‘We hebben verschillende pensioenstelsels, maar we hebben allemaal dezelfde woede”, klonk het vrijdag 24 januari in de Franse steden op de 51e actiedag tegen de pensioenhervorming van president Emmanuel Macron. Onder het mom van een veralgemeend pensioenstelsel, wil de regering de pensioenrechten gevoelig afbouwen, voor deze en vooral de komende generaties.
Nog niet moe
Macron en de regering van premier Edouard Philippe hadden erop gerekend dat ze met hun tactiek van kleine vage toegevingen het syndicaal front zouden doen wankelen. Ze zijn er inderdaad in geslaagd de vakbond CFDT verder los te weken van de rest, maar dat was erg voorspelbaar. Het is tekenend dat die CFDT nu economische adviseurs in dienst neemt die voor Macron hebben gewerkt – of misschien nog werken.
De regering had vooral gerekend op actiemoeheid, maar ze zijn er voorlopig aan voor de moeite. Op de 51e actiedag kwamen opnieuw honderdduizenden mensen op straat, meer dan de week ervoor, een teken dat de vastberadenheid weinig is aangetast. Dat is nu al de achtste week van acties. Nous sommes déter” (déterminés, vastberaden), klonk het vrijdag.
De stakingen verlopen nu meer schoksgewijze, met actiedagen, maar er worden dagelijks ook andere actievormen bedacht en uitgevoerd. Zoals het systematisch beletten dat ministers en verantwoordelijken van Macrons “La République en Marche” (LRM) een nieuwjaarstoespraak houden. Of de elektriciteit her en der even afsnijden.
Misprijzen
Er zijn vooral veel beroepsgebonden protesten, vaak symbolisch, en precies daarom zo een sterke uiting van woede. Zoals meer dan duizenden zorgverleners die hun witte jas op een hoop gooien, advocaten die hun toga voor de voeten van de minister werpen, leerkrachten die schoolboeken en agenda’s voor de directiegebouwen opstapelen, arbeidsinspecteurs die hun arbeidscode wegwerpen, boze artiesten die pleinconcerten geven.
Het gaat hen niet alleen om hun pensioen, er is een algemene woede over het misprijzen waarmee deze regering van het rijk volk de rest van het volk bejegenen.
Door de acties waart de geest van de ‘gilets jaunes’, de gele hesjes die vanaf november 2018 Frankrijk maandenlang beroerden. Die gilets jaunes bezetten al die tijd rotondes en hielden wekelijkse – tot vandaag – actiedagen. Ze kregen Macron niet weg, maar de president zag zich een jaar geleden genoopt tot toegevingen inzake koopkracht. Bij zoverre dat de economische groei, hoe bescheiden ook, volgens sommige economisten te danken is aan de gilets jaunes.
Basis
Veel van die dagelijkse acties zijn het werk van basismilitanten. Vaak leden van de actiefste vakbonden, CGT en Solidaires (met SUD), maar dikwijls zonder medeweten of instemming van de vakbondsleiding. Zoals de invallen in het kantoor van de CFDT waar de stroom werd afgesneden. Naast CGT waren daar ook mensen van een kleine groep La Base, ingeplant in enkele afdelingen van de Parijse metro RATP.
Het gaat bij die groepen meestal om vakbondsleden die hun leiding te mak vonden en zelf dan maar een bondje oprichtten. Het viel de voorbije weken ook op dat actiecomités volkomen op eigen houtje over staking en acties beslissen en dat ze hun leidingen onder druk zetten om vol te houden. Helemaal nieuw is dat niet, maar de beweging van de gilets jaunes heeft dat aangemoedigd. Tot en met bij de leerkrachten die de hervormingen in het secundair onderwijs meer dan beu zijn en die stad per stad acties bedenken om hun woede te uiten.
Impasse
Die woede vindt momenteel geen politieke verlenging. De rechtse oppositie moet toekijken hoe Macron haar programma doorvoert. Het uiterst rechtse RN vindt geen evenwicht tussen zijn ingeboren anti-syndicalisme en profiteren van de onvrede.
En links staan alleen enkele zwakke ploegen buitenspel. De PS zit nog altijd murw geslagen te zoeken hoe ze kan overleven. La France insoumise (LFI) is nog niet bekomen van de kaakslag bij de Europarlementsverkiezingen (6,5 %), en is verdeelder dan ooit. Zo zal LFI aan de komende gemeenteraadsverkiezingen vooral deelnemen via ‘burgerlijsten’; in sommige steden is LFI verdeeld over twee rivaliserende lijsten. De communistische PCF is vooral bekommerd om het electoraal behoud van enkele bolwerkjes. En het groene EELV zit ook bijna uitsluitend bezig met die verkiezingen, als aanloop tot de presidentsverkiezingen van 2022.
Het lijkt bijna een grap, maar het zegt iets over de toestand bij links: Ségolène Royal, in 2007 presidentskandidate van de PS en verslagen door de rechtse Nicolas Sarkozy, wil in 2022 weer kandidate zijn. Deze opportuniste steunde Macron in 2017 en werd beloond met de post van Ambassadrice voor de Polen (Noord- en Zuidpool), post die ze zopas kwijt is. Vorig jaar wou ze nummers twee zijn op de lijst van EELV voor de Europese verkiezingen. En nu hoopt ze dat “links” haar zal voordragen als kandidaat voor het Elysée.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Uitpers. Foto: Manon Boltansky.