Het Deense ‘gettoplan’ belooft een strenger politieoptreden in wijken met veel werklozen en etnische minderheden en de verkoop van de huizen waar zij wonen, wat nu nog sociale woningbouw is. Het beschamende beleid van de sociaaldemocraten laat zien dat anti-immigratie chauvinisme geen manier is om de verzorgingsstaat te verdedigen – het is een instrument van privatisering.
De algemene verkiezingen in Denemarken in juni 2019 waren een belangrijke overwinning voor links. Mette Frederiksen leidde haar sociaaldemocratische partij met haar linkse retoriek over economische kwesties terug naar de regering in een land dat bekend staat om zijn sterke welvaartsstaat en bijna geheel in vakbonden georganiseerde arbeidersklasse. Hoewel dit succes een einde beloofde aan de decennialange aanval van privatisering, financialisering en deregulering, is het nog maar de vraag of haar regering inderdaad een draai naar links heeft gemaakt.
Dat is vooral duidelijk als we kijken naar de goedkeuring van de agenda die de vorige liberaal-conservatieve regering in 2018 heeft voorgesteld, met name het zogenaamde ‘gettoplan’ dat bepaalde gebieden definieert als ‘getto’s’ op basis van het percentage ‘niet-westerse immigranten’, werkloosheid en criminaliteit. Voor de bewoners van deze gebieden is in het plan een regime van willekeurige regels en straffen vastgelegd – een disciplinerend proces dat waarschijnlijk zal eindigen in uitzettingen en de privatisering van hun huizen.
Het gettoplan wordt aangewakkerd door racisme en gemaskeerd als sociaal beleid. Het echte doel van het gettoplan is de ontmanteling van het al lang bestaande machtige Deense systeem van volkshuisvesting. In de campagne voor de verkiezingen van juni werd alom beweerd dat de Deense sociaaldemocraten een harde lijn hadden aangenomen met betrekking tot immigratie om politieke ruimte te kopen en zich daardoor op economische kwesties naar links te kunnen bewegen. Als we echter zorgvuldiger naar het gettoplan kijken, zien we dat de twee niet tegengesteld zijn – en dat de racistische stigmatisering van de armen in feite hand in hand gaat met de privatisering van hun huizen.
Het getto
Rechts populisme is de afgelopen decennia een belangrijke factor geweest in de Deense politiek. Sinds de extreemrechtse Deense Volkspartij in 2003 voor het eerst directe politieke invloed had door de parlementaire meerderheid te bewegen zich aan te sluiten bij de oorlog van George W. Bush in Irak, heeft de partij een groeiende invloed gehad op de Deense politiek. Door ingrijpende beperkingen op immigratie, het bemoeilijken van de weg naar het staatsburgerschap en de beruchte ‘Juwelenwet’ van 2016 die de regering toestaat om geld en kostbaarheden van vluchtelingen die asiel aanvragen in beslag te nemen, heeft de Deense Volkspartij met succes de nationale identiteit en migratie centraal gesteld in het nationale politieke debat – ondanks het feit dat ze eigenlijk nooit deel heeft uitgemaakt van de regering.
Vorig jaar heeft de conservatieve regering een beleidspakket voorgesteld dat ‘het gettoplan’ wordt genoemd. Het plan werd verkocht als een oplossing om zich te ontdoen van ‘parallelle samenlevingen’ waar de inwoners te maken hebben met hoge criminaliteitscijfers, hoge concentraties immigranten (hun woorden) en een laag opleidingsniveau.
De mensen in deze gebieden zijn nu onderworpen aan een reeks speciale wetten die bewust bedoeld zijn om onevenredig te straffen en de politie heeft de bevoegdheid gekregen om ‘speciale strafzones’ in te stellen waarin de straffen worden verdubbeld. Wat in de rest van Denemarken een boete van 1.000 Deense Kronen (134 euro) zou zijn geweest voor de een of andere overtreding, kost daar 2.000 Deense Kronen – en hetzelfde geldt voor een gevangenisstraf.
Bovendien mogen mensen met een werkloosheidsuitkering niet naar deze gebieden verhuizen – en als je als inwoner daar een misdaad pleegt, is het verhoudingsgewijs makkelijker om uit je huis te worden gezet. Deze strafvermeerdering geldt ook voor het klaslokaal. Naast andere maatregelen worden kinderen vanaf zes jaar gedwongen om een taaltest af te leggen, zijn er kortingen op de financiële steun aan gezinnen als kinderen op school verzuimen of examens overslaan, mogen middelbare scholen het aantal leerlingen uit immigrantengezinnen beperken en zijn er verplichte lessen in ‘Deense waarden’ voor kinderen vanaf één jaar.
Het plan bevat ook mechanismen die de staat nieuwe bevoegdheden geven om in te grijpen in de ‘samenstelling’ van deze gebieden in termen van huurtermijn en eigendom. Als een gebied eenmaal vier jaar op de ‘getto-lijst’ staat, wordt het geclassificeerd als een ‘hard ghetto’ en moet het aandeel sociale woningbouw worden teruggebracht tot 40 procent van het totaal. Dit betekent dat gebouwen kunnen worden gesloopt en de grond kan worden verkocht aan particuliere ontwikkelaars, simpelweg omdat er te veel arme en allochtone bewoners zijn. In de komende jaren zullen naar verwachting 11.000 mensen worden uitgezet omdat ze in een van de vijftien ‘harde getto’s’ van het land wonen.
Racisme: een wapen van het kapitaal
Aan de oppervlakte zou dit beleid kunnen worden opgevat als een rationeel resultaat in een politiek landschap dat wordt gekenmerkt door een chauvinistisch en racistisch sentiment. Maar de realiteit is complexer. Het gettoplan functioneert ook als een instrument om een proces van ondermijning van de volkshuisvesting en ‘verbetering van het ondernemingsklimaat’ voor particuliere verhuurders te bevorderen. Het schaamteloze racisme van het gettoplan vertroebelt de parallelle, zo niet doorslaggevende functie van de wetgeving – namelijk het privatiseren van de volkshuisvesting in een land waar de meerderheid van de mensen in min of meer tegen de marktwerking beschermde woningen woont.
Het is nuttig om te kijken naar de stad Kopenhagen, waar een vijfde van de Deense bevolking woont. Vanaf het begin van de vorige eeuw regeerden de sociaaldemocraten in Kopenhagen. Zij maakten een grote zelfbesturende sociale woningbouwsector mogelijk die voornamelijk via coöperaties opereerde. Huisvesting werd gezien als een integraal onderdeel van het dominante Deense welvaartsregime – en de publieke controle over de huisvestingssector breidde zich uit tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Tegen die tijd werd bijna 90 procent van de nieuwe woningen die in Kopenhagen werden gebouwd, door de overheid gefinancierd.
Zoals door David Harvey omschreven als ‘commoning’, stond huisvesting ‘zowel collectief als niet verhandelbaar – buiten de logica van de marktwerking en markttaxaties’. Nu wordt er bijna geen volkshuisvesting meer gebouwd.
Maar hoewel de meerderheid van de nieuwe woningen die nu worden gebouwd, particuliere woningen zijn, heeft slechts ongeveer een kwart van de inwoners van de stad, door de lange Deense geschiedenis van volkshuisvesting, een particuliere verhuurder. Ongeveer een derde van alle Kopenhagenaars woont in woningen van coöperaties, een vijfde in volkshuisvestingswoningen en een vijfde heeft een eigen huis. Een aanzienlijk deel van de woningvoorraad in Kopenhagen maakt dus nog steeds deel uit van de ‘commons’. Maar zoals we hieronder bespreken, ligt het coöperatieve model onder vuur, in een poging om de niet-marktgebonden kenmerken ervan te verwijderen.
In de jaren negentig van de vorige eeuw was de sociaaldemocratische partij nog steeds aan de macht in de stad, maar de inhoud van haar politiek veranderde. Met het dominant worden van het neoliberalisme, veranderde het stedelijk bestuur in steden op de hele planeet. De lokale overheid hield zich niet langer vooral bezig met het dienen van haar burgers, maar concentreerde zich op het aantrekken van mondiaal kapitaal – een verschuiving die door sommige analisten wordt beschreven als het stedelijk bestuur dat van ‘bestuurlijk’ (het omgaan met de woningvoorraad) naar ‘ondernemend’ (gericht op de winst) ging.
Overal ter wereld vult dit proces onze steden met ‘kapitalistisch-realistische taarten’ in de vorm van operagebouwen, relikwieën uit een industrieel verleden, herbestemming van fabrieksgebouwen, het opleggen van ‘cultuur’ en ‘geschiedenis’ aan ruimtes die voor de rest ‘gesaneerd’ waren. Onder de oppervlakte resulteert dit in een financialisering van woonhuizen, waardoor woningen worden omgevormd tot verhandelbaar onroerend goed. In de afgelopen drie jaar is meer dan 70 procent van alle investeringen in woningen in Kopenhagen afkomstig uit het buitenland, tegenover 27 procent in 2012. Dit maakt deel uit van een wereldwijde trend, aangezien 60 procent van de activa in de wereld nu in gebouwen zijn ondergebracht.
Het feit dat een aanzienlijk deel van de Deense woningvoorraad buiten de logica van de beurs en de marktwaardering valt, biedt nu een kans, de commons zijn ‘maagdelijke grond’ waar de grenzen van de vastgoedmarkt zich kunnen uitbreiden. Om dit mogelijk te maken, moet de publieke opinie eerst in het voordeel van privatisering worden omgebogen.
Verandering van de consensus
De basis werd gelegd in het begin van de jaren 2000 in een periode die de ‘Fogh Rasmussen-tijd’ wordt genoemd – een verwijzing naar de ‘Giuliani-tijd’ en de revanchistische politiek die New York City in de jaren negentig van de vorige eeuw een nieuwe vorm gaf. In 2002 startte de liberaal-conservatieve regering van Fogh Rasmussen een ‘strijdplan’ dat gericht was op het privatiseren van de tot dan toe in collectief bezit zijnde woningen. Het plan omvatte stappen zoals het afbouwen van staatssteun voor de bouw van nieuwe coöperaties, het ontmantelen van het ministerie van huisvesting en stedelijke zaken en het plaatsen van huisvesting onder de jurisdictie van het ministerie van economische zaken.
Maar misschien wel het meest ingrijpend was een regeling voor het ‘recht tot koop’ van huizen uit het bestand van volkshuisvesting, geïnspireerd op Thatcher’s project. Destijds beschreven als een ‘stormram recht in het hart van de non-profit beweging’ die resulteerde in een aanzienlijke groei van het aantal coöperaties (omdat de bewoners hun huizen samen kochten in plaats van individueel), werd het gevolgd door het opheffen van zowel de prijsplafonds voor aandelen als de beperkingen op de particuliere hypotheekverlening met aandelen als onderpand. Coöperaties werden snel in de financiële sfeer getrokken.
Omdat de aandelen van coöperaties als zekerheid voor leningen konden dienen, werd het voor de leden van de democratisch bestuurde coöperaties verleidelijk om in jaarvergaderingen te stemmen voor hogere aandelenkoersen. Door deze veranderingen leken de woningcoöperaties meer op het gewone huisbezit. De verdere liberalisering van de woningmarkt kreeg steun van het publiek naarmate de toegang van mensen tot goedkoop krediet groeide.
De particuliere schuld van Denemarken is na 2002 sterk gestegen en bereikte een hoogtepunt in 2008. De schuld behoort nu, met 281 procent van het netto beschikbare inkomen, tot de hoogste van alle OESO-landen. Het gettoplan, dat in feite een instrument is om huurders uit te zetten en volkshuisvesting te privatiseren, moet worden opgevat als de laatste stap in dit proces van financialisering en niet alleen als racisme. Racisme is niet alleen een instrument voor de politieke elite om de macht te behouden, maar ook voor de economische elite om nieuwe mogelijkheden te creëren voor waardevermeerdering en de opwaartse herverdeling van het inkomen.
Gebrek aan verandering
De ineenstorting van de extreemrechtse Deense Volkspartij en de groei van links in juni zou het begin kunnen zijn van het einde van een tijdperk dat gedomineerd wordt door extreemrechts populisme en financialisering. Maar helaas wordt het gettoplan in leven gehouden door de schijnbaar linkse sociaaldemocraten en de Socialistische Volkspartij – wat suggereert dat er weinig gaat veranderen.
Je zou kunnen stellen dat de sociaaldemocraten op sociaal gebied naar rechts zijn opgeschoven om op economisch gebied naar links te kunnen opschuiven. Maar het gettoplan – een instrument voor financialisering – laat zien dat dit verhaal veel te simplistisch is. Centrum links verspilt een kans om achter gewone huurders te blijven staan door zich opzettelijk te verbinden aan een politiek programma dat door de voormalige liberaal-conservatieve regering is bedacht.
Ter linkerzijde is de Rood-Groene Alliantie de enige die het gettoplan heeft veroordeeld. Maar sinds de sociaaldemocraten in juni een regering vormden, heeft deze kleine partij haar strategie veranderd om zich te richten op het verzachten van de ergste gevolgen van het plan. In de onderhandelingen met de regering heeft ze gestreefd naar een zachtere uitvoering van een aantal van de betrokken beleidsmaatregelen, bijvoorbeeld door te pleiten voor het aanbieden van nieuwe, goedkope volkshuisvesting aan uitgezette bewoners.
Sommige vertegenwoordigers van de Socialistische Volkspartij en de Sociaaldemocraten hebben zich ook op lokaal niveau tegen de uitvoering van het plan verzet (bijvoorbeeld de Socialistische Volkspartij in Esbjerg aan de westkust), maar binnen deze partijen is er op nationaal niveau weinig verzet.
In deze context blijft racisme een sterke kracht om de woningmarkt te helpen privatiseren en liberaliseren. De rechtse populisten zijn er zo goed in geslaagd het debat te verleggen, dat een dergelijke draconische wetgeving in feite een grote meerderheid in het parlement heeft. Een groot deel van de arbeidersklasse wordt in de steek gelaten en haar woningen worden te koop aangeboden. Dit zal waarschijnlijk alleen maar leiden tot een verdere vervreemding van degenen die het gevoel hebben dat geen enkele politieke partij hun kant kiest.
In plaats daarvan moet een linkse partij die op de lange termijn wil winnen, het ‘gezond verstand’ dat het land al veel te lang domineert, ter discussie stellen, uitleggen hoe politieke beslissingen hebben geleid tot de achteruitgang van de welvaartsstaat en fundamentele stappen voorwaarts voorstellen die alle werknemers ten goede komen, ongeacht waar ze wonen of vandaan komen. Een linkse intentie om de macht te grijpen en te behouden, kan zich niet alleen richten op de volgende verkiezingen, maar moet geduldig de hegemonie van rechts aanvechten. Het gettoplan moet tegengewerkt worden – net als de processen die het mogelijk hebben gemaakt.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Jacobin. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.