Miguel Urbán (Madrid, 1980) is lid van het Europees Parlement en leider van Anticapitalistas in de Spaanse staat. Hij nam tien jaar geleden deel aan de oprichting van Podemos, na jaren van activisme waarbij hij betrokken was bij mobilisaties tegen internationale topontmoetingen zoals de G-8 top in Genua in juli 2001, toen de Italiaanse politie activist Carlo Giuliani doodschoot. Urbán, die zijn tweede termijn in het Europees Parlement afsluit, heeft net bij Verso een boek Trumpismos gepubliceerd waarin hij de verschillende extreemrechtse fenomenen in de wereld analyseert. Andrès Gil interviewde hem.
Er wordt vaak gesproken over de vraag of we in de nieuwe jaren dertig leven, over hoe conservatieve politieke en economische elites de weg vrijmaken voor extreemrechts, terwijl er een crisis is van de liberale systemen. In hoeverre bevinden we ons in een soort Weimarrepubliek?
We vinden het altijd moeilijk om na te denken over het heden en de toekomst en we zoeken naar parallellen. Vanaf de crisis van 2008 tot nu is er niet alleen sprake geweest van een multidimensionale economische crisis, met bepaalde elementen die lijken op de crash van 1929, maar ook van de opkomst van extreemrechts. Hierdoor beginnen mensen zich af te vragen of het mogelijk is dat een soort neofascisme de kop opsteekt.
Die legitieme vragen tonen een onvermogen om na te denken over de toekomst en daarom moeten we denken in termen van het verleden. Er zijn natuurlijk parallellen. Het huidige extreemrechts bevat elementen van de mobiliserende hartstochten van het fascisme uit het interbellum, maar wat ik in het boek probeer te verdedigen is dat we niet te maken hebben met een soort heruitvoering van het fascisme uit het interbellum, maar met iets nieuws.
Dat betekent niet dat het minder gevaarlijk of beter is, maar dat het nieuw is. En we moeten uitgaan van wat de analyse van het fascisme was om het extreemrechts van nu te analyseren; maar dat moet een beginpunt zijn en niet het eindpunt.
Er is een fundamenteel element van de wreedheid van het fascisme, namelijk de Eerste Wereldoorlog, die een hele militante basis van oud-strijders heeft opgebouwd, zowel in Italië als in Duitsland en in andere landen waar het fascisme erg sterk was, zoals in Frankrijk.
Een ander fundamenteel element was de opkomst van de arbeidersbeweging. De jaren 1920 waren een tijd van opstanden en revoluties. In Duitsland hebben we de mislukking van de Spartakusopstand, met de moord op Rosa Luxemburg; we hebben de Republiek van de Sovjets in Hongarije; en natuurlijk de Russische Revolutie, die liet zien dat de liberale staat de arbeidersklasse niet zomaar kon onderwerpen met alleen maar de dwangorganen van de staat.
En er ontstaat zoiets als een kapitalistische noodtoestand: het repressieve apparaat van de staat is niet genoeg om een einde te maken aan de opkomst van de arbeidersbeweging en het is nodig om een deel van de bevolking te mobiliseren om de revolutionaire pogingen de kop in te drukken.
Vandaag de dag hebben we zulke opstanden niet. Het is waar dat we in 2011, met 15M in Spanje en in Griekenland en Latijns-Amerika, enkele glimpen konden zien, maar er is geen overeenkomst met de diepte van de verandering, van de breuk, die de jaren 1920 en 1930 betekenden voor de arbeidersbeweging in Europa.
Het andere element is het uiteenvallen van de kleinburgerij, de middenklasse, de klasse die het fascisme tussen de oorlogen een subjectiviteit gaf. Het was de diep bange middenklasse die oververtegenwoordigd was. We vinden die parallel terug in de opkomst van het huidige extreemrechts en in de opkomst van het fascisme.
Maar er is hier ook een fundamentele breuk en dat is dat het fascisme mechanismen van massamobilisatie moest opbouwen om de arbeidersklasse te verpletteren. Extreemrechts bouwt vandaag de dag niet aan massabewegingen, maar aan verkiezingsprojecten. Extreemrechts van vandaag komt onze buurten niet binnen door een lokaal te openen of strijdgroepen te vormen, maar via de televisie, via mobiele telefoons.
Door ons onvermogen om naar de toekomst te kijken, zoeken we naar parallellen. Er zijn enkele parallellen, maar er zijn genoeg verschillen om te rechtvaardigen dat we te maken hebben met een nieuw fenomeen in een duidelijk andere context.
Waar extreemrechts wel goed in lijkt te zijn, is zich richten op de slachtoffers van globalisering en klimaatverandering. Ze hebben een korte termijnreactie die geen oplossing is voor het probleem.
Net als in de jaren 1930 is het doorslaggevende deel van de mobilisatie van dit extreemrechts de middenklasse, we zouden kunnen zeggen de kleinburgerij. Een middenklasse die echter geen slachtoffer is van de globalisering; de slachtoffers van de globalisering zijn te vinden in het mondiale Zuiden. Het is een middenklasse die bang is voor een scenario van mogelijke verarming, van een slechter leven.
De economische situatie was ook een katalysator voor 15M.
Maar 15M ging meer over het breken van de beloften die in theorie waren gedaan. Bovendien was het een zeer generatiegebonden kwestie, het ging niet eens zozeer om de universiteitsstudent als wel om degene die al klaar was, die te horen had gekregen: ‘Je studeert, je haalt een diploma, je zult promoveren en je zult een baan, een gezin en een levensproject hebben’. Als die belofte wordt gebroken, is er een uitbarsting.
Extreemrechts pikt die angsten op, die dan niet de vorm aannemen van een sociale uitbarsting, zoals bij 15M die de straat opging, de pleinen opging, deelnamen aan de politiek, maar normaal gesproken in de vorm van electorale aardbevingen.
Milei is een prachtig voorbeeld, hij geeft de onrust vorm rond een electorale opstand, de proteststem. En dan voegt hij er natuurlijk nog meer aan toe.
In tegenstelling tot het klassieke fascisme, dat een ander voorstel voor de toekomst doet dan het liberale kapitalisme, doet extreemrechts geen voorstel voor de toekomst, maar stelt het een terugkeer naar het verleden voor: we hebben niet te maken met een revolutionaire beweging, maar met een reactionaire. Waarom? Omdat het heel goed aansluit bij de crisis van het neoliberalisme.
We zijn niet in staat om over de toekomst na te denken. En dat is de grote nederlaag van links. En geconfronteerd met het onvermogen om over de toekomst na te denken, stelt extreemrechts een terugkeer naar een mythisch en onrealistisch verleden voor. We kunnen niet terug. En het is klimaatontkenning om te beweren dat we minstens zo goed zullen leven als onze ouders deden…
We kunnen de opkomst van een wereldwijde beweging als extreemrechts niet begrijpen zonder te begrijpen dat we te maken hebben met een wereldwijde crisis van het neoliberalisme als zodanig en van ons onvermogen om over de toekomst na te denken. We zijn bang voor wat komen gaat, omdat de enige zekerheid die we hebben is dat we slechter gaan leven. En wat extreemrechts je vertelt is: we kunnen de klok terugdraaien. Het is een reactionair project van teruggaan naar het verleden, in het licht van een politieke crisis en neoliberaal bestuur.
Net zoals we in de jaren 1930 geconfronteerd werden met het uiteenvallen van het Britse Rijk als een hegemoniaal rijk, worden we nu geconfronteerd met het uiteenvallen van het Amerikaanse Rijk als een hegemoniaal rijk. Wat is een grotere terugkeer naar het verleden dan Amerika weer groot te maken [de slogan van Trump]?
De formulering van die leus erkent al dat ze nu minder groot zijn dan voorheen.
In het reactionaire moment waarin we ons bevinden, heeft het neoliberalisme de toekomst vernietigd en denken we alleen nog maar in termen van het verleden. En die angst om over de toekomst na te denken betekent dat ‒ voor het eerst in de geschiedenis, als de veronderstelde sociale verheffing die nooit heeft bestaan afbrokkelt, als er steeds meer kapitaal wordt opgebouwd en er meer ongelijkheid is ‒ we niet naar boven kijken, maar naar beneden. En dat is waar extreemrechts is opgebouwd, vanuit die neerwaartse blik. De vraag is niet om beter te leven, maar om niet slechter te leven en niet te leven zoals degenen onder ons. En het is op die angst dat de oorlogslogica van extreemrechts wordt gebouwd waar de laatste vecht tegen de een na laatste, waar de middenklasse niet langer streeft naar de hogere middenklasse, maar om niet de arbeidersklasse te zijn.
En de arbeidersklasse wil niet de migrant worden die huizen schoonmaakt. En zo bewegen we ons in de richting van een verschrikkelijke logica waarin extreemrechts erin slaagt een oplossing voor te stellen: laten we teruggaan naar het verleden, en als er een probleem van schaarste is, laten we dan sociale sectoren bij de verdeling van schaarse middelen uitsluiten. En wie sluiten we uit? De meest kwetsbare sectoren van de samenleving. Hier verdrijven we sub-Saharanen, maar in Londen verdrijven ze Spanjaarden en Polen, want dat is waar Brexit tegen was, tegen Europeanen die in Londen gingen werken en concurreerden om schaarse middelen, banen, huisvesting en sociale uitkeringen.
Geconfronteerd met die logica heeft links geen antwoorden. Extreemrechts in twijfel trekken is de noodzaak in twijfel trekken om na te denken over een andere toekomst, waarin we de ecologische crisis beheersen, waarin we de schaarste beheersen, waarin we collectief kunnen werken aan een beter leven.
De gegevens van Oxfam laten zien dat als de 99 rijkste mensen ter wereld 99 procent van hun rijkdom zouden verliezen, ze nog steeds de 99 rijkste mensen ter wereld zouden zijn. Daar ligt het probleem. Maar extreemrechts is heel functioneel voor dit neoliberale systeem dat precies de angsten veroorzaakt waarop extreemrechts geacht wordt te reageren. En er is op een heel duidelijke manier het Milei-effect, waardoor we eerst naar onze buurman ten zuiden van de Sahara kijken voordat we naar Amancio Ortega (de op één na rijkste man op aarde) kijken.
Dat doet me denken aan het Waardigheidsdecreet in Italië, een decreet gepromoot door M5S en goedgekeurd door de coalitieregering met Salvini’s Lega, dat werd verdedigd door mensen ter linkerzijde in een debat dat te maken had met het beheer van schaarste. En daar ligt ook het hypothetische succes dat de nieuwe Bündnis Sahra Wagenknecht (BSW) in Duitsland zou kunnen hebben.
Het zogenaamde rojipardisme [‘rood fascisme’] is een product van de nederlagen van links. Als je het uitsluitingsdiscours van extreemrechts gelooft, verlies je, of erger nog, word je deel van het probleem. De eersten die het Communistisch Manifest gebruikten waren de Italiaanse, Spaanse en Poolse immigranten in Parijs. Natuurlijk waren zij de eersten die het belang begrepen van wat het Communistisch Manifest zei en die begrepen dat je niet degenen aan de onderkant tegen degenen aan de onderkant moest opzetten, maar dat je degenen aan de onderkant tegen degenen aan de bovenkant moest opzetten. Zij waren de eersten die de internationalistische kracht van de leus ‘proletariërs aller landen, verenigt u!’ begrepen. En trouwens, nu, in het jaar van de honderdste verjaardag van de dood van Lenin, is het interessant om ook die logica van diegenen aan de onderkant tegen diegenen aan de bovenkant als klassentegenstelling te hernemen.
Het tweepartijenstelsel koopt de politieke agenda van extreemrechts, van concurrentie, van oorlog tussen de laatsten en de voorlaatsten. Laten we het migratiebeleid niet vergeten, bijvoorbeeld de laatste wet van Macron in Frankrijk, die Le Pen als een ideologische overwinning voor haar partij beschouwt. Een ware ‘lepenisering’ van geesten loopt door het migratiebeleid van de halve wereld. En ook dat is een product van de nederlaag van links. En dan zien we monsters die begonnen als roodbruin vervolgens bruin worden.
Je noemde Milei meerdere keren. Laatst in Davos hield hij een zeer pro-zakelijke, pro-kapitalistische toespraak en zei dat de bedreiging voor het Westen het socialisme is en dat iedereen een collectivist is behalve hijzelf.
Milei is een tak van het anarcho-kapitalisme, een tak van de paleoliberalen die een diep reactionair en conservatief element hebben dat de Amerikaanse Libertarische Partij niet heeft. En dat stelt hem in staat om aansluiting te vinden bij bepaalde elementen van klassiek rechts. Zijn tegenstander in de laatste ronde Sergio Massa was geen linkse kandidaat, op zijn best was hij een centrum-, centrumrechtse kandidaat. Een politicus van het systeem, net als de vorige president Mauricio Macri, net als Bullrich [minister van Veiligheid]. Dat Macri en Bullrich, dat het Argentijnse kapitalisme de voorkeur heeft gegeven aan een persoon zonder regeringscapaciteiten die totaal onvoorspelbaar is boven een voorspelbare persoon uit het huidige systeem, laat de radicalisering van rechts zien.
We mogen niet vergeten dat Esperanza Aguirre (de voorzitter van de Spaanse Partido Pupular) zelf om een stem voor hem vroeg, dat Ayuso om een stem voor hem vroeg, dat Rajoy om een stem voor iemand als Milei vroeg, voor een man die het heeft over de verkoop van je organen als een commercieel product. Het is de radicalisering van traditioneel rechts en het vermogen van extreemrechts om internationaal de agenda te bepalen.
Thatcher zei altijd dat haar grootste overwinning was dat Tony Blair haar beleid niet wilde terugdraaien. Toen Macron onlangs met steun van Le Pen de meest wrede en racistische immigratiewet in de Franse geschiedenis aannam, sprak Le Pen van een ideologische overwinning.
We zien steeds brutalere radicalisering op rechts en we zien dat de grootste aanval op de rechten van vluchtelingen en migranten gaat gebeuren met het nieuwe migratiepact dat is goedgekeurd onder het Spaanse voorzitterschap van de EU-Raad, dat zwicht voor de chantage van bijvoorbeeld Meloni om ngo’s die zoeken en redden op de Middellandse Zee strafbaar te stellen, dat illustreert het vermogen van extreemrechts om de agenda te bepalen.
Ze creëren een politiek klimaat waarin het voor hen logisch is om te regeren. Is er ophef geweest over het feit dat Meloni regeert?
Als we terugdenken aan de jaren 2000, toen Haider voor het eerst in de regering kwam in Oostenrijk, in een minderheidspositie met de Volkspartij, waren er 11 Europese landen die protesteerden tegen de opname van een extreemrechtse partij in een Europese regering. Sommige landen tekenden zelfs diplomatiek protest aan tegen Oostenrijk.
Hebben we nu enige vorm van protest gezien, enige vorm van schaamte over het plaatsnemen van Vox in de besturen van autonome gemeenschappen, of de regering van Meloni, of over het feit dat de PiS heeft geregeerd heeft in Polen, dat Haiders partij, de FPO, weer heeft geregeerd met de Volkspartij, die nu, tussen haakjes, de Oostenrijkse peilingen aanvoert? Geen enkele.
Dat element van radicalisering naar rechts is een van de grote overwinningen van extreemrechts. Het feit dat iedereen in hun politieke agenda trapt, waar we het over hadden met het roodbruine lokken, zelfs een deel van links dat in dezelfde termen spreekt.
Meloni ging meteen na haar aantreden naar Brussel en de voorzitter van het Europese Parlement Metsola begroette haar met knuffels en kussen. Daarna ontmoette ze Weber, de fractievoorzitter van de christendemocraten vele malen, en het leek erop dat, aangezien ze op één lijn zat met de NAVO in het Oekraïneconflict en tegelijkertijd niet langer kritisch stond tegenover de Europese Unie, dat voldoende was om haar in het plaatje te laten passen.
Je racistische beleid doet er niet toe zolang je geopolitiek de lijn van de Europese elites steunt. Zolang je het neoliberale kader van de EU accepteert, is er geen probleem. Eigenlijk is het merkwaardig dat er na Brexit een golf van een zekere euroscepsis is ontstaan, maar extreemrechts is niet langer eurosceptisch, het is euro-reformistisch. Extreemrechts heeft begrepen dat het niet uit een club moet stappen waarin het kan regeren.
Wat ik in het boek betoog is niet dat extreemrechts is geboren met Trump, maar dat Trump het een nieuwe dimensie geeft. De overwinning in de Verenigde Staten geeft extreemrechts een element van nabootsing, een planetair bereik, maar niet omdat ze Trump willen zijn, maar omdat Trump Bolsonaro Bolsonaro laat zijn.
Dat is het grote element van het Trumpisme, niet begrepen als een Amerikaanse beweging, maar als een internationale stroming waar Ayuso zich ook binnen die Trumpistische logica zou bevinden, waar er een communicatief en discursief element is, waar er gemeenschappelijke patronen zijn in de manier van communiceren met provocatie, nepnieuws, een reeks gemeenschappelijke elementen die de eigenaardigheid opbouwen van de diverse beweging die het Trumpisme is, waar er een paleolibertair kan zijn zoals Milei, een neofascist zoals Meloni, een zakenman zoals Trump, een evangelical zoals Bolsonaro, of een hindoe zoals Modi.
Het boek probeert te beargumenteren dat we te maken hebben met een wereldwijde crisis en de opkomst van een wereldwijde reactionaire golf. Het gaat in op de kwestie van extreemrechts in India met Modi. En dat is geen kleinigheid, want we hebben hier te maken met het dichtstbevolkte land ter wereld. We hebben het over Erdogan, Netanyahu, we hebben het over Poetin… We hebben het over een aantal gemeenschappelijke elementen.
We bevinden ons in een klimaat waarin een enkel vonkje de wereld in vuur en vlam kan zetten. Die brandende wereld begrijpen, hem proberen te begrijpen om te proberen hem te veranderen, dat is wat het boek voorstelt, want uiteindelijk probeert het boek niet simpelweg te vervallen in een rigoureuze academische logica van het analyseren van de wereld, extreemrechts en de context, maar ook alternatieven voor te stellen, voor te stellen wat te doen met de bescheidenheid dat dit boek niet alle antwoorden zal geven.
Je hebt het ook over de culturele strijd en de mogelijkheid om de agenda te bepalen, en hoe die strijd ook van links uit kan worden gevoerd, zoals feminisme, cultuur…
Er zijn ervaringen die niet erg bekend zijn bij de mensen in de Spaanse staat, zoals Rock Against Racism, in een tijd van de opkomst van de haat zaaiende teksten van extreemrechts in de Engelse muziek, die verbonden waren met de opkomst van extreemrechtse partijen die erg actief waren op straat aan het eind van de jaren ’70, begin van de jaren ’80 in Engeland, die zich ook begonnen te verbinden met de subjectiviteit van de Engelse jeugd en zelfs bepaalde lokale verkiezingssuccessen boekten. En hoe een hele culturele, politieke beweging werd opgebouwd, die zich verbond met een diverse antifascistische beweging, die een culturele, muzikale beweging opbouwde waar het niet langer cool was om een nazi te zijn, het was niet langer grensoverschrijdend en leidde tot afwijzing.
Het is een heel interessante zaak dat de mensen van SOS Racismo in Portugal dat later ook hebben gedaan en Zebda in Toulouse.
Wat kunnen we nog meer doen om het gezond verstand te laten winnen van extreemrechts?
We hebben meer vragen dan antwoorden, maar het eerste element is om het fenomeen goed te analyseren, want dat zal onze taken bepalen en dat is wat dit boek probeert te doen.
Als alles fascisme is, dan maken we een fout, dan bagatelliseren we het fascisme. Als Ayuso fascistisch is… dan is dat niet hetzelfde als Hogar Social. Het is niet hetzelfde en ze stellen niet hetzelfde. En Vox is niet hetzelfde als Gouden Dageraad in Griekenland en kan niet op dezelfde manier bestreden worden. Dat overmatige gebruik van de term fascistisch door links doet ons denk ik geen goed. Als we dachten dat het fascisme in ons land zou winnen, zouden we ondergronds moeten gaan. Een verkeerde analyse geeft ons verkeerde taken.
Wat is de oplossing van links? Links moet alternatieven voor de toekomst gaan voorstellen voor de klimaatcrisis, de economische crisis, de crisis van het kapitalistische systeem. We moeten beginnen na te denken over postkapitalistische alternatieven in een scenario van crisis en inter-imperialistische botsingen.
Als we geen alternatief, geen voorstel voor de toekomst op tafel leggen, is het normaal dat wat zal winnen een voorstel uit het verleden zal zijn.
Een ander element dat me fundamenteel lijkt: het opnemen van de logica van delen en gemeenschappelijke goederen. Natuurlijk, als we de heilige tempel van het eigendom niet ter discussie stellen, als het in een pandemische crisis die een van de sterkste crises van het kapitalisme van de afgelopen decennia heeft veroorzaakt niet mogelijk is geweest om het eigendomsrecht van vaccins die met publiek geld zijn geproduceerd ter discussie te stellen, dan is dat een teken van de politieke, culturele en ideologische nederlaag van links.
Dat zou in de jaren zeventig niet zijn gebeurd, het zou onmogelijk zijn geweest. In de jaren 2000 stelde Lula patenten open om bijvoorbeeld aids te bestrijden.
Ofwel we beginnen na te denken over ecosocialistische alternatieven voor de ecologische crisis, we stappen in de tempel van het eigendom en beginnen te praten over gemeenschappelijke goederen, over delen, over minder werken zodat iedereen kan werken, over het heropbouwen van klasse- en gemeenschapsbanden in onze buurten, over het heropbouwen van het sociale weefsel, over vakbondswerk op de werkvloer, over sociaal vakbondswerk in onze buurten, ofwel alles zal via mobiele telefoons gebeuren.
Want uiteindelijk is extreemrechts gebouwd op de angst van de individualiteit. Als ze ons alleen willen hebben, zullen ze ons samen vinden. Dat is slechts een leus, dat moet opgebouwd worden. Een groot deel van de overwinning die het begin markeerde van een cyclus van de opstand tegen de bureaucratie in ons land [de Spaanse staat] kwam voort uit die constructie: toen ze je alleen je huis uitzetten, kwam je samen met je buren om je huis en je leven te verdedigen.
Solidariteit tussen klassen en gemeenschappen is het beste tegengif tegen het haatvirus van extreemrechts, dat de oorlog tussen de laatsten en de voorlaatsten aanwakkert, het aanwijzen van vijanden.
Het is een fundamenteel element om niet langer te denken in termen van de hectische tijden van sociale netwerkpolitiek en terug te keren naar een tijd van menselijke politiek, van de wederopbouw van het weefsel waarin moet worden begrepen dat het in het licht van de nederlaag waarin we ons bevinden geen zin heeft om electorale sluiproutes te volgen.
Dat is een kwestie die ook deel uitmaakt van de nederlaag van links, een links dat minder sociaal verankerd is dan ooit en dat vertrouwt op het winnen van verkiezingen en het samen regeren met de (Spaanse) Socialistische Partij in plaats van na te denken over hoe we een diep geatomiseerde en verwoeste samenleving opnieuw kunnen opbouwen en hoe we onszelf in die samenleving kunnen verankeren, hoe we onszelf kunnen invoegen om opnieuw een cyclus op te bouwen die vraagtekens zet bij wat er gebeurt, die ons in staat stelt te herstellen van de politieke en ideologische nederlaag waarin we ons bevinden.
Ik zeg altijd dat we nog niet hersteld zijn van de nederlaag van 2015 in Griekenland. We zijn er nog steeds niet van hersteld, omdat we er geen lessen uit hebben getrokken. De voormalige Boliviaanse vicepresident Garcia Linera zei dat links zich niet kan matigen; dat dit geen gematigde tijden zijn en dat links moet radicaliseren.
Ik heb altijd gezegd dat de twee risico’s voor Podemos waren: te matigen en te normaliseren. We kunnen niet normaliseren, we mogen niet het zoveelste verkiezingsaanbod van de neoliberale markt zijn en we kunnen onszelf niet matigen en we moeten beginnen te begrijpen dat sociale meerderheden niet langer alleen vanuit het centrum worden opgebouwd, maar ook vanuit de marges, van buiten het systeem.
Een van de grote lessen van Milei is dat hij geen meerderheid heeft opgebouwd door zich te matigen of vanuit het centrum. Het lijkt juist het tegenovergestelde. Trump, Bolsonaro, Le Pen? Extreemrechts groeit met een steeds radicaler project en wij worden steeds gematigder; zij worden steeds internationaler en wij worden steeds minder internationalistisch. Misschien zit hier ook wel een les in.
De parlementsverkiezingen in de Spaanse staat van 23 juli werd als een triomf ervaren omdat ze bijvoorbeeld bij de stembusgang hebben voorkomen dat Santiago Abascal vicepresident van de regering werd.
Het gevaar is dat het uitgestelde nederlagen worden. Dat we die verkiezing als een overwinning zien, is een product van onze nederlaag. Als we niets doen, als we weer hetzelfde doen waardoor we op het punt stonden te verliezen, zullen we de volgende keer zeker verliezen.
Er zijn overwinningen die, als je niets doet, uitgestelde nederlagen kunnen worden. Le Pen is erin geslaagd om de politieke agenda te bepalen en ideologische overwinningen op te bouwen terwijl ze systematisch werd verslagen door het republikeinse front, dat Frans links praktisch heeft laten verdwijnen totdat het uit de carrousel stapte waarin we terecht waren gekomen.
De enige die van deze strategie kan profiteren is de Spaanse Socialistische Partij PSOE. Als we iets moeten doen om het fascisme te stoppen, laten we dan natuurlijk allemaal op de PSOE stemmen. Waarom niet? Als we niet uitleggen dat we niet de sympathieke steunpilaar van de Socialistische Partij willen zijn, als we iets meer willen zijn dan een sympathieke steunpilaar van het systeem, dan zeggen we dat het systeem ons naar een afgrond leidt en dat we met het systeem willen breken.
Als we dat niet doen, gebeurt er wat er nu gebeurt. In feite geloof ik dat extreemrechts ook groeit, omdat we altijd hebben gedacht dat als er onrust was, als het kapitalisme onrust genereerde, wie die natuurlijk zou kanaliseren? En extreemrechts laat zien dat het in een tijd van groeiende onrust in staat is om die onrust te beheersen en te kanaliseren, en stelt zelfs voor om de recepten die de onrust genereren te vergroten en te versnellen in een logica van brute politieke vermomming.
Een van de rijkste mensen in de Verenigde Staten doet zich voor als een anti-systeem man. Dat is het Trumpisme. Trump lijkt meer op Berlusconi dan op Mussolini, hij is een vangnet.
Over de radicalisering van het discours gesproken. We zien hoe Netanyahu een voorbeeld is, toen hij in de politiek begon had hij niet de posities die hij nu heeft.
Ik denk niet dat hij ooit voor de twee statenoplossing was. En in feite werd de enige zionistische politicus die echt voor een tweestatenlogica ging, vermoord. Yitzhak Rabin werd door zijn mensen vermoord als een verrader.
Maar deze regering in Israël is de meest ultra in de geschiedenis van het land.
Zeker, maar laten we niet naar Netanyahu kijken, maar naar de 70 procent van de Israëlische samenleving die Netanyahu’s regering steunt. Waarom steunt die hem? En laten we zien hoe niets de internationale gemeenschap meer schokt, omdat de logica was dat Israël de enige democratie in het Midden-Oosten was en de anderen wilden waren. Die atavistische, westerse en diep koloniale logica, omdat we vergeten dat Israël een Europese kolonie in het Midden-Oosten is.
Dat is al lang geleden doorbroken. Veel mensen weten niet dat Israël geen grondwet heeft, het enige tegenwicht dat het heeft tegen de uitvoerende macht is zogenaamd het Hooggerechtshof, een Hooggerechtshof dat Netanyahu probeert te ontmantelen.
Ik heb het over het proces, over hoe het zogenaamde illiberalisme de hoogste fase van het neoliberalisme is en hoe het neoliberalisme de liberale democratie heeft opgegeten en een soort autoritaire Frankenstein is met formele elementen van liberale democratieën, een democratie die is getransformeerd in een nieuw soort democratie, waar mensen stemmen, maar waar in werkelijkheid geen scheiding der machten is, waar alle liberale logica is verbannen.
Netanyahu is de droom van Europees extreemrechts. Hij is erin geslaagd een etno-staat te bouwen: in 2018 keurde hij goed dat alleen Joden burgers van Israël zijn. Niemand ter wereld is ooit zo ver gegaan. Milei niet, Bolsonaro niet, Trump niet, Orbán niet. Niemand, zelfs Poetin niet. Het is alsof we nu bepalen dat alleen rooms-katholieken Spanjaarden zijn.
Dat is wat extreemrechts in Frankrijk zich bijvoorbeeld afvraagt wat het betekent om Frans te zijn. Extreemrechts leeft in een identiteitsneurose, zoals we ook in de Spaanse staat bij Vox kunnen zien: alleen degenen die een ideologische politieke binding hebben met zogenaamd Spaanse waarden zijn Spaans. De Catalaan is dus geen Spanjaard, maar de feminist, de rooie, de migrant, enzovoort ook niet. Ze zijn op zoek naar een ideologische aansluiting bij hun idee van Spaansheid. Net zoals Le Pen zich afvraagt of mensen die al vijf generaties in Frankrijk wonen geen Fransen zijn als ze moslim zijn.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Viento Sur. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.