De verkiezingen zijn voorbij, de stemmen geteld en de zetels verdeeld. Langs Vlaamse kant zijn er drie overduidelijke winnaars: Vlaams Belang, Vooruit en PVDA. Verliezers zijn OpenVLD en Groen, terwijl N-VA en CD&V een relatieve status quo laten optekenen. Dat is wat de cijfers zeggen, in vergelijking met de uitslag van de vorige verkiezingen. In de perceptie klinkt het echter heel anders. Daar wordt de N-VA genoemd als grote winnaar. Hoe kunnen we met een blik vanuit Vlaanderen deze uitslag, zowel als de perceptie ervan, bekijken? Welke conclusies kunnen eruit getrokken worden?

Paradoxen

Ten opzichte van de verkiezingsuitslag van 2019 doen er zich enkele paradoxen voor. Federaal is het zo dat de uittredende ‘Vivaldi’-coalitie weliswaar fors stemmen verliest, maar in zetelaantal toch een krappe meerderheid behoudt. Zo kon de Vivaldi-regering rekenen op 92 van de 150 zetels in de federale Kamer van volksvertegenwoordigers, waarvan ze er nu 76 zou overhouden. Nipt 1 meer dan de helft, dus. Daartegenover wordt de rechtse regeringscoalitie in Vlaanderen volkomen afgestraft. Zo steunde ze na 2019 op 70 van de 124 zetels in het Vlaams parlement, waarvan ze er vandaag slechts 56 overhoudt. Veel te weinig voor een meerderheid, waarvoor ze minstens 63 zetels nodig zou hebben.

Peilingen

Hoewel het zo is dat alle Vlaamse regeringspartijen verliezen wordt de N-VA desondanks toch bij de winnaars gerekend. De reden daarvoor heeft te maken met twee fenomenen (die met elkaar verbonden zijn). Een vloed aan peilingen, gestart twee jaar voor de verkiezingen zelf, leek aan te wijzen dat er een extreemrechtse tsunami op komst was, die van Vlaams Belang niet alleen de grootste partij zou maken, maar hen ook zou kronen tot initiatiefnemer voor de vorming van een nieuwe Vlaamse regeringscoalitie. Deze vloed aan peilingen joeg zo goed als alle partijen het hoofd op hol. Een groot deel van de kiescampagne werd dan ook gevoerd op basis van het vermeende ‘resultaat’ van deze peilingen. Eigenlijk is het zo dat deze peilingen de politieke agenda sinds twee jaar aansturen. Wat eigenlijk aberrant is.

Yeşilgöz

In het kader van die door peilingen opgefokte sfeer deed N-VA-voorzitter Bart De Wever er bij het begin van de campagne nog een schep bovenop. “Als, zo dreigde hij, er na de verkiezingen weer een federale regering wordt gevormd zonder meerderheid langs Vlaamse kant, dan sta ik niet in voor de gevolgen in de Vlaamse deelstaat.” Met deze codetaal leek hij de deur open te zetten voor een deelname van Vlaams Belang aan de Vlaamse regering. Bij de andere Vlaamse partijen werd schamper opgemerkt dat Bart De Wever nu hetzelfde aan het doen was als Dilan Yeşilgöz, de voorzitster van de Nederlandse liberale VVD, die eigenhandig de regeringsdeur opende voor de extreemrechtse PVV en die daarmee groot hielp maken.  Pas vrij laat in de campagne maakte De Wever duidelijk dat hij dan toch geen coalitie zou sluiten met Vlaams Belang.  Dat deed hij niet uit zuivere overtuiging, maar wel om ervoor te zorgen dat zijn partij (iets) groter zou blijven dan Vlaams Belang. Waar hij dus nipt in gelukt is. Wat voldoende bleek om – in de perceptie!  – zichzelf te kronen tot grote overwinnaar.

Ruk naar rechts?

Diezelfde perceptie maakt dat de verkiezingsuitslagen van 2024 breed geïnterpreteerd worden als een grote ‘ruk naar rechts’.  Helemaal fout is dat niet, vooral dankzij de forse groei van Vlaams Belang (+4,17%) in Vlaanderen en de grote verkiezingswinst van de rechts-conservatieve Franstalige partijen MR en Les Engagés, gekoppeld aan het verlies in Wallonië van Ecolo, PS én PTB. Tegelijk dient deze ‘ruk’ toch genuanceerd te worden. Al bij al is het zo dat de progressieve(re) partijen – Groen, Vooruit en PVDA – er in Vlaanderen samen… op vooruit gaan, van 25,57% in 2019 naar 29,36% vandaag. We moeten al teruggaan naar het Interbellum om zulke cijfers voor de Vlaamse linkerzijde te kunnen terugvinden.

Deelstaten?

Hoe dan ook zorgen de werkelijke cijfers ervoor dat de vorming van coalities er – ondanks de percepties – niet noodzakelijk makkelijker door wordt. In Bart De Wevers gedroomde scenario worden er eerst coalities gesmeed in de ‘deelstaten’, die dan (idealiter) moeten worden samengevoegd in een federaal ‘minikabinet’, als afspiegeling van de regionale regeringen. Helaas voor mijnheer De Wever kent de Belgische staat geen echte ‘deelstaten’, maar wel gewesten en gemeenschappen. Het mag dan al zo zijn dat het Vlaams Gewest een hele tijd geleden reeds unilateraal samengevoegd werd met de Vlaamse Gemeenschap, hetzelfde kan niet gezegd worden van de Franstalige Gemeenschap (eigenhandig wel hernoemd tot Fédération Wallonie-Bruxelles). Zowel op het niveau van het Waalse Gewest als op dat van de Fédération Wallonie-Bruxelles, zullen er vermoedelijk snel en makkelijk coalities gevormd worden door het duo MR-Les Engagés (waarbij de personen die minister worden waarschijnlijk een zogenaamd ‘dubbele pet’ zullen dragen).

Brusselse troebelen

Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest lijkt dit echter veel minder makkelijk. Daar behaalde Groen – tegen alle trends in! – een merkwaardige overwinning (+2,21%) in de Nederlandse taalgroep, net als de Vooruit-scheurlijst Team Fouad Ahidar (16,47%) en de PVDA (+2,72%). In de Brusselse Franse taalgroep wist de PS dan weer de meubelen te redden met een bescheiden vooruitgang (+0,2%), terwijl de PTB er dan weer fors op vooruitging (+7,45%).

PS in de oppositie?

De stabiele uitslag van de Brusselse PS zorgt overigens binnen die partij ook voor de nodige strubbelingen. Daar waar PS-voorzitter Paul Magnette de dag na de verkiezingen aankondigde dat zijn partijbureau “unaniem besloten heeft op alle niveaus in de oppositie te gaan”, werd dit bepaald niet beaamd door de Brusselse partijleiding. Als Bart De Wever het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zou beschouwen als een volwaardige ‘deelstaat’ , dan zal hij nog wel een tijdje kunnen wachten op de vorming van een regeringscoalitie in die ‘deelstaat’. Bijgevolg zal het door hem beoogde federale ‘minikabinet’ als afspiegeling ook nog wel wat onder de theemuts gestoken moeten worden.

Vlaamse dillema’s

Zoals gezegd werd de uittredende rechtse regeringscoalitie in Vlaanderen volkomen afgestraft.  Vermits het Vlaams Belang opgesloten blijft in een – misschien niet formeel, maar in elk geval praktisch nog steeds bestaand – ‘cordon  sanitaire’, is er enkel een meerderheid mogelijk indien N-VA, cd&v en Vooruit de handen in elkaar slaan. Een andere mogelijkheid bestaat alleen als het volledig tegen de grond gesmakte OpenVLD (-4,81%) én het verliezende Groen (-2,82%) zouden besluiten tot machtsdeelname, wat zo goed als uitgesloten is. Simpel wordt het nochtans niet voor de drie tot elkaar veroordeelden…

Grote Vlaamse problemen

Het uitgesproken rechtse beleid van de uittredende Vlaamse coalitie kan immers niet zomaar voortgezet worden.  Daarvoor zijn de problemen in de ondergefinancierde kinderopvang, in het met kwaliteit en lerarentekort kampende onderwijs, bij de door vergrijzing sterk stijgende zorgbehoeften en bij het kapotbespaarde openbaar vervoer veel te groot. Bovendien heeft Vooruit tijdens de verkiezingscampagne een “absoluut breekpunt” op tafel gelegd met haar eis tot invoering van ‘gratis maaltijden op school’. Iets waar cd&v en N-VA helemaal niet warm voor lopen.

Vooruit?

Vooruit wil haar huid echter duur verkopen. Het feit dat de PS zichzelf (al dan niet voorlopig) zowel Waals, Brussels als federaal buiten spel heeft gezet, zal die neiging bij Vooruit tot het opdrijven van de prijs nog groter maken. Temeer omdat Vooruit toch tot op zekere hoogte rekening moet houden met de meningen van ‘bevriende organisaties’, zoals het socialistisch ziekenfonds en de socialistische vakbond. Zomaar zonder meer een Vlaamse regering vormen om daarna mee te stappen in een federaal ‘minikabinet’, om daarmee dan een zwaar saneringsbeleid – opgelegd door de Europese Unie – te helpen uitvoeren, lijkt niet voor de hand liggend.

Toch mag en moet gevreesd worden dat Vooruit uiteindelijk zal kiezen voor de bij sociaaldemocraten klassieke ‘politiek van het minste kwaad’. Onder het mom dat het ‘zonder ons nog erger zal zijn’, zijn sociaaldemocraten veelal bereid om verregaande ‘toegevingen’ te doen ‘om erger te voorkomen’.

Een les uit Antwerpen

Hierbij loont het de moeite om terug te blikken naar een episode van zes jaar geleden. In 2018 waren er gemeenteraadsverkiezingen. In Antwerpen leed de uittredende (rechtse) coalitie van N-VA, OpenVLD en cd&v een grote nederlaag en verloor haar meerderheid. Om zijn burgemeesterschap te redden, moest Bart De Wever een nieuwe coalitiepartner zoeken. Na een weigering door Groen, verkoos hij de (toen sterk verliezende) sociaaldemocraten. Bij de toenmalige sp.a (nu Vooruit) leidde dit tot stevige discussies. Aan de ene kant stond het partijapparaat, dat beweerde dankzij deelname aan de coalitie (en via haar uitgebreide netwerk) te kunnen instaan voor de belangen van het sociale middenveld. Daar tegenover stonden de militanten, niet in het minst diegenen onder hen met een syndicale achtergrond. Zij zagen de kans schoon om eindelijk af te rekenen met de schijnbaar almachtige ‘Keizer van het Schoon Verdiep’. Het partijapparaat bleek echter beter gemobiliseerd te hebben voor een ledenvergadering, waar 56% van de aanwezigen zich akkoord verklaarde met de intrede in de coalitie onder leiding van burgemeester Bart De Wever. Volgens toenmalig boegbeeld Yasmine Kherbache “zit je niet per sé aan tafel met gelijkgezinden. Het is niet of links, of rechts. Het kan beide zijn. Zo zorgen we ervoor dat het beleid evenwichtiger wordt. Dat is onze socialistische plicht.”  Na zes jaar ging de vervulling van deze ‘plicht’ grotendeels op in rook. De ene schepen (Tom Meeus) vertrok met slaande deuren, de andere (Jinnih Beels) moest alsnog haar ambitie laten varen om lijsttrekster te worden bij de komende gemeenteraadsverkiezingen. Vandaag dringt zich de vraag op of Vooruit deze ervaring wel zal willen herhalen, op Vlaams dan wel federaal niveau.

Vakbonden

De vraag naar de houding van Vooruit tegenover de hernieuwde sirenenzang van Bart De Wever is niet alleen belangrijk voor de partij zelf. Aan de vooravond van de huidige verkiezingen sprak de socialistische vakbond ABVV zich herhaaldelijk uit tegen het door de Europese Unie opgelegde besparingsparcours. Vandaag zal dit besparingsparcours echter het alfa en omega uitmaken van eender welke coalitie op eender welk niveau. De bekendmaking door PS-voorzitter Paul Magnette dat zijn partij ‘op alle niveaus kiest voor de oppositie’ betekent meteen ook dat de handremmen voor een groot stuk kunnen losgelaten worden door de vakbondsleiding van het FGTB. Als de PS niet terugkomt op dit standpunt, dan hoeft deze vakbond zich de facto niet te keren tegen ‘bevriende ministers’ en kan ze volop in verzet gaan tegen de besparingspolitiek. Alleen, als Vooruit daarentegen wel zou intreden in de Vlaamse en daarna ook in de federale regering, dan zal dit problematisch worden voor de Vlaamse vleugel van de ABVV-leiding. Daarom zou het zeker geen slechte zaak zijn, mocht er nu al stevig verzet losbreken tegen dergelijke machtsdeelname. Mocht zulk verzet er komen en mocht dit ook succesvol zijn, dan keren we terug naar de jaren 1980. Het FGTB/ABVV had toen de handen vrij om zich voluit te keren tegen de toenmalige rechtse regering Martens-Gol-Verhoftadt. Of dit scenario zich opnieuw zal voordoen, blijft voorlopig wel in het ongewisse – zolang Vooruit geen duidelijke kleur bekend heeft. Overigens zal de houding tegenover de federale en regionale regeringen voor de christelijke vakbond ACV /CSC sowieso ook een heikele zaak worden, vermits hun politieke vrienden zich op alle niveaus wel in de regeringscoalities zullen bevinden.  Zal langs die kant het scenario van de jaren 1980 zich ook herhalen? Of wordt er daarentegen ingezet op frontvorming met het socialistische ABVV/FGTB?  Of komt het tot verscheurende meningsverschillen binnenin het ACV/CSC?

PVDA

Terwijl de PVDA er in Wallonië op achteruit gaat, is het tegendeel het geval in Brussel en Vlaanderen. De verklaring van Paul Magnette (om ‘op geen enkel niveau’ deel te nemen aan een coalitie) zal bij de PVDA dan ook gniffelend onthaald zijn. Om te beginnen verweet de PS haar linkse concurrent heel de campagne door dat het ging om een partij die ‘geen verantwoordelijkheid durft nemen’. Vandaag is het precies de PS die… zulke verantwoordelijkheid afwijst. Tegelijk verlost dit de PVDA in een klap ook van de risico’s die verbonden zijn aan eventuele coalitiegesprekken. Zij hoeft zich nu geen zorgen te maken over de gebeurlijke toegevingen, die ze bij zulke gesprekken ongetwijfeld zou moeten doen.

Daarnaast openen de details van de kiesuitslag voor de PVDA potentieel weer andere deuren. Zo behaalde de partij een meer dan behoorlijk resultaat in nogal wat Vlaamse steden, zoals Genk, Ronse, Vilvoorde,  Machelen, Mechelen en Antwerpen. In die laatste stad is de PVDA zelfs de tweede partij geworden, terwijl ze in Vilvoorde en Machelen zelfs de allergrootste wordt.  Ook in tal van kleinere gemeenten doet de PVDA het goed. Als die resultaten weerspiegeld worden bij de komende gemeenteraadsverkiezingen, zal de partij er een aanzienlijk aantal gemeenteraadsleden bij krijgen en – wie weet? – misschien zelfs enkele burgemeesters en schepenen.

Vlaams Belang

Al deze bespiegelingen mogen ons niet doen vergeten dat de allergrootste winnaar van de verkiezingen wel degelijk het extreemrechtse Vlaams Belang is. Zowat overal gaat de partij er fors op vooruit. Het feit dat het VB nergens deel zal kunnen nemen aan de macht, is daarbij maar een schrale troost. Eerder werd al vastgesteld dat alle (!) Vlaamse partijen inhoudelijk zijn opgeschoven naar rechts. Volgens Pascal Debruyne – onderzoeker, auteur en opiniemaker over diversiteit, asiel, migratie en integratie – is dat een gevolg van wat hij omschrijft als ‘welvaartchauvinisme’: “een logica van ongelijkheid wordt langs etnisch-culturele breuklijnen gekoppeld aan sociaaleconomischer ‘schaarste’ als argument voor het beperken van de toegang tot gelijke (sociale) rechten.” Dit ‘welvaartchauvinisme’ vertaalt zich o.a. in de flinkse opstelling van Vooruit in kwesties als migratie en integratie, maar ook in de zogenaamde ‘activering’ van vermeende ‘werkonwilligen’. Groen bood als regeringspartij wel verbaal weerwerk, maar legde zich uiteindelijk ook neer bij het Europese ‘migratiepact’ en verhinderde evenmin de repressieve aanpak van asielzoekers. In de verkiezingscampagne zelf werd het migratiethema dan weer zo angstvallig mogelijk vermeden door de PVDA. Om niet in de kaart te spelen van Vlaams Belang? Of om geen tegenstellingen op te roepen bij delen van de eigen achterban?

Vooruitzichten

Welke regeringen er ook komen – op alle niveaus – het zullen allemaal besparingsregeringen zijn. Oorzaak daarvan is de torenhoge overheidsschuld, het daarmee samenhangende begrotingstekort én de opgelegde begrotingsdoelstellingen van de Europese Unie.  Naar verwachting krijgt België volgende week een verplicht begrotingstraject opgelegd, waarbij er 27 à 30 miljard euro bespaard moet worden, gespreid over vier of zeven jaar. Ongetwijfeld zal de rechterzijde dit dictaat aangrijpen om een fors besparingsprogramma af te kondigen.

Maatschappelijk verzet

Tegelijk zal men er alles aan doen om Vooruit ‘mee te nemen’ in dit avontuur. Als dat lukt, zal het moeilijker worden om het maatschappelijk verzet vorm te geven. Daarom is het van cruciaal belang dat er – vanaf nu! – ingezet wordt op de vorming en/of de versterking van linkervleugels in alle sociale bewegingen, van het middenveld in het algemeen tot de vakbonden in het bijzonder. Deze linkervleugels doen er goed aan zelf een programma voor maatschappelijk herstel uit te werken, waarrond zij dan de samenleving van onderuit kunnen mobiliseren. Als dat niet gebeurt, dan wordt de weg eens te meer vrijgemaakt voor een volgende verkiezingsoverwinning van Vlaams Belang.