De levende legende Bob Dylan, die in de jaren ’60 vooral bekend stond als protestzanger, veranderde in de jaren ’70 van muzikale thema’s en stijl. Met een bont, kermisachtig gezelschap van muzikanten trad hij op tijdens de Rolling Thunder Revue-tour. Niemand minder dan Martin Scorsese maakte een verrassende documentaire van die tour.

Bob Dylan begon zijn carrière als folkzanger en bracht zijn eerste albums uit tijdens de folkrevival van de vroege jaren ’60. Door politieke klassiekers als Blowin’ in the wind, Masters of War en A Hard Rain’s A-Gonna Fall en later The times they are a-changin’ manifesteerde hij zich als ’s werelds beste liedjesschrijver en bekendste protestzanger. Tegen zijn zin in vertegenwoordigde Dylan de jongerengeneratie die massaal de straat op ging tegen de Vietnamoorlog en voor gelijke rechten voor zwarte Amerikanen.

Veel fans die zich vooral aangesproken voelen tot het politieke sentiment in Dylans nummers, zijn afgeknapt op Dylans werk in de jaren ’70. Hoewel dat muzikaal op hetzelfde niveau ligt, veranderde het qua thematiek en symboliek behoorlijk en het leek zelfs deels absurdistisch en nietszeggend te zijn geworden.

Bijzondere muzikanten

In 1975-76 speelde Dylan als Rolling Thunder Revue in kleine zalen: een circusachtige tour met uren durende shows vol kunst en poëzie. Van deze experimentele tour (met o.a. Joan Baez, dichter Allen Ginsberg en andere gastmuzikanten en kunstenaars) maakte Scorsese een documentaire.

De documentaire is samengesteld uit interviews in het heden met betrokken muzikanten en Dylan zelf, backstagebeelden en optredens tijdens de tour, en filmmateriaal van Dylans eigen (geflopte) speelfilm Renaldo and Clara (uit 1978) die hij tijdens de revue opnam.

Zelfs als de stijl van Dylan in deze periode je minder aanspreekt, is deze documentaire toch een aanrader omdat Scorsese het beeldmateriaal samenbrengt tot een sfeervolle, intieme maar ook feestelijk speelse documentaire.

Het intieme gevoel dat de Revue-tour toentertijd moet hebben gegeven, zie je terug in de documentaire: Dylan en co spelen vooral op kleine podia bekleed met perzische tapijten en de beelden in de docu zijn op een intieme manier gefilmd. Ingezoomd op Dylans geschminkte gezicht zien we iedere oneffenheid van zijn gezicht en gebit en kijken we diep in zijn zwartomrande, helderblauwe ogen. We zien de zweetdruppels over zijn gezicht naar beneden sijpelen terwijl hij politieke nummers als The Lonesome Death of Hattie Carroll en A Hard Rain’s A-Gonna Fall ter gehore brengt.

Daarnaast ligt de kracht van de revue én de documentaire in het samenzijn van interessante artiesten en kunstenaars. Het is bijzonder dat we kunnen meeleven met Dylan die achter de schermen jamt met muzikanten als Patti Smith, Joni Mitchell en Ramblin’ Jack Elliott en kunnen zien hoe deze artiesten samen het kunstzinnige experiment van de revue beleven.

Politieke verrassingen

De allermooiste delen van de docu zijn wat mij betreft toch de twee maatschappelijke onderwerpen waar aandacht aan wordt besteed.

Zo treedt Dylan op in het Tuscarora Reservaat voor de oorspronkelijke bewoners en speelt hij The Ballad of Ira Hayes (oorspronkelijk door Peter LaFarge) over de Pima stam: “Down their ditches for a thousand years the sparkling water rushed / Till the white man stole their water rights and the running water hushed / Now Ira’s folks were hungry, and their farms grew crops of weeds / But when war came, he volunteered and forgot the white man’s greed.”

Dylan schreef tijdens de Rolling Thunder Revue ook het beroemde nummer Hurricane over de racistische moordaantijging tegen de zwarte bokser Rubin ‘Hurricane’ Carter, die twintig jaar vast zat voor een moord waarvoor hij uiteindelijk zou worden vrijgesproken. “Now all the criminals in their coats and their ties / Are free to drink martinis and watch the sun rise / While Rubin sits like Buddha in a ten-foot cell / An innocent man in a living hell.”

Behalve een prachtige Revue-versie van Hurricane zien we Dylan Carter bezoeken in de gevangenis. Tussendoor vertelt Carter zelf over zijn ontmoetingen met Dylan en zien we Dylan het nummer pitchen bij zijn platenmaatschappij.

Feit en fictie: ‘a Bob Dylan story’

Op minder serieuze wijze wordt er door Dylan en Scorsese gespeeld met feit en fictie. Lang niet alles wat in de ‘documentaire’ wordt gepresenteerd als waargebeurd, berust ook daadwerkelijk op feiten. Zo worden er verschillende mensen geïnterviewd die nooit betrokken waren bij de tour. Actrice Sharon Stone vertelt overtuigend hoe ze als 19-jarige vrouw naar een Revue-optreden ging, in gesprek raakte met Dylan en daarna meeging op tour en de blouses van Joan Baez mocht strijken. Dit is nooit echt gebeurd.

Verder zien en horen we Dylan vrij weinig, behalve als hij muziek maakt op het podium of backstage. De docu geeft daarmee nauwelijks antwoord op wie Dylan in 1975 precies was of wat er in hem omging tijdens de Revue-periode. Doordat Scorsese speelt met de eeuwige mystiek rondom Dylan, voelt het alsof je in een van Dylans mindfucks zit. Alsof Dylan wil zeggen dat je hem toch nooit werkelijk zult kennen. Deze docu is daarmee wat mij betreft een passend eerbetoon aan de briljante, ongrijpbare legende die Bob Dylan altijd zal zijn.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.