De ‘Russische wereld’ is een van de sleutelelementen van Poetins officiële ideologie, die diende om de militaire invasie in Oekraïne te rechtvaardigen. Politiek theoreticus Ilya Budraitskis analyseert de genealogie van de ‘Russische wereld’.
In een toespraak tot de natie aan de vooravond van de oorlog noemde Vladimir Poetin Oekraïne ‘een integraal deel van onze eigen geschiedenis, cultuur en spirituele ruimte’. Uit deze uitspraak volgt een directe politiek-militaire conclusie: de grenzen van deze ‘geestelijke ruimte’ moeten volledig samenvallen met de geografische grenzen van de Russische staat. Het idee om cultuur te vereenzelvigen met leger, staat met taal, en nationale identiteit met burgerschap staat bekend als de doctrine van de ‘Russische wereld’ en is in de afgelopen twee decennia geleidelijk door het Kremlin ontwikkeld. Dit concept is nu een hoeksteen voor het rechtvaardigen van de oorlog tegen Oekraïne en het ontzeggen van het bestaansrecht aan de hele natie. Wat is het verhaal achter het concept van ‘de Russische wereld’ en hoe is het ontstaan?
De term ‘Russische wereld’ verschijnt in de jaren negentig binnen intellectuele kringen in Moskou, als antwoord op de behoefte aan een brede culturele definitie van de Russische identiteit, die moest verschillen van de mogelijke nationalistische en revanchistische definities. Tegen het begin van de jaren 2000 heeft de term echter een nieuwe betekenis gekregen en is hij geleidelijk uitgegroeid tot de pijler van de officiële doctrine. In oktober 2001, op het zogenaamde Wereldcongres van Volksgenoten, gaf Poetin voor het eerst zijn interpretatie van deze doctrine: de ‘Russische wereld’ bestaat uit ‘miljoenen mensen die Russisch spreken, denken en voelen’ die buiten de Russische Federatie wonen. Tot de ‘Russische wereld’ behoren is, volgens Poetin, een bewuste keuze; het is ‘een kwestie van geestelijke zelfbeschikking’. En aangezien ‘Rusland gestaag vordert op weg naar integratie in de wereldgemeenschap en de wereldeconomie,’ ‘hebben onze landgenoten alle gelegenheid om hun vaderland te helpen in een constructieve dialoog met [zijn] buitenlandse partners.’
Uit de toespraak van Poetin blijkt duidelijk dat hij op dat moment meer geïnteresseerd is in degenen die ‘zich Rus voelen’ terwijl ze in Londen, Parijs of New York wonen dan in degenen in de Donbass of Noord-Kazachstan. Het is de moeite waard eraan te herinneren dat 2001 Poetins wittebroodsweken met het Westen waren: Rusland steunde de militaire operatie van de VS in Afghanistan, terwijl liberale economische hervormingen werden doorgevoerd – waaronder programma’s om buitenlandse investeringen aan te trekken. Tot dusver verwijst de ‘Russische wereld’ naar rijke en invloedrijke leden van de diaspora die kunnen dienen als Ruslands concurrentievoordeel in een globaliserende wereld.
Zelfs een jaar eerder, in 2000, definieerde Pjotr Sjtsjedrovitski, een politieke consultant met banden met het Kremlin, de ‘Russische wereld’ als een ‘culturele en menselijke bron’ op de wereldmarkt. Sjtsjedrovitski steunt het concept van de ‘Russische wereld’ als een hybride ‘menselijk-technologische benadering’ en stelt het tegenover het Servische model van ‘het met geweld oplossen van territoriale en etnisch-culturele problemen’.
Tegen het midden van de jaren 2000 baant het Rusland van Poetin zich een weg in de wereldeconomie en neemt het de rol van belangrijke grondstoffenleverancier op zich – de versterking van zijn ‘culturele bron’ staat niet langer op een prioriteitenlijst. Tegelijkertijd zetten de overwinningen van de ‘kleurenrevoluties’ in Georgië in 2003 en Oekraïne in 2005 vraagtekens bij de politieke invloed van Moskou in de post-Sovjetruimte. Het vertrouwen van het Kremlin in informele netwerken met lokale elites werpt duidelijk geen vruchten af en de geleidelijke vervreemding van het Westen vereist pleitbezorging. Nu wordt de ‘Russische wereld’ volledig bepaald door de politieke belangen van de staat: de Russischtalige bevolking van de buurlanden moet een instrument worden voor staatsinvloed, terwijl sympathie voor de Russische geschiedenis en cultuur (en in deze specifieke zin ook sympathie voor Rusland als opvolger van de Sovjet-Unie) moet worden omgezet in steun voor zijn internationale politiek.
Daartoe worden in het midden van de jaren 2000 de volgende projecten in het leven geroepen: de Stichting Russische Wereld, de nieuwszender RT (Russia Today), het Instituut voor Democratie en Samenwerking (een in Moskou gevestigde denktank) en vooral een nieuw federaal agentschap, het Federaal Agentschap voor aangelegenheden van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten, in het buitenland levende landgenoten en internationale humanitaire samenwerking dat wordt gesteund door het Cultureel Centrum van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Elk project heeft zijn missie in het uitoefenen van Russische ‘soft power’: RT richt zich op ‘alternatief nieuws’, daagt de westerse media uit en interpreteert de actuele gebeurtenissen in een pro-Kremlin licht, terwijl het Instituut voor Democratie en Samenwerking een netwerk creëert van conservatieve deskundigen die Poetins Rusland zien als een bolwerk voor ‘Europese waarden’ tegen ‘links liberalisme’ en feminisme.
De ‘Russische wereld’ is nu niet alleen van toepassing op de internationale gemeenschap van Russischtaligen, maar betekent ook een reeks ‘waarden’, die worden bevorderd in overeenstemming met de belangen van de staat. Zoals Vera Ageyeva het uitdrukte, is er een ‘beveiliging van de Russische wereld’ op komst: een situatie waarin culturele invloed bijna integraal deel uitmaakt van zowel de ‘nationale veiligheid’ als de bescherming van de staat tegen externe bedreigingen. Het is tekenend dat in 2008 de adjunct-chef van de Generale Staf van de Russische Strijdkrachten, Alexander Burutin, het idee toejuicht om het Instituut voor Democratie en Samenwerking op te richten en zijn rol in ‘informatie-oorlogsvoering’ gericht op ‘mensen en hun attitudes’ prijst. Deze interpretatie impliceert dat de grenzen tussen ‘zachte’ en ‘harde’ macht vervagen, omdat de inhoud van de ‘Russische wereld’ – Russische taal, cultuur en emotionele ‘verbondenheid met Rusland’ – een soort wapen wordt dat in een onzichtbare oorlog kan worden gebruikt.
Voor het Kremlin is de ‘Russische wereld’ slechts een antwoord op de expansie van het Westen, dat begrippen als ‘democratische verkiezingen’ of ‘mensenrechten’ naar voren schuift als een middel om Rusland te verzwakken. Het blijkt dus dat ‘waarden’ als zodanig, dat wil zeggen ongeacht hun inhoud, niet echt van waarde kunnen zijn: ze zijn gedoemd een instrument te worden van nationale belangen, ten dienste van hetzij het ene, hetzij het andere land. En terwijl mensenrechtenactivisten of oppositieleden binnen Rusland worden uitgeroepen tot agenten van de westerse invloed, moeten degenen die zich buiten Rusland met de Russische cultuur identificeren agenten van de Russische invloed worden.
Na de annexatie van de Krim en het uitbreken van het conflict in de Donbass in 2014, vertoont de ‘Russische wereld’ niet langer sporen van ‘zachte macht’ en ontwikkelt zich tot een ideologie van irredenta – een programma dat streeft naar het terugwinnen van de ‘historische gebieden’ van het land, die verloren gingen – zo niet als delen van de Russische Federatie, dan toch in ieder geval binnen de invloedssfeer van haar politieke en militaire controle. Zoals patriarch Kirill, het hoofd van de orthodoxe kerk van Rusland, indertijd verklaarde, is de ‘Russische wereld’ ‘een bijzondere beschaving en de mensen die er tegenwoordig toe behoren noemen zichzelf onder verschillende namen – Russisch, Oekraïens, of Wit-Russisch.
Tot de ‘Russische wereld’ behoren is dus geen kwestie van persoonlijke keuze; het lot – afkomst en grondgebied – bepaalt het lot. Volgens Vladislav Surkov, strateeg van het Kremlin, is de ‘Russische wereld’ de wereld waar mensen ‘de Russische cultuur koesteren, bang zijn voor Russische wapens en onze Poetin respecteren’. Met andere woorden, deel uitmaken van de ‘Russische wereld’ betekent onderworpen zijn aan Poetin, zijn gezag erkennen en gehoorzamen. Er is geen beknoptere formule denkbaar die de totale ineenstorting laat zien van eerdere conceptualiseringen van de ‘Russische wereld’ als ‘zachte macht’: Rusland kan niet simpelweg geliefd zijn om zijn hoge cultuur, omdat niemand zijn sociale en politieke model aantrekkelijk vindt; maar het is wel in staat om angst aan te jagen met zijn militaire macht.
Gedurende een heel decennium hebben verschillende organisaties tevergeefs aan de ‘Russische wereld’ gebouwd. Tot overmaat van ramp zijn ze een mechanisme geworden voor verduistering van toegewezen overheidsgelden. Zelfs de Russisch-orthodoxe kerk is nu moreel bankroet, aangezien miljoenen van haar parochianen in Oekraïne haar de rug hebben toegekeerd toen de oorlog begon. Het falen van de ‘Russische wereld’ als strategie van ‘zachte macht’ is echter niet alleen een gevolg van corrupte praktijken. Het vloeit voort uit de antidemocratische visie van de staatselites, die er diep van overtuigd zijn dat de mensen, althans zij die buiten de elites staan, niet in staat zijn hun eigen lot te bepalen. De echte ‘Russische wereld’ – miljoenen mensen die Russisch spreken – wordt niet behandeld als een gelijke in een dialoog, maar als een ‘bezit’; een bezit dat moet worden beheerd en gebruikt ten voordele van de staat.
Die ‘Russische wereld’ is nu letterlijk een gijzelaar en slachtoffer van de staat die een misdadige oorlog voert. Het waren de Russischtalige Oekraïners die onder de Russische bommen in Marioepol en Kharkiv stierven of vluchtelingen werden. De logica van het Kremlin is ontaard in een angstaanjagende formule: als de ‘Russische wereld’ niet kan worden onderworpen, kan ze alleen worden vernietigd. Met andere woorden, als de Russische cultuur en taal een toekomst willen hebben, dan kan dat alleen op de puinhopen van Poetins Rusland.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Posle. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.