale vernietiging te voorkomen; en ze zullen het uitvoeren met dictatoriale middelen en ten koste van de meest verarmde mensen op de planeet. De strijd om de planeet te redden kan daarom nauwkeuriger worden gedefinieerd als een strijd om de planeet te redden op een manier die democratisch, sociaal progressief en ecologisch duurzaam is.
Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.