Wekelijks zien we nieuwsartikelen waarin de individuele consument de schuld krijgt van de verwoesting van ecologie en verstoring van het klimaat: we douchen te lang, we kopen allerlei onnodige producten en we krijgen te veel kinderen, met dramatische klimatologische en ecologische catastrofes tot gevolg. Maar klopt dat wel?
Media, politici, maar ook sommige activisten beweren geregeld dat slechts een drastische verandering in consumptiegedrag de oplossing is voor de barre staat van het klimaat. Volgens hen kunnen individuen op allerlei wijzen hun steentje bijdragen aan een betere wereld. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de installatie van zonnepanelen en een meer minimalistische levensstijl.
Dit zijn voornemens die onder de noemer ‘ethisch consumentisme’ vallen. Volgens het principe van ethisch consumentisme zijn individuele keuzes op de markt van allesbepalend belang. Maakt de consument en masse ethische keuzes, dan zullen de wetten van vraag en aanbod in werking treden, waardoor bedrijven die onethische producten aanbieden hun winstgevendheid verliezen en langzaamaan verdwijnen.
De consument bestaat niet
Voorstanders van ethisch consumentisme stellen de ‘consumenten’ voor als een homogene groep. Maar de verschillen tussen consumenten op basis van onder meer klasse, vermogen en CO2-voetafdruk zijn gigantisch. Een studie van Oxfam uit 2016 toont bijvoorbeeld aan dat ‘s werelds rijkste 1 procent een ecologische voetafdruk heeft die liefst 175 keer zo groot is als die van de armste 10 procent op aarde.
Die flinterdunne rijke toplaag stoot niet alleen meer uit, maar heeft bovendien controle over de productieprocessen. De rijkste 0,01 procent bezit het leeuwendeel van de bedrijfsaandelen en bepaalt zodoende hoe productiemiddelen worden aangewend. Juist in het productieproces vinden de eerste, meest ingrijpende interacties tussen mens en natuur plaats. De hoeveelheid broeikasgassen die bij productieprocessen vrijkomen is onnoemelijk veel groter vergeleken met de uitstoot van individuele consumenten, zo zijn slechts 100 bedrijven verantwoordelijk voor maar liefst 71 procent van alle CO2-uitstoot.
Private productieprocessen
In de huidige kapitalistische samenleving heeft het overgrote deel van de wereld dus geen enkele inbreng op de productiewijze. Een massale overstap naar een plantaardig dieet zou bijvoorbeeld niet opeens resulteren in de duurzame verbouwing van gewassen. Plantaardig of niet, kapitalisten zien voedsel als een waar dat verbouwd wordt voor winst, niet om mensen te voorzien in behoeften.
Corporaties maximaliseren die winsten door de toepassing van allerlei chemische landbouwtechnieken, zoals het gebruik van kunstmest en onkruidverdelgers, met alle ecologische gevolgen van dien. Daarbij wordt voedsel aangeboden op de wereldmarkt en is de productie van allerlei voedingsartikelen internationaal georganiseerd, wat resulteert in veel meer transport dan nodig is.
De relatie tussen kapitalisme en natuur is dus inherent vijandelijk: de natuur wordt als economische kans gezien, waarop de kapitalist parasiteert voor winst. Daarnaast leidt onderlinge concurrentie vaak tot schaalvergroting om goedkoper te kunnen produceren. De onuitputtelijke zucht naar meer bewerkbare grond gaat in de regel ten koste van natuur en inheemse bevolkingen, zoals nu het geval is in het Amazonegebied.
De tendens tot schaalvergroting leidt logischerwijs tot overproductie en dus tot verspilling. Er worden miljoenen kilo’s te veel voedsel geproduceerd, simpelweg doordat er wordt ingezet op winstmaximalisatie en niet wordt gekeken naar behoefte. Mensen sterven niet aan de honger doordat er te weinig eten is, maar omdat ze het niet kunnen betalen en omdat producenten voedsel liever vernietigen dan weggeven. Terwijl vele miljoenen mensen in armoede leven wordt er wereldwijd voldoende voedsel geproduceerd om minimaal 10 miljard mensen mee te voeden.
Marktmanipulatie
Een ander manco van het ethisch consumentisme is dat het veronderstelt dat consumenten over volledige productinformatie beschikken, terwijl de ongelijkmatigheid in productkennis tussen klant en producent in werkelijkheid juist gigantisch is. Grote corporaties verspillen miljarden aan misleidende marketing, waarmee zij grote invloed uitoefenen op de consument en zijn keuzes. Bedrijven kunnen met hun schier onuitputtelijke geldreserves bovendien vraag creëren voor producten die eerder niet bestond.
Daarnaast versmallen monopolies de keuze op de markt op allerlei wijzen. In achterkamers verzetten delen van de industrie zich met hand en tand tegen zaken als openbaar vervoer en duurzamer beleid. Zo hebben ExxonMobil, Shell, Chevron, BP en Total sinds het klimaatakkoord van Parijs in 2015 al ruim een miljard euro uitgegeven aan lobbycampagnes tegen klimaatmaatregelen. Dit vuile samenspel tussen grootbedrijf en regeringen maakt het voor het individu onmogelijk om werkelijk duurzame keuzes te maken: de klant is aangewezen op het aanbod dat de kapitalist verstrekt.
Armen de dupe
In een land als Nederland vereenzelvigt de regering zich met het ethische consumentisme, precies omdat dt de aandacht afleidt van de werkelijke problemen. Zij hanteert allerlei subsidies en belastingkortingen die ‘goed’ consumentengedrag moeten stimuleren. In de praktijk komt dit bijvoorbeeld neer op voordelen bij aanschaf van een elektrische lease auto. Zulke voordelen voor ‘verduurzaming’ sluiten armere mensen uit: zij kunnen zich überhaupt geen elektrische auto’s veroorloven, subsidies of niet. Tegelijkertijd worden de armsten wel disproportioneel zwaar getroffen door de hogere energierekening die het gevolg is van gebrekkig klimaatbeleid, zo bleek uit een rapport van onderzoeksbureau CE Delft en de UvA.
Geen wonder dus dat het huidige klimaatbeleid bij velen woede en cynisme opwekt. Deze onvrede wordt wat graag aangegrepen door extreemrechtse partijen, die grote groepen gefrustreerde mensen weten te mobiliseren met hun klimaatontkenningsretoriek. Datzelfde cynisme wordt verder in de hand gewerkt door het idee dat ‘wij’ niet alleen verkeerd consumeren, maar ook ‘te veel’. Zo’n boodschap stuit minima en mensen met een laag inkomen logischerwijs tegen de borst.
Ethisch consumentisme komt het grootbedrijf daarom maar wat goed uit. Terwijl individuen elkaar de maat nemen en zich blindstaren op eigen consumptiepatronen, gaan bedrijven vrolijk verder met hun verwoestende praktijken. De verantwoordelijkheid leggen ze neer bij de klant. Zo stelde Shell-topman Ben van Beurden in 2016: ‘Uiteindelijk gaat het er in onze sector om dat wij het aanbod aanleveren wat uiteindelijk de samenleving vraagt aan ons. Ik pomp alles op wat ik kan oppompen om de vraag te vervullen.’
Potentieel van klimaatstrijd
Om de bovengenoemde redenen is ethisch consumentisme geen geschikt strijdmiddel tegen klimaatverandering. De aanpak van klimaatverandering kan alleen effectief gebeuren als we collectief inzien dat kapitalisme de wortel van ecologische en klimatologische rampspoed is. Met schijnoplossingen binnen de kaders van dit systeem lossen we niks op.
Niettemin komt ethisch consumentisme vaak voort uit een goed sentiment, namelijk uit de overtuiging dat onze huidige manier van produceren onhoudbaar is. Maar als ethisch consumentisme een doodlopende weg is, wat is dan het alternatief? Het hoopgevende van het thema klimaat is het dynamische, verbindende potentieel ervan. Uitbuiting, imperialisme, racisme, seksisme en andere vormen van onderdrukking zijn onlosmakelijk verbonden met klimaatverandering. De strijd voor klimaatrechtvaardigheid heeft daarom het potentieel om verschillende strijdbewegingen te verbinden.
Het is dus belangrijk om radicale eisen te stellen waarachter wij ons collectief kunnen scharen. De arbeidersklasse speelt in de klimaatstrijd een sleutelrol. Werkenden maken de winsten van kapitalisten mogelijk en worden uitgebuit op boorplatformen, in distributiecentra en pompstations. Maar daarom hebben we ook de collectieve macht om dit systeem tot stilstand te brengen, juist daarom zijn klimaatstakingen de weg vooruit.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.