In 1941, toen Hitler militair op het toppunt van zijn macht stond, schreef Bertolt Brecht het toneelstuk De Weerstaanbare opkomst van Arturo Ui. In dit stuk reduceerde Brecht de staatsman Hitler en zijn trawanten tot een platvloerse gangsterbende uit het Chicago van de jaren ’30. Na de oorlog kreeg het stuk een epiloog die Gerrit Kouwenaar als volgt vertaalde:
Zo kan men leren waar ’t toe leidt wanneer
Men maar blind toekijkt en meer praat dan doet.
Haast had zoiets de wereld geregeerd!
De volk’ren werden het de baas. Voorgoed?
Dat niemand zich te vlug vleit met die hoop –
De schoot is vruchtbaar nog waaruit het kroop.
Die waarschuwing is niet van de lucht. Hier en daar kruipt het monster uit zijn hol. Groepjes neonazis aarzelen niet meer om de straat op te trekken. Zij profiteren daarbij van de algemene politieke verrechtsing die belichaamd wordt door demagogische en populistische autocraten zoals Bolsonaro in Brazilië, Duterte in de Filippijnen, Erdoğan in Turkije, Kaczyński in Polen, Modi in India, Orbán in Hongarije, Poetin in Rusland en de onvergelijkbare Trump in de VS. Een troep chauvinistische nationalisten, vijanden van de vakbonden en, zij het niet allen, felle neoliberalen.
De solidariteitsidee eigen aan de socialistische beweging wordt gedoodverfd als de restafval van de 20ste eeuw, een derivaat van de vooruitgangsidee van de Verlichting en de Franse Revolutie. Maar is dit rechts populisme de wegbereider van een wedergeboorte van het nieuwe fascisme, of gaat het in gewijzigde sociale en culturele omstandigheden om de opkomst van een nieuw soort autoritarisme van de heersende klassen?
Wat is fascisme eigenlijk? Vanuit historisch oogpunt heeft dit politiek verschijnsel een duidelijke inhoud die we kunnen omschrijven. Zo vermijden we elke uitgesproken vorm van autoritair optreden als fascisme op te vatten, iets dat ons niet verder helpt. Veralgemenen helpt ons niet om het gevaar te situeren waar het werkelijk huist. Elke samenleving die stoelt op sociale ongelijkheid wordt namelijk gekenmerkt door een of andere vorm van autoritaire onderdrukking. In volgende alinea citeer ik het standpunt van de Amerikaanse historicus Robert Paxton, een specialist van het Vichy-regime in Frankrijk in de 2de wereldoorlog.
Het fascisme
“Het fascisme (waaronder zijn nationaalsocialistische variant) is een antiliberale, antisocialistische massabeweging van maatschappelijk gedeclasseerde kleinburgers en gemanipuleerde werknemers die er niet voor terugschrikt om geweld te gebruiken. Het verwerpt de cultuur en de democratische gedachtewereld van de heersende traditionele grootbourgeoisie. Het verschilt niet alleen van zijn aartsvijand, de linkerzijde, maar ook van traditioneel rechts, zijn rivaal. De conservatieven zijn voorstanders van een hiërarchische maatschappelijke structuur, de fascisten daarentegen zijn voorstanders van een absolute gelijkheid onder een absolute leider. De conservatieven zijn tegenstanders van een volwaardige deelname van het volk aan het staatsbestuur en beschouwen enkel de gevestigde vermogende families als de enigen die daartoe het recht hebben. Het fascisme, met zijn wieg in de kleine burgerij en geboren in het tijdperk van de “massademocratie”, beweert dat het als niet-elitaire beweging de wil van het volk belichaamt. Soms, maar niet altijd, verkiest het een onstuimig heidendom boven het sociaal immobilisme van de Kerk. Het steekt de draak met de politieke toegeeflijkheid, het conformisme en de vormelijke cultuur van de conservatieven. Het vereert de brutale dynamiek van het “nieuwe orde”.
Maar het is ook zo dat conservatieven en fascisten opvattingen gemeen hadden: autoritarisme, misprijzen voor de liberale vrijheidsidee waarin zij de voedingsbodem van de sociale revolutie menen te zien, het verdedigen van het privébezit. Hier verschillen echter de stijl en de waarden van de jonge wolven en de oude hordeleiders sterk van elkaar.
De studie van het fascisme is des te moeilijker omdat het nooit met eigen middelen aan de macht is gekomen. Het slaagde daar enkel in met de hulp van de conservatieven waarbij beide rivalen hun meningsverschillen tot zwijgen brachten omdat ze dezelfde ambitie koesterden: de macht grijpen en behouden om het communistische gevaar af te wentelen. De conservatieven waren dikwijls blij dat ze daarbij konden rekenen op de georganiseerde massa en de knokploegen van de fascisten en gaven hen soms de sleutels van de macht. Mussolini werd ondersteund door het geld van de industriëlen en de grootgrondbezitters toen zijn squadristi ten strijde trokken tegen de reformistische socialisten. Het was Victor-Emmanuel III, daartoe aangespoord door het parlement, die in 1922 de Duce opdracht gaf om een regering te vormen. Mussolini kondigde aan dat hij op Rome zou marcheren maar in werkelijkheid arriveerde hij in een pullman-wagon. De conservatieven gaven geld en steun aan Hitler en het was von Papen die president Hindenburg aanspoorde om de Führer aan te stellen als kanselier. De phalange van José Antonio Primo de Rivera speelde slechts een kleine rol in het bondgenootschap van leger en kerk waarmee Franco de republiek neersloeg.
Al deze leiders bereikten hun doel aan het hoofd van het bondgenootschap van fascisten en conservatieven om de macht te grijpen en een communistische revolutie te verhinderen. Zij kwamen daarbij bovendien in botsing met die ideologen die keihard geloofden in een “zuiver en onvoorwaardelijk” fascisme en die enthousiast de machtsgreep hadden helpen uitvoeren. Mussolini had last met de squadristi van het eerste uur, zoals een Massimo Rocca; Hitler liquideerde de 30ste juni 1934 in de nacht van de lange messen Ernst Roehm en Gregor Strasser, samen met andere genant geworden oude bondgenoten; Franco bracht beetje voor beetje de phalange tot zwijgen. Nergens heeft een homogeen fascisme de macht uitgeoefend.
Laten we even de waaier van de uiterst rechtse regimes de revue passeren, te beginnen met die waarin de fascisten dominant waren en daarna die waar de conservatieven de plak zwaaiden. Hitler-Duitsland is een duidelijk fascistisch regime. De partij en haar paramilitaire organisaties vernietigden uiteindelijk de conservatieve elites: het corps diplomatique en het hoge officierenkorps van de Wehrmacht. In Italië daarentegen behielden koning, Kerk en leger genoeg autonomie om hun zelfstandigheid terug te winnen en Mussolini in juli 1943 opzij te zetten om te kunnen onderhandelen met de Geallieerden. Aan het andere uiterste van de waaier staat het Portugal van Salazar waar een achterlijk, onverzoenlijk katholicisme geen enkele antitraditionele massabeweging duldde. De “nationale revolutie” van Vichy onder maarschalk Pétain staat duidelijk dichter bij het conservatisme dan het fascisme. Hij had meer gemeen met Franco en Salazar dan met Hitler.” Tot zover Robert O. Paxton in zijn Vichy France, Old Gard and New Order, 1940-1944 (1972).
Het is misschien niet verkeerd om sommige hedendaagse bewegingen in Azië fascistisch te noemen. In Pakistan beschikken sommige islamitische bewegingen over gewapende bendes die stelselmatig geweld gebruiken tegen wie hun ideologie ook maar enigszins betwist, vooral de linkse partijen en de emancipatiegezinde vrouwen. De anti-moslim beweging in het India van Modi met haar hindoetva-ideologie heeft uitgesproken fascistische trekken.
Populisme
We mogen rechtse, uiterst-rechtse en populistische bewegingen niet zomaar fascistisch noemen. De politieke doelstellingen van deze stromingen verschillen naargelang de situatie en het beoogde doel. In het interbellum vreesde een in moeilijkheden verkerende bourgeoisie een revolutie uitgaande van de grote socialistische en communistische organisaties. Die vrees was niet helemaal denkbeeldig. De economische crisis dwong het kapitaal tot de vernietiging van het arbeidersverweer om de winstvoet weer omhoog te trekken. Om dat te verwezenlijken was een bondgenootschap van de conservatieven met uiterst rechts noodzakelijk. Maar in de huidige situatie staan de heersende klassen niet tegenover een socialistische bedreiging. Ze moeten daarentegen het hoofd bieden aan de tegenstellingen verwekt door de neoliberale globalisering, de conflicten op de wereldmarkt en de diverse gevolgen ervan voor de bevolking.
Het populistische en uiterst rechtse verzet tegen deze toestanden legt de schuld niet bij het kapitaal, maar bij de “vermolmde profiteurs-elite” van de traditionele partijpolitiek. “Wij zijn het volk, jullie zijn de elite” beweren de populisten. “Onze leiders zijn de belichaming van het volk en dus hebben onze altijd leiders gelijk”.
Het populisme leeft van de klassentegenstellingen, maar is verstoken van klassenbewustzijn, zowel dat van de conservatieve bourgeoisie, als dat van een contesterende arbeidersbeweging. Zijn ideologie is in wezen een kleinburgerlijke. Het vertolkt het angstgevoel van mensen die zich bedreigd voelen door veranderingen in hun milieu en werksfeer waartegenover zij zich machteloos voelen, die hun gewone levensverwachtingen verstoren, hun baan bedreigen. Ze reageren daarbij niet alleen behoudsgezind maar ook reactionair. Ze dromen van een wereld waar alles goed was maar die nooit bestaan heeft.
Hierin ligt inderdaad de band van het populisme met de conservatieve, uiterst rechtse en de fascistische denkwereld. Maar zolang het populisme niet gecoöpteerd wordt door de heersende klasse blijft het een marginale, zij het gevaarlijke, stroming. Zij kan alleen bestreden worden door een consequente antikapitalistische politiek, en niet door een bondgenootschap met de heersende “democratische” elites (nuttig stemmen, cordon sanitaire, etc.).
Conservatisme
Het conservatisme staat voor het behoud van de maatschappij met haar gevestigde economische en culturele waarden zoals die aan het einde van de 18de eeuw en na de Amerikaanse en Franse revoluties tot ontwikkeling zijn gekomen: de kapitalistische samenleving. Zuiver liberaal was dit regime niet, het was doorspekt met overblijfselen van het oude regime. Denk maar aan de diplomatie die tot voor kort grotendeels in handen was van de adel.
Het conservatisme heeft zo lang mogelijk het democratisch overleg trachten voor te behouden aan de elites: de industriëlen, het financierskapitaal en het grootgrondbezit. Wie niets bezit kan ook geen verantwoordelijkheid dragen was het argument tegen het algemeen stemrecht.
Ondanks de verschillende opvattingen tussen vrijzinnige en gelovige elites, waarbij de eersten verwezen naar de Verlichting en de anderen de Verlichting afwezen, verdedigen beide in meer of mindere mate en in vele varianten een aantal culturele waarden zoals die naar hun eigen zeggen op natuurlijke wijze zijn gegroeid: de traditionele familie- en gezinsstructuur, het patriarchaat met de daaraan verbonden gehoorzaamheid en respect, de ondergeschiktheid van de vrouw aan de man, een zeker (dikwijls gehuicheld) puritanisme (seks, drugs), racisme (sociaal en biologisch), de positieve koloniale erfenis, repressieve politiek (law & order, lik op stuk beleid, zero tolerance), angst voor “de andere” (islamofobie, xenofobie, homofobie enz.), tegen milieubescherming en klimaatontkenning. Het verzet of althans de huiverige houding tegenover abortus en euthanasie zijn, alweer met variaties, eigen aan het conservatisme. Het conservatisme is bang voor bruuske verandering die de het maatschappelijke evenwicht ondermijnen. Het beseft dat het moet toegeven aan de eisen van de volkslagen, maar het geeft slechts toe onder druk. “Veranderen om te behouden” zegt de prins gevat in de roman De Tijgerkat van zijn nazaat Gieseppe Tomaso di Lampedusa. Alleen rustig, historisch natuurlijk gegroeide veranderingen zijn aanvaardbaar, zoals de Ier Edmund Burke, een denkmeester van Bart de Wever, in zijn kritiek van de Franse Revolutie vooropstelde. De massademocratie is geen waarborg voor het behoud van de maatschappelijke harmonie die de gevestigde machten ten goede komt.
Er gaan vandaag stemmen op om het “teveel aan democratie” te betreuren. De massa is te dom om de samenleving in goede banen te leiden. Populisme en fascisme zijn, volgens de conservatieve elites, het gevolg van dit “teveel aan democratie”. De dromen die zijn voortgekomen uit de Verlichting en de Franse Revolutie over de vooruitgang en de maakbaarheid van de mens leiden uiteindelijk tot chaos, burgeroorlog en tirannie. Alleen traditie levert een grondslag aan de behoefte van de mensen die fundamenteel behept zijn met het kwaad, wolven onder de wolven. Het conservatisme is pessimistisch. Intellectuele coryfeeën van het reactionaire conservatisme zijn o.a. lieden als Thierry Baudet, T. Dalrymple, Jordan Peterson.
Vlaanderen
Wie waren tot voor kort in Vlaanderen de conservatieve krachten? In de eerste plaats de Kerk die het moderniteit als een werk des duivels beschouwde: dansen, film, co-educatie moesten geweerd worden. Literatuur werd gecensureerd en daarvoor zorgden o.a. de De Scriptores catholici die het katholieke boekwezen controleerden. Duizenden jongeren uit de katholieke organisaties zwoeren nooit iets van Gerard Walschap te lezen. Dat duurde tot in de jaren 1950 zodat een professor aan de KUL, de criticus Albert Westerlinck, stelde dat die censuur de productie van een waarachtige literatuur tegen hield. De stad was een broedplaats van de morele decadentie en het plattelandsleven met zijn eenvoud en godvruchtigheid werd opgehemeld, zoals ook blijkt uit de plattelandsliteratuur van schrijvers als Ernest Claes, Felix Timmermans. Het Davidsfonds gaf een zedelijke quotering aan de boeken die het uitgaf.
De Kerkmoraal drukte een sterk stempel op de ideologie van de christendemocratie en haar diverse “standen”, waaronder haar arbeidersbeweging. Ook de Vlaamse Beweging werd sterk beïnvloed door de katholieke moraal. De samenleving is vandaag volledig verstedelijkt met alle vormen van consumptief vermaak eigen aan de moderne kapitalistische samenleving. Daar is geen religieus kruid tegen opgewassen. De Kerk heeft vanaf het einde van de jaren 1960 haar morele autoriteit in Vlaanderen verloren, maar voert achterhoede gevechten rond abortus, euthanasie, homoseksualiteit.
In het liberale en daaraan verbonden vrijzinnige kamp is de conservatieve reactie vergeleken met die van de Kerk minder hevig geweest, zij het op diverse vlakken reëel. In socialistische kringen was er lange tijd angst voor de gevolgen van het stemrecht voor vrouwen en verdedigde men lange tijd een kleinburgerlijk moraal in verband met het huwelijk, seksualiteit, opvoeding. Maar we moeten ook erkennen dat de conservatieve geledingen in Vlaanderen niet alle star tegenover de maatschappelijke veranderingen reageren. De christendemocratie heeft het recht op abortus aanvaard, net zoals het burgerlijke homoseksuele huwelijk. Dit uit realiteitszin of onder druk van de sociale bewegingen. De christendemocratie heeft haar politieke dominantie verloren en daarmee haar conservatief leiderschap.
De NV-A is de belangrijkste conservatieve kracht geworden maar in totaal nieuwe omstandigheden. De partij van Bart de Wever is diep neoliberaal en houdt vast aan het pessimistische wereldbeeld. Ze gaat voorzichtig te werk om de kiezers niet af te schrikken met kritiek op sommige verworven maatschappelijk waarden (abortus, seks, feminisme). Het is geen populistische partij als zodanig, hoewel een persoon als Theo Francken in verband met immigratie en vluchtelingenkwestie aan populisme doet. Een van de redenen was (en is) om de wind uit de zeilen te halen van een partij als het Vlaams Belang, waarin de NV-A voorlopig gedeeltelijk is geslaagd. Het bestuur van die uiterst rechtse partij heeft historisch een Vlaams-nationale fascistische achtergrond en doet volop aan populistische demagogie. In de NV-A huizen wel diverse figuren met uiterst rechtse opvattingen zoals bijvoorbeeld gebleken is in de knokploeg Schild en Vrienden, maar het bestuur is er niet mee gediend. Sommige Vlaams-nationalisten hebben het NV-A de rug toegekeerd omdat ze begrepen hebben dat de partij de onmogelijkheid van een onafhankelijk Vlaanderen heeft ingezien, en ambieert om van Vlaanderen de dominerende economisch-politieke macht te maken in heel België.
Het Vlaams-nationalisme heeft nooit zijn banden kunnen verbreken met het uiterst rechtse gedachtegoed dat het zich eigen maakte na de 1ste wereldoorlog. Na de nederlaag van het nazisme kreeg het een marginaal plaatsje in de Volksunie die zich opstelde als een parlementair democratische partij. Maar het fascistisch Vlaamse wereldje leefde half ondergronds voort in vriendenkringen, publicaties, jeugdverenigingen, etc. Het begint vandaag, zoals de uiterst rechtse overblijfselen elders in Europa, opnieuw bovengronds actief te worden. Onderschatten mogen we het zeker niet.