Een politieke geschiedenis van het anti-vluchtelingenbeleid
Nu het coronavirus zijn intrede doet in Griekse vluchtelingenkampen blijkt opnieuw het onmenselijke karakter van de deal tussen de EU en Turkije die vier jaar geleden werd afgesloten. Wie Niemand wil ze hebben van Linda Polman leest, begrijpt dat die deal een voortzetting is van decennia Europees anti-vluchtelingenbeleid.
Linda Polman neemt 1938 als vertrekpunt voor haar magnifieke boek waarin ze illustreert hoe Europa niet-Europeanen altijd al actief ‘buiten de deur’ probeerde te houden. De Evian Conferentie van dat jaar vormde de eerste officiële vluchtelingentop als reactie op Joodse Duitsers die de nazi’s ontvluchtten. Maar de notulen van de conferentie hadden volgens Polman ‘net zo goed tachtig jaar na dato, nu dus, geschreven kunnen zijn’. Het kwam neer op: geen vluchtelingen in mijn achtertuin.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, de UNHCR, in het leven geroepen. In het boek wordt duidelijk hoe die instantie zich door de decennia als een kameleon aanpast aan de wensen van haar broodheren. Die broodheren geven op hun beurt van meet af aan de vluchtelingenhulporganisatie structureel te weinig geld. Naar mijn mening klinkt in Niemand wil ze hebben tussen de regels teveel vertrouwen door in instanties zoals UNHCR.
Maar Polman is wel scherp over hoe deze tandeloze tijger voortdurend meebuigt met de politiek van de donorlanden. Die politiek komt erop neer dat de UNHCR net doet alsof ‘vluchtelingen geen politiek, maar een humanitair probleem zijn,’ constateert Polman.
Politiek gestuurd
Polman legt uit hoe keer op keer de context van een ‘vluchtelingenprobleem’ juist veel complexer en meer politiek gestuurd is dan in de media of door VN-instanties wordt voorgespiegeld. In aparte casussen bespreekt Polman de diverse vluchtelingensituaties, zoals die van de Rohingya die al in 1978 voor de eerste keer Bangladesh werden uitgezet, terwijl de UNHCR zich hierover naar de Bengaalse leiders niet uitsprak.
In het derde deel van het boek, ‘De Europese Unie in de jaren negentig’, beschrijft Polman hoe Europa zich na de Koude Oorlog presenteerde als verdediger van de mensenrechten. Het beleid was echter (toen al!) erg gericht op opvang van vluchtelingen in de regio. Er lag daarbij een sterke focus op het terugsturen van vluchtelingen. In het verlengde daarvan werden er ‘veilige enclaves’ gecreëerd met VN-soldaten die op geen enkele wijze konden bijdragen aan de veiligheid van de gevluchte mensen. Ondertussen speelden ‘Europese landen een rol in de oorlogen en de armoede waaraan mensen ontvluchtten, om over milieuvervuiling door “onze” bedrijven en klimaatverandering niet eens te spreken’.
In de afgelopen twintig jaar is de gewoonte om steeds meer migratiedeals te sluiten. De EU besteedt miljarden euro’s aan het uitbesteden van grenscontroles en om vluchtelingen in Afrika te houden. Dit is een ‘war against migration’ aldus Polman, die deze politiek uit de doeken doet in het vierde en laatste deel van Niemand wil ze hebben. Het kan Europese landen daarbij niet zoveel schelen wat – vaak repressieve – regimes met dat geld doen.
NGO’S en vluchtelingenopvang
Zeer interessant is ook de rol van ngo’s in vluchtelingenopvang. Vaak zijn hulporganisaties bij uitstek verworden tot middelen waarmee de EU of de VS – of de lokale heersers – de sociale situatie naar hun hand weten te zetten. Polman legt haarfijn uit hoe de Syrische dictator Assad in 2013 aanvoelde dat het Westen toch niet ging ingrijpen toen hij chemische wapens inzette tegen de eigen bevolking. Hij gebruikte westerse hulporganisaties door te bepalen waar ze wel en niet hun werk konden doen en wist zo de Syrische revolutie te verzwakken. Een ander machtig wapen in handen van lokale heersers is de voedseldistributie die aangeboden wordt door het Wereldvoedselprogramma (WFP), het broertje van de UNHCR. Zo ook in Assads Syrië.
Honger en voedselvoorziening vormen overigens een thema dat links dezer dagen heel serieus zou moeten nemen. Want wat te denken van de honger die corona-lockdowns voor arme mensen met zich meebrengen? Of voor klimaatvluchtelingen? Links zal daar antwoorden op moeten gaan formuleren, zodat regeringen niet kunnen bepalen wie in noodsituaties wel en niet te eten krijgt.
Racisme
Polman eindigt het boek met haar verbazing over het feit dat de EU de ‘vluchtelingencrisis’ in 2015 van heinde en ver had kunnen zien aankomen, maar dus nul voorbereiding had getroffen. Het valt op dat de eerste hulp aan vluchtelingen op Lesbos, waar Polman in september dat jaar zelf ging kijken, door gewone mensen en niet door officiële instanties werd geboden.
Wat ontbreekt aan het boek is de diepere reden van het Europese antivluchtelingbeleid. De EU wil een zondebok kunnen aanwijzen als het economisch slechter gaat. Regeringen kiezen – ook in de anderhalvemeter-samenleving – voor het redden van het bedrijfsleven en leggen de rekening bij de werkende bevolking. Racisme richting vluchtelingen is dan een handige afleidingsmanoeuvre.
Toch is Niemand wil ze hebben een absolute must read voor iedereen die nog vertrouwen had in een pax europaea en de goede wil van instituties als de EU. Elke activist moet dit boek gewoon in de boekenkast hebben staan. Naar verluidt werkt Polman met Griekenlandcorrespondent Ingeborg Beugel aan een documentairereeks over vluchtelingen. Als die serie van dezelfde hoogstaande kwaliteit is als Niemand wil ze hebben kan ik niet wachten totdat ze op de beeldbuis komt.
Linda Polman, Niemand wil ze hebben. Europa en zijn vluchtelingen, Jurgen Maas 2019, 279 pagina’s, 22,50€.