De extreemrechtse regering in Italië wil de vrijheden beperken, mensen die zich tegen haar verzetten onderdrukken en de grondwet van 1948 omverwerpen. Het is de voortzetting en voltooiing van een drift naar autoritarisme die decennia geleden begon en die de extreemrechtse meerderheid wil versnellen en mogelijk voltooien.

We hebben steeds gewezen op het succes van Giorgia Meloni en haar project. In internationale fora, of het nu gaat om EU-instellingen, G7-bijeenkomsten, andere planetaire topontmoetingen, bilaterale bijeenkomsten in Washington of andere hoofdsteden, is de Italiaanse premier er volledig in geslaagd zichzelf te presenteren als een ‘conservatieve’, maar ook een ‘liberale’, gezaghebbende leider, toegewijd aan de ‘verdediging van het Westen’ en ‘de democratie’. Ze is erin geslaagd het stigma van haar neofascistische cultuur uit het zicht te verwijderen. Om dat onmiskenbare succes te bereiken en te consolideren, heeft ze er ook voor gekozen om haar partij (Fratelli d’Italia – Broeders van Italië) op zijn minst formeel te distantiëren van de meer radicaal extreemrechtse sectoren. Meloni heeft zelfs een niet onbelangrijke prijs betaald in de (misschien slechts tijdelijke) breuk op EU-niveau tussen de groep van ‘Europese conservatieven’ waar ze zich bij heeft aangesloten en de ‘patriotten’ van Orbán, Le Pen en Salvini (de laatste is haar coalitiepartner en leider van de Lega).

Maar dat internationale succes lijkt in tegenspraak met haar beleid op nationaal niveau, dat er steeds meer op gericht is om de Italiaanse politiek in de richting van een autoritairder systeem te duwen. Op nationaal niveau is de regering-Meloni geen conservatieve regering die een rechts beleid voert. Het is veel meer: ze wil elk gebied van het politieke leven controleren, haar visie opdringen en het land van elke resterende democratische vitaliteit beroven.

Een paar columnisten in de oppositiemedia hebben geprobeerd het publiek te waarschuwen, maar ze plaatsten die autoritaire aanpak altijd tegenover de internationale ‘conservatieve’ presentatie van de premier.

De bewijzen van dat autoritaire project zijn legio. Zo nam de Cultuurcommissie van de Kamer van Afgevaardigden in september op voorstel van Salvini’s Lega een resolutie aan die ‘genderpropaganda’ op scholen verbiedt.

Maar het duidelijkste bewijs van het autoritaire project wordt geleverd door het wetsvoorstel DDL 1660, dat op 24 september door de Kamer van Afgevaardigden werd goedgekeurd en nu door de Senaat wordt bestudeerd. Het is een wetsvoorstel dat de onderdrukking van elk echt oppositie-initiatief versterkt en de mogelijkheid om zelfs maar actie te voeren ernstig beperkt. Er zullen zware gevangenisstraffen worden opgelegd voor elke illegale bezetting van privé-eigendom, of het nu gaat om leegstaande huizen of bedrijven die werknemers ontslaan, en zelfs voor vreedzame, symbolische blokkades van een weg of spoorweg. Het decreet is gericht tegen vreedzaam verzet van studenten, arbeiders, migranten en milieuorganisaties.

De partij van Giorgia Meloni steunde in 2021 (toen ze in de oppositie zat) demagogisch de arbeiders van de Whirlpool-fabriek in Napels die de straten bezet hielden om hun stem te laten horen tegen het feit dat hun fabriek naar het buitenland werd verplaatst. Vandaag de dag kiest die partij, nu ze in het regeringspaleis het Palazzo Chigi zit, ervoor om elke mogelijkheid tot sociale of ecologische strijd te wurgen.

De rechtse coalitie, met haar ‘wetsvoorstel juridische hervorming’, roept op tot de verdediging van de rijken en machtigen, schrapt de misdaden van de corrupten en vergoelijkt belastingontduiking. Aan de andere kant voorziet haar DDL 1660 in de opsluiting van zelfs zwangere vrouwen of vrouwen met kinderen jonger dan één jaar, iets wat zelfs de fascistische Rocco Code niet had durven denken.

Het stelt voor om de overbevolking van gevangenissen tegen te gaan door nieuwe en grotere gevangenissen te bouwen; het gaat voorbij aan de erbarmelijke omstandigheden van detentie, de flagrante en herhaaldelijke schendingen van de rechten van gevangenen. Maar dat niet alleen, het pakt gevangenen wreed aan door degenen die niet gehoorzamen of, erger nog, protesteren tegen de bevelen van de bewakers, te straffen met nog meer gevangenisstraf.

Maar natuurlijk is immigratie een van de belangrijkste gebieden waarop de regering-Meloni repressief optreedt. Het Cutro-decreet van 2023 versterkte het repressieve arsenaal en beperkte het asielrecht. Als gevolg van dat decreet tekende Giorgia Meloni een protocol met de Albanese ‘socialistische’ premier Edi Rama om detentiecentra voor migranten aan de hele Adriatische Zee te openen.

Er is nogal wat discussie in Italië over de vraag of dat beleid de neofascistische oriëntatie van de regering en de Fratelli d’Italia partij bevestigt of niet. De verschillen tussen het beleid van de huidige regering en dat van het ‘historisch fascisme’ zijn duidelijk en in sommige opzichten functioneel voor de strategie van Giorgia Meloni. Bovendien was zelfs het historisch fascisme pas ‘fascisme’ in 1925-26, toen het regime werd geïnstitutionaliseerd met de goedkeuring van de ‘fascistische wetten’, die een einde maakten aan een periode van formeel respect voor het Statuto Albertino en liberale en katholieke parlementsleden (die tot dan toe Mussolini hadden gesteund of een ‘neutrale’ positie hadden ingenomen) opdroegen partij te kiezen.

Er zijn mensen die erop wijzen dat er al vele jaren geen destabiliserende bedreiging voor de machtsstructuren van Italië komt van links en sociale bewegingen. Bovendien zou die moeilijke omstandigheid van semi-passiviteit van de bewegingen het nutteloos en zelfs ongepast maken voor de heersende klassen om te kiezen voor fascistische oplossingen die alleen maar het risico zouden inhouden om democratische oppositie uit te lokken en een risico op internationaal isolement.

Natuurlijk maakt de zwakte van de sociale bewegingen en links het openlijk gebruik van geweld door extreemrechtse formaties tegen links overbodig, hoewel er sporadische maar niet te verwaarlozen uitzonderingen zijn. Maar die overwegingen kunnen de onderliggende tendens niet verhullen dat een groot deel van de heersende klassen (in Italië, maar daar niet alleen) er voorstander van is, of er in ieder geval niet tegen is, om steeds impopulairdere economische en sociale maatregelen te combineren met een autoritair beheer van de politiek en de instellingen, met als doel de samenleving te onderwerpen aan regels die andersdenkenden het zwijgen opleggen.

De heersende klassen hebben de Grondwet van 1948 altijd beschouwd als een obstakel voor de vrije uitoefening van hun macht. Temeer omdat het de kristallisatie van nationale en internationale machtsverhoudingen vertegenwoordigt die niet langer gunstig is voor links en de arbeidersklasse. Zelfs na de triomf van de neoliberale contrarevolutie blijft de grondwet verkondigen dat ‘Italië een republiek is die op de arbeid is gegrondvest’, met alles wat dat symbolisch, cultureel en politiek betekent. De oprichtingsverklaring is een openlijke provocatie tegenover een steeds agressievere heersende klasse. Die sociale klasse bestaat uit grote, kleine en zeer kleine bazen. Maar vandaag de dag zijn er ook alle would-be bazen en kleine zelfstandigen en alle fans van het idee van ‘ik tegen alles’, die streven naar een republiek (maar waarom niet misschien ook een monarchie?) ‘gegrondvest op het belang van het individu’ – en fuck de maatschappij.

Deze intolerantie voor de grondwet en haar principes is in de loop van de decennia gegroeid, aangemoedigd door Silvio Berlusconi ’s tv-zenders en vervolgens door zijn regeringen, die, niet verrassend, extreemrechts in het Italiaanse institutionele spel bracht, de neofascistische MSI-partij legitimeerde en haar daaropvolgende ‘evoluties’ in de Nationale Alliantie en vervolgens in Fratelli d’Italia.

De anticonstitutionele onverdraagzaamheid werd sterk in de hand gewerkt door het feit dat de meeste artikelen van de tekst van 1948 vanaf het begin een dode letter bleven en dat de ‘arbeidersbasis’ van het land sinds de jaren 1950 werd overrompeld door de logica van privé- en bedrijfswinst. De arbeidersbeweging vocht terug met de strijd tussen 1968 en 1978, maar werd daarna opnieuw zwaar verslagen in de hel van de neoliberale politiek.

Het ongeduld met de democratie werd aangewakkerd door de personalisering van de politiek, door de mythe van ‘iemand die de touwtjes in handen heeft’, die in staat is om de eindeloze akkoorden tussen partijen te omzeilen en te beëindigen, een mythe die door Bettino Craxi en vervolgens door Berlusconi in het leven werd geroepen. De ‘presidentialisering’ van de macht is altijd een obsessie geweest van extreemrechts in Italië, maar heeft ook veel sympathie gekregen van ‘links’. Het ‘Amerikaanse model’ van de ‘president’ was een van de mythes die ten grondslag lagen aan de transformatie van de PCI in de Democratische Partij (PD), via steun voor het ‘Segni-referendum’ van 1993, voor majoritaire kieshervormingen zoals het ‘mattarellum’, naar Matteo Renzi’s voorstel van de ‘burgemeester van Italië’.

Natuurlijk lijken al deze projecten lauw tegenover het project van Giorgia Meloni’s ‘premierate’ (versterkt premierschap met directe verkiezingen), ‘de moeder van alle hervormingen’, dat een beslissende stap zou betekenen in de ontmanteling van de Grondwet. Tegelijkertijd probeert deze regering de zogenaamde ‘gedifferentieerde autonomie’ voor de regio’s door te drukken. Dat staat alleen ogenschijnlijk in contrast met de centralistische geest van de nieuwe institutionele configuratie die de ‘premier’ voorstelt.

In dat verband is het de moeite waard om te herinneren aan het voornemen om de jurist Francesco Marini, auteur van het wetsvoorstel dat de ‘premierate’ implementeert, te kiezen als lid van het Constitutioneel Hof, dat wil zeggen het orgaan dat zal worden opgeroepen om zich uit te spreken over die hervorming.

We kunnen ervoor kiezen om al die hervormingen ‘fascistische wetten’ noemen of niet. Blijft overeind dat die wetten, weliswaar op een zachtere manier omdat ze rekening houden met een totaal andere context, lijken op die van Mussolini in 1925-26. Ze wijzen op een politieke en institutionele kwaliteitssprong die extreemrechts aan het land wil opleggen. In die zin heeft Giorgia Meloni gelijk als ze haar volk oproept zich achter de voorstellen te scharen en hen eraan herinnert dat ‘ze geschiedenis schrijven’, of in ieder geval dat ze dat zouden willen doen.

De premier en haar gewiekste medewerkers weten dat de weg gelukkig nog bezaaid is met obstakels: de goedkeuring van DDL 1660, de benoeming van de constitutionele rechter, de referenda over het premierschap volgend voorjaar, de vaststelling van een nieuwe kieswet…

Maar ze weten ook dat ze het parlement stevig in handen hebben, niet alleen omdat ze een comfortabele meerderheid hebben, dankzij de electorale hervormingen van centrum-links, maar ook omdat een groot aantal afgevaardigden en senatoren samenspannen met de structurele verzwakking van de wetgevende macht door de uitvoerende macht, door middel van de stortvloed van wetsdecreten uitgevaardigd door Palazzo Chigi.

De vraag is echter: zal links, in zijn verschillende politieke, vakbonds- en sociale vormen, en meer in het algemeen de oppositie die beweert ‘democratisch’ te zijn, in staat zijn om de kanalen van de verenigde strijd te vinden om de aanklacht om te zetten in actie die de weg naar deze wetten en het algemene Meloni-project kan versperren?

Hier, op dit niveau, moeten we allemaal in staat zijn om ons ‘pessimisme van de rede’ om te zetten in ‘optimisme van de wil’.


Dit artikel stond op Fourth International. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.

Afbeelding: Giorgia Meloni in 2023. CC: Italiaanse overheid. Beschikbaar op Wikimedia Commons.