Tijdens de zogenoemde ‘eurocrisis’ die in 2010 begon stond de situatie in Griekeland in het brandpunt van de belangstelling. Maar na de capitulatie van de Syriza regering en de daarop volgende verkiezingsnederlaag van de partij van Alexis Tsipras in 2019 en het weer aan de macht komen van Nea Dimokratia (Nieuwe Democratie) wordt er (ook in linkse media) nauwelijks meer aandacht geschonken aan de ontwikkelingen in dat land. Hoog tijd voor een update. [leestijd 20 minuten].

Het jaar 2021 begint met een offensief van de regering van Kyriakos Mitsotakis. Een nieuwe wet versnelt de neoliberale hervorming van het hoger onderwijs en stelt de permanente aanwezigheid van politietroepen binnen de campussen in. Het recht om te protesteren wordt voortdurend onder druk gezet, hetzij door verschillende wetten en decreten, hetzij ‘de facto’ door de repressie van demonstranten door de politie. Hongerstaker Dimitris Koufontinas (in 2003 tot levenslang veroordeeld, zie hieronder) werd op cynische (en moorddadige) wijze zijn minimale en legitieme rechten in de gevangenis ontzegd. De rode draad is de wens van de regering om met geweld te heersen en een ‘oorlog’ te voeren tegen radicaal links. De autoritaire campagne lokte op alle fronten een ernstige reactie uit, die culmineerde in een verbazingwekkende uitbarsting van anti-regeringsgevoelens in het weekend van 13 en 14 maart in veel steden in Griekenland en in de meeste buurten en wijken van Athene. Een heropleving van de massale actie op straat creëert een nieuwe situatie. Laten we eens terugblikken op de context van deze gebeurtenissen en de recente strijd.

Een week vóór de verkiezingen van januari 2015 sprak de rechtse politicus Makis Voridis (de huidige minister van Binnenlandse Zaken) op een kleine plaatselijke bijeenkomst ter ondersteuning van de rechtse partij Nieuwe Democratie. Hij zei: ‘We zullen het land nooit aan links overleveren (…) Wat onze grootvaders met hun geweren verdedigden (een verwijzing naar de burgeroorlog van 1946-1949, toen nationalistische legers een regime van witte terreur oplegden aan guerrillastrijders van de Communistische Partij), zullen we aanstaande zondag met onze stemmen verdedigen. Hou jezelf niet voor de gek. Aanstaande zondag gaat het niet alleen om het kiezen van een partij, noch om het kiezen van een economisch programma. Het gaat over een enorme ideologische confrontatie tussen twee verschillende werelden.’

Zijn partij verloor die strijd destijds en Syriza vormde uiteindelijk een regering (de eerste regering die op 27 januari 2015 aantrad). Wat er daarna gebeurde is algemeen bekend. De inspanningen om een compromis te vinden met de trojka (IMF, ECB en Europese Commissie) en de Griekse heersende klasse leidden tot de capitulatie van Alexis Tsipras en de ondertekening van het derde bezuinigingsmemorandum. De demoraliserende nederlaag van 2015 (Tsipras aanvaardt de voorwaarden van de Trojka, ondanks de overwinning van de nee-stemmers, met meer dan 61%, in het referendum van 5 juli 2015) maakte de weg vrij voor de terugkeer van de rechts aan de macht.

Bij de verkiezingen van 2019 behaalde Nieuwe Democratie een belangrijke verkiezingsoverwinning. Opiniepeilingen wezen op een rechtse tendens in de publieke opinie. De capitulatie van Syriza en de daaropvolgende ideologische verschuiving in een poging om dit verraad te rechtvaardigen en het bezuinigingsbeleid dat de regering Tsipras had doorgevoerd te verdedigen, hebben de TINA-doctrine (There Is No Alternative) versterkt. Het neoliberalisme (ook bekend als ‘het scheppen van een gunstig klimaat voor investeerders’) werd gerehabiliteerd als de enige manier om uit de crisis te geraken, terwijl Nieuwe Democratie gevoelens van sociaal conservatisme had aangewakkerd als een manier om haar positie te versterken terwijl ze in de oppositie zat.

Makis Voridis was nu in een wraakzuchtige bui: ‘We zullen alle nodige ingrepen doen om ervoor te zorgen dat links nooit meer aan de macht komt.’ Hij was niet zo bezorgd over de electorale vooruitzichten van Syriza. Zoals hij in 2015 zei: ‘het is geen partij’. Voridis is een van de meest uitgesproken vertegenwoordigers van het hedendaagse extreem-rechts in Griekenland. Hij bracht zijn jeugd door in neofascistische groeperingen en gebruikte wapens tegen antifascistische demonstranten in de straten van Athene. Later sloot hij zich aan bij de meer ‘parlementaire’ extreemrechtse partij LAOS (Orthodox Volks Alert), voordat hij zich aansloot bij Nieuwe Democratie. In zijn toespraken noemt hij graag Antonio Gramsci en het begrip ‘hegemonie’, om zijn langetermijnproject uit te leggen: ‘het opleggen van een strategische nederlaag aan de ideeën van links – iets dat groter is dan een bepaald electoraal percentage, iets dat bestaat in de universiteiten, in de kunsten, in de vakbonden, in de hoofden van mensen.’

Hoewel Voridis de nadruk legt op ‘hegemonie’ en ‘ideeën’, kent hij natuurlijk ook het belang van kracht en geweld bij het regeren. Maar zijn dagen als rechtse revolverheld zijn voorbij. En nu zien we hem verliefd op ‘onze liberale democratie’. Hij zal de repressieve krachten van ‘onze liberale democratie’ verdedigen tegen vakbondsstakingen, tegen linkse mobilisaties, tegen anarchistische kraakpanden, tegen demonstranten die de straten blokkeren. Men zou kunnen zeggen dat terwijl Voridis afstand nam van zijn vroegere extreme neo-fascistische tactieken, ‘onze liberale democratie’ in zijn richting bewoog, zodat ze elkaar halverwege tegen kwamen. Sinds januari 2021 is Makis Voridis minister van Binnenlandse Zaken. En de ‘oorlog tegen links’ die hij decennia lang heeft gevoerd, is nu het ware project van de huidige rechtse regering onder leiding van de zogenaamde ‘centrist’ Kyriakos Mitsotakis.

Kyriakos Mitsotsakis hoopte de politieke nederlaag van links te gebruiken om links een strategische nederlaag op te leggen. De demoralisatie na 2015 leek een gouden kans om de slogan van opeenvolgende regeringen in de afgelopen decennia waar te maken: ‘We moeten een einde maken aan de Metapolitefsi’. ‘Metapolitefsi’ betekent letterlijk ‘politieke regimewisseling’ en beschrijft de overgang naar democratie na de val van de militaire dictatuur in 1974. Maar het is een politiek geladen term, gebruikt om te verwijzen naar de militante tradities van de jaren zeventig, de verworvenheden van de arbeidersbeweging en de ‘hegemonie van links’ die door Voridis’ gedachten spookt.

Overheidsoffensief

Al heel vroeg ging de regering van Kyriakos Mitsotsakis in het offensief, met als doel ultra-neoliberaal beleid te voeren en de machtsverhouding tussen werknemers en werkgevers te verstoren. Hij heeft voortgebouwd op de tragische precedenten die de regering Syriza heeft geschapen en heeft getracht deze koers te verscherpen, zonder deze vergezeld te doen gaan van de ‘ideologische voorbehouden’ die eigen zijn aan de partij van Alexis Tsipras tijdens haar verandering.

Sinds afgelopen maart is de pandemie een nieuwe factor. Enerzijds was het beheer van de pandemie een ramp. De regering heeft geweigerd een beleid te voeren dat de situatie zou helpen beheersen. Bars en restaurants kunnen maandenlang gesloten zijn, terwijl de detailhandel open en dicht gaat, maar van een echte sluiting van de belangrijkste sectoren van de economie (fabrieken, bouw, kantoren, enzovoort) is nooit sprake geweest, evenmin als van enige inspanning om de werkgevers gezondheidsveiligheidsmaatregelen op te leggen. De nationale gezondheidszorg NHS, die al een puinhoop was, moest ten strijde trekken zonder nieuwe soldaten (artsen) of nieuwe wapens (intensive care units, massale testmogelijkheden, enzovoort). Het openbaar vervoer, dat eveneens in slechte staat verkeerde, is niet verbeterd om de drukte te vermijden. De meeste werknemers worden immers nog steeds gedwongen om gewoon naar het werk te gaan en vervolgens een avondklok te houden en hun ‘vrije tijd’ te beperken. De vraag van leerlingen naar kleinere klassen, zodat de scholen weer veilig open kunnen, is onbeantwoord gebleven, omdat dit zou betekenen dat er meer leraren moeten worden aangeworven en/of meer scholen moeten worden gebouwd.

Elke poging om deze problemen aan te pakken zou een breuk met de neoliberale koers betekenen. Nieuwe artsen, nieuwe ziekenhuisafdelingen en bedden voor de NHS, nieuwe chauffeurs en een nieuw wagenpark voor het openbaar vervoer, nieuwe leraren en scholen, nieuw personeel voor de arbeidsinspectie zouden ‘permanente’ oplossingen kunnen zijn en dus ook na de pandemie blijven bestaan, iets wat de neoliberalen niet kunnen verdragen.

Deze elementen hebben bijgedragen aan het mislukken van de strijd tegen de pandemie. Hoewel er sinds november vorig jaar voortdurend reisbeperkingen en nachtelijke uitgaansverboden van kracht zijn, blijft het aantal besmettingen stijgen (233.000 gevallen en 7.361 sterfgevallen). Op dit moment zijn de intensive care-afdelingen in Athene vol en artsen zeggen dat de ziekenhuizen in de Griekse hoofdstad op het punt staan een ‘Bergamo-achtige’ situatie tegemoet te gaan (kiezen welke patiënten moeten worden gered, zoals het geval was in de Italiaanse stad).

Intussen is de financiële steun voor werknemers in sectoren die gesloten zijn of het zwaarst getroffen zijn door de neergang, het absolute minimum. De meeste overheidsgelden worden gebruikt om de eigenaren te ‘steunen’, terwijl er kruimels overblijven voor de werknemers.

De regering is er niet alleen niet in geslaagd de gezondheids- en economische crisis te beheersen, maar gebruikte de pandemie om haar neoliberale koerst te versterken. Terwijl demonstraties, vakbondsvergaderingen, studentenvergaderingen en allerlei andere activiteiten door de pandemie werden bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt, weigerde de regering verdere aanvallen af te slaan. Het parlement nam de ene wet na de andere aan, in de hoop het maatschappelijk verzet te breken en gebruikte de pandemie ook als een instrument om de repressie te versterken. Eén onderdeel van de staat heeft echter geprofiteerd van een verhoging van de overheidsuitgaven, voor nieuw personeel en ultramoderne apparatuur: … de politie.

Na de indrukwekkende antifascistische demonstratie afgelopen oktober, tijdens het proces tegen de Gouden Dageraad, heeft de regering een preventief tegenoffensief gelanceerd. Artikel 11, dat het recht op betoging beschermt, werd tweemaal opgeschort, bij decreet van de politiechef (!), om massabetogingen te verbieden: op 17 november (de verjaardag van de studentenopstand tegen de militaire junta in 1973) en 6 december (de verjaardag van de moord op de 15-jarige Alexis Grigoropoulos door de politie, die de jongerenopstand in december 2008 aanwakkerde). Vervolgens werd een tiental linkse feministische activisten gearresteerd omdat ze op 25 november op het Syntagmaplein alleen maar een spandoek omhoog hielden om te protesteren tegen geweld tegen vrouwen. De wet die afgelopen zomer werd aangenomen om demonstraties te ‘reguleren’ geeft de politie het groene licht om willekeurig te beslissen over de ‘omvang van de geraamde dreiging’ en openbare bijeenkomsten te verbieden of in te perken.

Verzet tijdens de pandemie

Ondertussen hebben de angst voor de pandemie zelf en de repressie door de staat ons gedwongen een soort ‘gedelegeerd verzet’ te organiseren. Kleine symbolische activiteiten, georganiseerd in een ‘semi-clandestiene’ omgeving door activistische minderheden, die uiting geven aan de gevoelens van een bredere laag van de bevolking die niet bereid of in staat is om de straat op te gaan.

Gezien de zwakte van sociale bewegingen waren we van mening dat de nieuwe wet en het onevenredig gebruik van de politie tegen kleine symbolische mobilisaties een preventief karakter hadden. De regering, die begrijpt dat de woede onder de oppervlakte borrelt en dat de gevolgen van de economische crisis mettertijd zullen verergeren, heeft geprobeerd een ‘nieuw normaal’ op te leggen, waar demonstraties een gevaarlijke plaats zijn, waar militante minderheden zullen worden geïsoleerd en met zware repressie te maken zullen krijgen voordat ze een groter deel van de bevolking kunnen aanspreken en weten te mobiliseren.

Het grootste probleem voor Nieuwe Democratie is dat een pijler van haar ‘contrarevolutie’ is gebroken: het neoliberalisme verkeert sinds 2007 in een staat van permanente crisis. Mitsotakis wilde in de voetsporen treden van zijn idool, Margaret Thatcher, waarbij hij vergat dat de ‘Iron Lady’ zich liet gelden in een tijd dat het neoliberalisme in volle gang was en de economische groei de ‘neerwaartse effecten’ nog een tijdje kon tegenhouden.

In het hedendaagse Griekenland werd de verheerlijkte particuliere sector hard getroffen tijdens de pandemie. De economische crisis heeft zelfs een deel van het electoraat van de regering hard getroffen: eigenaren van kleine bedrijven en sommige beroepsbeoefenaren; een deel van de kleinburgerij die hoopte dat een ‘bedrijfsvriendelijke’ regering de oplossing voor hun problemen zou zijn en die nu met een ramp wordt geconfronteerd. De loontrekkenden staan sinds 2010 onder extreme druk (om nog maar te zwijgen van het feit dat zelfs de ‘goede oude tijd’ vóór de crisis voor velen van hen niet zo goed was). Het herstel van de neoliberale orthodoxie als ‘gezond verstand’ en de omvorming van de Griekse samenleving tot een ‘bedrijfsvriendelijke’ omgeving stuiten op hindernissen, onder meer door arbeidersstrijd. De regering heeft aldus de tweede pijler van haar ‘oorlog tegen links’ versterkt: autoritarisme en conservatisme. Terwijl de politie repressie uitoefent, probeert men met een ideologisch offensief radicaal links in diskrediet te brengen door haar voor te stellen als de ‘vijand van binnenuit’ die het verdient om hard aangepakt te worden. ‘Recht en orde’ werd het enige discours dat Nieuwe Democratie te bieden had aan haar conservatieve achterban, die bezweek onder het gewicht van de financiële crisis.

Dat is sindsdien de mentaliteit van de regering. Hier een klein maar veelzeggend voorbeeld: temidden van een Griekse versie van #MeToo, waarbij vrouwen, vooral in de kunsten en de sport, hun stilzwijgen doorbreken en hun verhalen over seksuele intimidatie vertellen, werd onthuld dat Dimitris Lignadis, een door de regering aangestelde artistiek directeur van het Nationaal Theater, systematisch tieners had verkracht. Nadat de eerste pogingen om het te verdoezelen mislukten, werd hij uiteindelijk geofferd. Maar minister van Cultuur Lina Mendoni bleef op haar post, ondanks talrijke oproepen tot haar aftreden. Normaal gesproken zou haar vervangen een goedkope en makkelijke vorm van ‘damage control’ zijn geweest. Maar hier overheerste de ‘oorlogskabinet’-mentaliteit. Mitsotakis beschermde zijn minister. Ze werd door de rechtse media afgeschilderd als een slachtoffer van linkse propaganda die haar als doelwit had voor het bevorderen van een ‘investeringsvriendelijk’ beleid op cultureel gebied. De advocaat van Lignadis besloot voort te bouwen op dit verhaal en probeerde zijn cliënt af te schilderen als het slachtoffer van een soort linkse samenzwering. Hij zou de prijs betalen voor zijn pogingen om het Nationaal Theater opnieuw te verbinden met de ’traditionele oude Griekse geest’ en de ‘decadente linkse invloed in de kunsten’ uit te schakelen…

De zaak Dimitris Koufontinas

Het is in deze situatie dat de gevangene Dimitris Koufontinas, een voormalig lid van de ontbonden gewapende groep ’17 november’ (17N), in hongerstaking ging om te protesteren tegen (alweer) een onrechtvaardige behandeling. Koufontinas is gedurende zijn hele verblijf in de gevangenis hard aangepakt, waarbij staatsbureaucratieën hem voortdurend rechten ontzeggen die alle andere gevangenen met soortgelijke straffen wel hebben. Zowel Nieuwe Democratie als de Amerikaanse ambassade zijn van oudsher zeer fel gekant tegen elke humane behandeling van de 63-jarige gevangene. Het laatste voorbeeld is schandalig: de regering heeft een wet aangenomen die verbiedt dat een bepaalde categorie gevangenen naar plattelandsgevangenissen wordt overgebracht, ook met terugwerkende kracht. De enige gevangene die aan het profiel van deze nieuwe bepaling voldeed en die reeds in een plattelandsgevangenis zat, was Koufontinas, zodat dit in wezen een wet was die speciaal was ontworpen om hem te verwijderen. De wet bepaalde dat de gedetineerden moesten worden overgebracht naar de gevangenis waar ze voorheen verbleven. Maar de regering omzeilde haar eigen wet en bracht Koufontinas over naar de zwaarbeveiligde gevangenis van Domokos in Centraal Griekenland en niet naar de gevangenis van Korydallos in het district Piraeus, waar hij het grootste deel van zijn straf had doorgebracht (en waar het voor zijn familie gemakkelijker zou zijn geweest hem te bezoeken). Dimitris Koufontinas werd op 8 januari gedwongen in hongerstaking te gaan om de correcte toepassing te eisen van een strafwet die in eerste instantie tegen hem was uitgevaardigd!

De regering behandelde de hongerstaking met wreed cynisme. De wraak tegen Koufontinas werd gecombineerd met de ‘oorlogsmentaliteit’ van Nieuwe Democratie. Mitsotakis maakte duidelijk dat de regering niet zou terugkrabbelen en bereid was om Koufontinas dood te laten gaan. Het was weer een imitatie van Margaret Thatcher, die Bobby Sands en zijn kameraden (in mei 1981) in de gevangenis had laten sterven, om te bewijzen dat ‘de dame niet met zich laat sollen’. Wraak had ook een sterke symboliek. Dimitris Koufontinas werd gevormd tijdens de militante jaren na de militaire junta, en ’17N’ is een product van die tijd. Het tonen van nultolerantie en het ontzeggen van minimumrechten aan deze specifieke gevangene strookte met de slogan ‘laten we de geest van Metapolitefsi beëindigen’.

Voor sommige analisten was dit een imitatie van de ‘strategie van de spanning’. De oorspronkelijke strategie werd in de jaren zeventig in Italië toegepast, in een tijd dat er gewapende linkse groeperingen actief waren. Bij gebrek aan dergelijke groepen heeft de hedendaagse Griekse versie het spookbeeld van ‘gewapend geweld’ opgeroepen, 20 jaar na de ontbinding van 17N en de afsluiting van die cyclus, in een ongehoorde poging om het verhaal te veranderen: een kwestie van mensenrechten en democratie werd afgeschilderd als een ‘strijd tegen terrorisme’. Vanaf dat moment werden allen die de hongerstaking steunden en eerbiediging van de rechten van Koufontinas eisten, afgeschilderd als ‘sympathisanten van het terrorisme’. De media deden alsof het ging om de daden van Koufontinas in het verleden (waarvoor hij 17 jaar in de gevangenis heeft gezeten) en niet om zijn behandeling als gevangene. Rechtse commentatoren suggereerden dat deze ‘seriemoordenaar zonder wroeging’ geen rechten zou mogen hebben (of zelfs dat het in orde is om hem te laten sterven). Facebook-posts die zijn eisen ondersteunden, werden verwijderd en de profielen van gebruikers werden verwijderd wegens ‘steun aan de acties van een terroristische groepering’!

De politie heeft een nieuwe norm voor repressie gesteld. Pogingen van enkele tientallen mensen om de hongerstaker te steunen werden door eenheden van de oproerpolitie met geweld uiteengedreven, voordat ze zelfs maar de minimale tijd hadden gehad om bijeen te komen en hun plakkaten omhoog te houden.

De cynische behandeling van de hongerstaking, waarbij ook de mogelijke dood van Koufontinas werd vergoelijkt, was het hoogtepunt van de campagne om radicaal links te vernietigen, terwijl een beroep werd gedaan op de ‘law and order’ instincten van conservatieven die naar een hoger niveau werden geradicaliseerd (het aanvaarden van het idee om een doodvonnis op te leggen aan een ‘extremist’ en om iedereen die zich ertegen verzet als een terroristische sympathisant te bestempelen). Deze strategie was bedoeld om een precedent te scheppen voor alle toekomstige gevechten. De visie achter deze strategie kan ruwweg als volgt worden omschreven: een kleine minderheid die aandringt op actief verzet krijgt te maken met brute repressie, terwijl een deel van de bevolking te bang is om in actie te komen en het andere deel applaudisseert voor de politie die de gehate ‘extremisten’ aanpakt.

Maar de zaken zijn veranderd. Tijdens de maand januari organiseerden universiteitsstudenten een massaal verzet tegen de nieuwe wet die de neoliberale omvorming van het hoger onderwijs versnelt en de permanente aanwezigheid van politietroepen op de campus vastlegt. De wekelijkse demonstraties tegen de nieuwe wet brachten duizenden studenten bijeen en betekenden het einde van de periode van ‘gedelegeerd verzet’.

De ‘Koufontinas zaak’ nam een andere wending. Week na week verslechterde zijn gezondheid en het werd duidelijk dat Griekenland voor het eerst sinds 1981 op het punt stond het land in Europa te worden waar een hongerstaker zou sterven. Academici, kunstenaars, artsen, advocaten en leden van het Europees Parlement riepen op tot eerbiediging van zijn rechten. De Griekse Ombudsman, de Griekse afdeling van Amnesty International, de Griekse Vereniging voor Mensen- en Burgerrechten en zelfs de Vereniging van Rechters en Advocaten gaven de regering de schuld. De gehele parlementaire oppositie (met uitzondering van extreem-rechts) riep op tot zijn overplaatsing naar Korydallos. Demonstraties ter ondersteuning van de hongerstaking zijn aan de orde van de dag en winnen aan kracht. Een belangrijk deel van de samenleving, waarvan de meningen over Koufontinas uiteenlopen (van sympathie tot vijandigheid en alles daartussen), geeft uiting aan haar afkeuring van het wrede gedrag van de staat jegens hem. De enige openbare interventie die de regering duidelijk steunde, kwam van de kant van vertegenwoordigers van de VS, het land dat verantwoordelijk is voor de gevangenis in Guantanamo en geheime CIA-detentiecentra over de hele wereld…

De repressie van de politie

Ondertussen borrelde er iets anders onder de oppervlakte. De politie mishandelde niet alleen de demonstranten. Opgedragen om uitgaansverboden en reisbeperkingen op te leggen, opgevoed om ‘weerspannige jongeren’ als vijand te beschouwen, opgefokt door de ‘law and order’-strategie van de regering, gingen agenten tekeer in Atheense buurten, parken en openbare pleinen. Mensen hebben bittere ervaringen opgedaan in dagelijkse ontmoetingen met een politiemacht die opereerde met de arrogantie en bruutheid van een ‘bezettingsleger’.

Onder de oppervlakte verscheen de ‘paradox van de repressie’. Hierbij wordt repressie voortdurend gebruikt als middel om een bevolking die niet door overreding kan worden overgehaald te pacificeren. Maar op een bepaald moment maakt het voortdurende gebruik van repressie de bevolking niet langer bang, maar alleen maar bozer. De gebeurtenissen in Nea Smyrni, een gemeente in Attica, dienden als katalysator.

Op het openbare plein van Nea Smyrni bedreigden politieagenten een gezin dat op een bankje zat (en dus niet ‘actief aan het sporten was’, wat de officieel toegestane reden is om een wandeling te maken). Plaatselijke jongeren steunden de familie en al snel kwamen er politieversterkingen om ‘de vijandige menigte tot bedaren te brengen’. Eén jongere werd bruut neergeslagen. Dit tafereel werd door andere burgers met hun smartphone gefilmd en ging rond op internet. De aanvankelijke versie van de politie die door alle media werd overgenomen (de politie liep in een ‘gewelddadige hinderlaag’, enzovoort) werd belachelijk gemaakt door bewoners die beschreven wat er werkelijk gebeurde. Diezelfde avond demonstreerden meer dan duizend bewoners van het plein naar het plaatselijke politiebureau, waar ze werden aangevallen met traangas en uiteengedreven.

De video werd overal uitgezonden en de schreeuw van de jongeman ‘Ik heb pijn! ’terwijl hij werd geslagen werd een strijdkreet voor duizenden, vergelijkbaar met de impact van George Floyd’s ‘I can’t breathe’ op de Amerikaanse samenleving. Zelfs de media werden gedwongen hun toon voor een keer te veranderen, om enig medeleven te tonen met de slachtoffers van politiegeweld en om enige druk uit te oefenen op de politievertegenwoordigers die schaamteloos hun collega steunden, die ‘een fout maakte’, die ‘helaas werd gefilmd’ (!). Deze beelden ‘mogen niet worden gebruikt om de dappere politie in diskrediet te brengen door de gebruikelijke verdachten van anti-politie sentimenten.’

De volgende dag was er een aardbeving: meer dan 10.000 mensen verzamelden zich op het centrale plein van Nea Smyrni. In de moeilijke tijden die we doormaken zou een demonstratie van deze omvang als een groot succes worden gevierd, zelfs als het om een centrale manifestatie van alle burgers van Athene op het Syntagmaplein zou gaan. Maar het was maar een lokale demonstratie. Iedereen was er. Vakbonden die verbonden zijn met de Communistische Partij, radicaal-linkse krachten, anarchistische collectieven, bewoners die nog nooit hadden gedemonstreerd, zelfs voetbalfans besloten hun meningsverschillen voor een dag opzij te zetten en samen tegen het politiegeweld te demonstreren.

Later op de dag braken schermutselingen uit tussen enkele van de demonstranten en de politie. Een gemotoriseerde politie-eenheid – berucht om haar brute optreden en voortdurende tactiek van het aanvallen van demonstranten met hun motoren – viel aan. Dat is in het verleden vaak gebeurd, maar deze keer vochten enkele demonstranten terug en een lid van de eenheid werd geslagen en belandde in het ziekenhuis.

Toen begon er een ideologische tegenaanval. De media verlegden het debat onmiddellijk van politiegeweld naar ‘gewelddadige misdadigers die bijna een politieagent vermoordden’. De Eerste Minister verscheen in een speciaal programma, waarin hij het incident aan de kaak stelde (zonder ooit het slachtoffer van het politiegeweld te noemen). Plotseling werd iedereen verondersteld alles te vergeten wat tot deze woede-uitbarsting had geleid en mee te voelen met de politie. Ondertussen, zinde de politie in de straten van Nea Smyrni op wraak. Een hele gemeente had die nacht te lijden onder hun uitzinnige activiteit, in de omliggende straten, in winkels en flatgebouwen. Er is een video vrijgegeven die hun gemoedstoestand samenvat na de aanval op hun collega. Zijn eenheid werd gefilmd terwijl ze riepen: ‘Ze zijn er geweest! We gaan ze vermoorden! We gaan ze pakken!’ Veel incidenten van politiegeweld werden door buurtbewoners geregistreerd en online gezet.

Twee parallelle werelden

Het waren net twee parallelle universums. Voor de reguliere media was het drama van de gewonde politieman het ‘verhaal van de dag’, terwijl de sociale media werden overspoeld met diverse video’s van bruut politiegeweld in de omliggende straten van Nea Smyrni en bewoners die vanaf hun balkon riepen: ‘Wegwezen hier!’ of ‘Laat de kinderen met rust!’. De afstand tussen de realiteit en de berichtgeving in de media was een andere factor die de mensen woedend maakte – zoals ook het geval was bij het referendum van 2015, toen de massamedia zwaar in diskrediet werden gebracht voor hun rol in de ondersteuning van de ja-stem voor de maatregelen van de trojka. Kyriakos Mitsotakis heeft zijn standpunt geen kracht bijgezet toen hij jongeren waarschuwde dat ‘de sociale media een bedreiging vormen voor de democratie omdat ze een vertekend beeld geven van de werkelijkheid’, dit in een tijd waarin het de ‘respectabele’ media zijn die de werkelijkheid voortdurend verdraaien om de regering en de politie te beschermen.

Het ideologische tegenoffensief is jammerlijk mislukt. Uit de eerste nationale opiniepeiling over deze kwestie bleek dat een meerderheid van de ondervraagden een negatief oordeel had over de (buitensporig gewelddadige) politie en deze verantwoordelijk hield voor het kleine opstootje in Nea Smyrni. Maar wat veel belangrijker is dan opiniepeilingen zijn de straten. Het weekend na de gebeurtenissen in Nea Smyrni waren alle buurten van Athene en vele steden in Griekenland gevuld met demonstranten. Het is moeilijk om het totale aantal te schatten. Maar in veel gemeenten of districten vonden de grootste lokale demonstraties in vele jaren plaats. Tientallen gelijktijdige lokale demonstraties brachten telkens een paar duizend mensen bijeen. De ‘decentralisatie’ van het protest was een strategie die in radicaal links werd besproken als een manier om het dubbele probleem van de pandemie en het verbod van de staat aan te pakken. Sommige groepen hadden een dergelijke tactiek uitgeprobeerd op 6 december 2020, met tal van lokale evenementen ter herdenking van Alexis Grigoropoulos en de opstand van 2008, in plaats van te proberen opnieuw samen te komen op de traditionele ontmoetingsplaats in het centrum van Athene, waar tientallen politie-eenheden ons al ‘opwachtten’. Het was een succes, maar bij lange na niet wat er op 13 en 14 maart gebeurde. Deze keer beantwoordde de strategie van ‘decentralisatie’ aan de reële behoefte van een kritische massa mensen om in hun buurten te protesteren, om hun recht op openbare ruimte op te eisen tegenover de politie. De politie kwam niet eens opdagen om te proberen een halt toe te roepen aan wat kan worden omschreven als een ‘vreedzame opstand’ bestaande uit meerdere ‘guerrilla’-achtige demonstraties.

De lokale protesten waren divers en werden georganiseerd door plaatselijke anarchistische groepen, linkse organisaties, sommige vakbonden en collectieven die actief zijn in de sociale solidariteit, afhankelijk van hun sterkte in elke wijk of buurt.

Ze waren vol woede. Tegen de politie, tegen het beheer van de pandemie, tegen de prioriteiten van de overheidsuitgaven, enzovoort. Een enkele kreet verzamelde alle grieven: ‘Mitsotakis, jij bastaard!’ Het was een echo uit het verleden: de slogan werd in 1965 gebruikt tegen de vader van de huidige premier, Konstantinos Mitsotakis, tijdens de ‘Iouliana’ (de ‘juli-gebeurtenissen’), een opstand tegen de monarchie die ontstond toen het paleis een centristische regering omverwierp met de hulp van Mitsotakis, die de ommezwaai van een cruciaal aantal centristische parlementsleden had georkestreerd. De slogan wordt in 2021 opnieuw populair, om uiting te geven aan de minachting voor de zoon van een van de machtigste families in de Griekse politiek. Michalis Chryssochoidis, de minister die verantwoordelijk is voor de politie (een ministerie dat het ministerie van Burgerbescherming wordt genoemd), was een ander doelwit van het gezang van de demonstranten. Deze voormalige sociaal-democraat (lid van Pasok sinds 1974, in 2019 overgestapt naar Nieuwe Democratie), die na de ontmanteling van ’17N’ (in 2002) een favoriet van de CIA en het gezicht van het ‘antiterrorisme’ werd, is nu de alom verachte en belachelijk gemaakte ‘sheriff’ vanwege zijn eerdere uitspraak dat ‘de mensen van de sloppenwijken applaudisseren als ze onze politiemacht door hun straten zien marcheren’.

Jongeren vormden het leeuwendeel van de plaatselijke demonstraties. Natuurlijk kwamen er mensen van alle leeftijden, maar de massale aanwezigheid van jongeren was veelzeggend. Dat is een interessante ontwikkeling. Het is een generatie mensen wier korte leven tot nu toe wordt gekenmerkt door twee grote economische crises en een pandemie.. Hun vooruitzichten op de arbeidsmarkt zijn somber, hun sociale leven staat voortdurend onder druk, zij zijn degenen die gewoonlijk dagelijks het slachtoffer zijn van politie-intimidatie op pleinen en in parken, en zij zijn degenen die er voortdurend door de premier worden uitgepikt om de les te worden gelezen. Maar zij zijn het ook die de nederlaag van 2015 niet op dezelfde manier hebben ervaren als de vorige generaties, die jarenlang hebben gestreden voor Syriza aan de macht kwam en zich na het verraad uitgeput en gedemoraliseerd voelden.

Andere gevechten

Dit gevoel van wantrouwen werkt ook andere strubbelingen in de hand. In dezelfde week als de demonstratie in Nea Smyrni en de lokale demonstraties waren we ook getuige van: de feministische staking op 8 maart, een studentendemonstratie tegen de nieuwe universiteitswet en een centrale demonstratie waarin solidariteit met Dimitris Koufontinas en de algemene strijd tegen autoritarisme en repressie samenkwamen. Enkele duizenden mensen hebben aan deze acties deelgenomen. In de daaropvolgende dagen waren er acties van acteurs uit verschillende culturele kringen, die hun grieven over het gebrek aan financiële steun tijdens de lockdown bundelden, hun afwijzing van pogingen om censuur in de kunsten op te leggen door middel van ‘antiterroristische’ wetgeving (vergelijkbaar met de wetgeving waardoor de Catalaanse rapper Pablo Hasel onlangs in de gevangenis belandde) en de woede die de Griekse #MeToo in de kunstwereld losmaakte. Vervolgens werd op 17 maart een demonstratie van gezondheidswerkers in solidariteit begeleid door een groot aantal mensen. Kortom, een regering die een campagne is begonnen om de publieke protesten ernstig te verminderen, wordt de laatste tijd bijna dagelijks geconfronteerd met acties.

Deze ontwikkeling heeft nog een ander neveneffect. Er wordt gezegd dat vastberaden en wanhopige hongerstakers iets nodig hebben om naar uit te kijken, zodat ze van gedachten veranderen en zich niet opofferen. Terwijl Nieuwe Democratie tot het einde toe weigerde Dimitris Koufontinas zijn rechten te geven, tevreden of zelfs bereid om hem te zien sterven, gaf de korte ‘lente’ van sociaal verzet Koufontinas reden tot hoop voor de toekomst. Hij beëindigde uiteindelijk zijn hongerstaking en verklaarde dat ‘wat daar gebeurt veel belangrijker is dan de kwestie die eraan ten grondslag ligt’ en dat het bestaan van dynamische sociale krachten die zich verzetten tegen autoritarisme ‘een nieuwe hoop is’. Hoewel de massabeweging de regering niet heeft gedwongen zich terug te trekken, heeft ze het grimmige vooruitzicht van een tragische dood afgewend.

De regering staat onder druk en de dagen van arrogant zelfvertrouwen die haar eerste ambtstermijn kenmerkten, liggen achter haar. Maar haar toekomst is nog lang niet bepaald. De ‘oorlog tegen links’ kan vruchtbaar blijken bij het ‘aanhaken’ van het geradicaliseerde conservatieve electoraat. De grootste oppositiepartij, Syriza, is nauwelijks een ‘oppositie’ te noemen, omdat ze kiest voor de verzoenende taal van respectabele politiek, nationale eenheid, enzovoort. Antikapitalistisch links is nog steeds versplinterd, verward en/of likt zijn wonden van 2015. De vakbonden zijn ernstig verzwakt en de ‘nieuwe bewegingen’ ontberen op dit moment een kritisch fundament.

Maar het lijkt erop dat we een nieuw terrein betreden, met mogelijkheden om, in een eerste fase, de gevolgen van de politieke nederlaag van 2015 tegen te gaan. De bruisende energie van de jongere generaties, gecombineerd met een mogelijke reactivering van een sector van politieke activisten met ervaring in de strijd, kan een gunstig element zijn voor een nieuwe politieke fase.

Tegenwoordig hebben columnisten in de mainstream media de neiging te verwijzen naar de jongerenopstand van 2008 en de ‘pleinenbeweging’ van 2011. De optimisten stellen hun publiek gerust dat ‘het niet meer zal gebeuren’. De meer voorzichtigen waarschuwen dat ‘we ervoor moeten zorgen dat het niet weer gebeurt’. In ieder geval is het veelzeggend dat de geesten van de strijd uit het verleden terugkomen om hen te achtervolgen…

Vertaling vanuit het Grieks door de redactie van A l’Encontre. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.