In november 2020 herdachten socialisten over de hele wereld de tweehonderdste geboortedag van Friedrich Engels. Het is een vaak herhaalde fout Engels te beschouwen als slechts een popularisator van de ideeën van Marx. Niet alleen heeft hij, samen met Marx in 1844-48, bijgedragen tot de vorming van een nieuw wereldbeeld – de filosofie van de praxis of het historisch materialisme – maar hij ontwikkelde een analyse en argumentatie over onderwerpen die Marx niet wilde of kon bestuderen. Een daarvan is de kwestie van het primitieve communisme – dat niet afwezig is bij Marx, vooral in zijn ongepubliceerde ‘Etnografieboeken’, maar veel meer ontwikkeld is in het boek van Engels De oorsprong van het gezin, van de particuliere eigendom en van de staat (1884).
Gebaseerd op het werk van de Amerikaanse antropoloog Lewis H. Morgan over de prehistorische samenleving van gentes, bestudeerde Engels met grote belangstelling en zelfs enthousiasme deze primitieve vorm van samenleving zonder klassen, zonder privé-eigendom en zonder staat. Een passage uit De oorsprong van het gezin… illustreert deze sympathie:
‘En welk een verwonderlijke instelling is in al haar kinderlijkheid en eenvoud deze gensinrichting. Zonder soldaten, gendarmes en politie, zonder adel, koningen, stadhouders, prefecten of rechters, zonder gevangenissen (…) Allen zijn gelijk en vrij – ook de vrouwen. (…) Een degradatie, als een oorspronkelijke val van de top van de openhartigheid en de moraal van de oude gentes maatschappij (…) luiden de nieuwe beschaafde maatschappij in.’
Engels’ analyse van het primitieve communisme – een andere term voor wat antropologen de ‘heidense samenleving’ hebben genoemd (van mensen, stam, clan of familie) – heeft verschillende belangrijke methodologische implicaties voor de materialistische opvatting van de geschiedenis:
1. Het ontkracht de poging van de burgerlijke ideologie om sociale ongelijkheid, privé-bezit en de staat te ‘normaliseren’ als essentiële kenmerken van alle menselijke samenlevingen. Het primitieve communisme onthult dat deze sociale instellingen historische producten zijn. Ze bestonden niet tijdens de duizenden jaren van de prehistorie en ze zullen in de toekomst wellicht ophouden te bestaan.
Hetzelfde geldt voor het patriarchaat. Engels gebruikte het begrip ‘matriarchaat’ om het primitieve communisme te definiëren, in navolging van Morgan en andere antropologen uit die tijd (Bachofen). Het is een twijfelachtige term, die tot op de dag van vandaag voor veel controverses heeft gezorgd onder historici, antropologen en/of theoretici van het feminisme. Ik denk dat het belangrijkste is wat Engels zegt in de passage die we citeren: in deze primitieve samenlevingen was er een hoge mate van gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Het gaat er ook om het patriarchaat te ontmaskeren, dat zichzelf ziet als een tijdloze structuur, die alle sociale formaties gemeen hebben.
2. Het breekt met de burgerlijke visie – maar gedeeld door een groot deel van links – van de geschiedenis als een lineaire vooruitgang, een voortdurende vooruitgang van ‘Verlichting’, beschaving, vrijheid en/of productiekrachten. Engels stelt, in plaats van deze conformistische doctrine, een dialectische kijk op het historisch proces voor: in veel opzichten vertegenwoordigde de beschaving vooruitgang, maar in andere opzichten vormde ze een sociale en morele regressie ten opzichte van het primitieve communisme.
3. Het suggereert het bestaan, in de menselijke geschiedenis, van een dialectiek tussen verleden en toekomst. Het moderne communisme is duidelijk geen terugkeer naar het primitieve verleden, maar het neemt, in een nieuwe vorm, aspecten over van deze eerste vorm van klasseloze maatschappij: afwezigheid van privé-eigendom, heerschappij van de staat en patriarchale macht.
Het is belangrijk op te merken dat Engels in De oorsprong van het gezin… niet alleen verwijst naar het prehistorische verleden. Net als Morgan merkt hij op dat er zelfs in zijn tijd nog inheemse gemeenschappen waren met dit soort egalitaire sociale organisatie. Dat is bijvoorbeeld het geval met de Confederatie van Irokezen, een alliantie van inheemse naties in Noord-Amerika waarvoor hij zijn bewondering niet verborgen houdt: primitief communisme was dus ook in de 19e eeuw aanwezig.
Deze ideeën van Engels werden overgenomen door enkele van de beste marxistische denkers in de 20e eeuw. Zo wijdt Rosa Luxemburg in haar (postume) boek Introduction to Political Economy bijna de helft van haar werk aan het primitieve communisme. Ze beschouwt de strijd om deze gemeenschapsvormen te verdedigen tegen het brutale opleggen van privaat kapitalistisch eigendom als een van de redenen voor het verzet van de volkeren van de periferie tegen het kolonialisme. Volgens Luxemburg is het primitieve communisme op elk continent aanwezig; in het geval van Latijns-Amerika constateert ze het voortbestaan, tot in de 19e eeuw, van wat ze het ‘Inca-communisme’ noemt.
Zonder dit boek van Rosa Luxemburg te kennen (hij las geen Duits), gebruikt José Carlos Mariategui, de grondlegger van het Latijns-Amerikaans marxisme, precies dezelfde term, Inca communisme, om de inheemse gemeenschappen (ayllus) te beschrijven die aan de basis lagen van de Inca maatschappij vóór de Spaanse kolonisatie. Voor hem bleven deze inheemse gemeenschapstradities bestaan tot in de 20e eeuw en kunnen ze – samen met het stedelijk proletariaat – een van de belangrijkste sociale grondslagen zijn voor de ontwikkeling van de moderne communistische beweging in de Andes-landen.
Nu, in de 21ste eeuw, in het licht van de ecologische crisis die het menselijk leven op deze planeet bedreigt, moet rekening gehouden worden met een ander aspect, dat door Engels vermeld, maar weinig bestudeerd werd. Het ‘primitieve communisme’ was een manier van leven in authentieke harmonie met de natuur, en vandaag de dag worden inheemse gemeenschappen gekenmerkt door een diep respect voor Moeder Aarde. Het is dan ook geen toeval dat ze in de voorste gelederen staan van het verzet tegen de vernietiging van bossen en de vergiftiging van rivieren en land door multinationale oliemaatschappijen, oliepijpleidingen en agro-voedselexporteurs van het noorden tot het zuiden van het Amerikaanse continent. Berta Caceres, de inheemse leider die in Honduras werd vermoord, is het symbool van deze hardnekkige strijd, die in Brazilië wordt weerspiegeld door de strijd van de inheemse volken om het Amazonegebied te redden van de systematische vernietiging die wordt bevorderd door de koningen van vee en sojabonen – met de openlijke steun van de neo-fascistische en ecocidale regering van Jair Bolsonaro.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Against the Current. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.
Trackbacks/Pingbacks