De bevolking van West-Papoea lijdt al tientallen jaren onder onderdrukking en discriminatie door de Indonesische staat. Nu hebben ze zich laten inspireren door de Black Lives Matter-protesten om hun verzet tegen de voortdurende onderdrukking op te voeren.
De antiracistische protesten in de Verenigde Staten hebben in veel delen van de wereld bewegingen tegen onderdrukking en discriminatie geïnspireerd. Een treffend voorbeeld hiervan is West-Papoea, dat sinds de jaren zestig van de vorige eeuw als provincie van Indonesië wordt geregeerd en waar de veiligheidstroepen van Jakarta het streven naar onafhankelijkheid of autonomie hard de kop indrukken. De slogan ‘Papuan Lives Matter’, die direct gebaseerd is op de Afro-Amerikaanse strijd, is voor Papoea-activisten een strijdkreet geworden.
Een recente golf van onrust begon in augustus 2019 nadat nationalistische milities Papoea-studenten in de op één na grootste stad van Indonesië, Surabaya, hadden aangevallen en hen ‘apen’ hadden genoemd. Ze beschuldigden de studenten van het beledigen van de Indonesische nationale vlag. Dat werd door de studenten categorisch ontkend. De politie heeft de studenten vervolgens bijeen gedreven en hun slaapzaal met traangasgranaten bestookt.
De gebeurtenissen in Soerabaja waarvan beelden op televisie en de sociale media rondgingen wekten onder West-Papoea’s, woede op. Ze organiseerden vervolgens een van de grootste antiracistische protesten in de moderne Indonesische geschiedenis. Duizenden mensen uit heel West-Papoea woonden bijeenkomsten bij met borden waarop stond ‘West-Papoea’s zijn geen apen’. De eerste protestgolf duurde enkele weken, en de gevolgen ervan zijn nu nog steeds voelbaar.
Geen vrije keuze
Net als de andere Indonesische provincies is West-Papoea een voormalige kolonie van Nederland, maar het eiland bleef onder Nederlands bewind toen Indonesië na de Tweede Wereldoorlog een onafhankelijke staat werd. Indonesië noemde het ‘Irian Jaya’ en kreeg het gebied in de jaren zestig in handen. Dit was bedoeld was als een tijdelijke regeling tot er een referendum kon worden georganiseerd om de status van het gebied vast te stellen.
Toen uiteindelijk in augustus 1969 de zogenaamde ‘Act of Free Choice’ [het ‘referendum’ over de status van West Papoea] werd gehouden, vertegenwoordigde deze duidelijk niet de wil van het volk. Slechts 1.026 afgevaardigden, uitgekozen door het Indonesische leger, namen deel aan de verkiezing – minder dan 2 procent van de bevolking van 800.000 personen. In een telex uit juli 1969 beschreef de Amerikaanse ambassade in Jakarta de aard van het ‘referendum’:
‘De Act of Free Choice (AFC) in West-Irian ontvouwt zich als een Griekse tragedie, de conclusie is voorbestemd. De belangrijkste hoofdrolspeler, de Indonesische regering, kan en zal geen andere uitslag toestaan dan de permanente opname van West-Irian in Indonesië. Dissidente activiteiten zullen waarschijnlijk toenemen, maar de Indonesische strijdkrachten zullen in staat zijn deze in te dammen en zo nodig te onderdrukken.’
Een andere telex die dezelfde maand door de ambassade werd gestuurd, suggereerde dat de ‘grote meerderheid’ van de bevolking ‘voorstander is van een beëindiging van het Indonesische bewind’.
West-Papoea’s die weigerden de Indonesische bezetting te aanvaarden, organiseerden zich in de Beweging Vrij Papoea (Organisasi Papua Merdeka, OPM). Sindsdien broeit in de regio de opstand. Als reactie daarop heeft Indonesië duizenden West-Papoea’s beschuldigd van verraad, enkel en alleen vanwege het uiten van hun politieke overtuiging. Toch blijft de beweging bloeien.
De Indonesische staat ontkende dat de West-Papoea’s een aparte gemeenschap vormen met een eigen Melanesische cultuur en probeerde de provincie na de annexatie ervan te ‘Indonesianiseren’. De autoriteiten in Jakarta moedigden de migratie van niet-Papoea’s uit Java, Sumatra en andere regio’s naar West-Papoea aan, in een poging tot etnische acculturatie. De religieuze demografie van de christelijke meerderheid van de provincie begon te verschuiven naarmate de moslimbevolking groeide.
Ondanks deze ontwikkelingen is de invloed van de Melanesische identiteit in West-Papoea toegenomen. Een uiting hiervan is de populariteit van de slogan ‘Sorong-Samarai’, die een broederlijke band tussen West-Papoea en de etnische buurman Papoea-Nieuw-Guinea aangeeft. (Sorong en Samarai liggen respectievelijk aan de westelijke en de oostelijke uiteinden van het eiland).
Jakarta’s methoden
Washington speelde – als architect van het akkoord van New York uit 1962 dat de weg vrijmaakte voor de Indonesische overname, en de ‘Act of Free Choice’ – een sleutelrol in de annexatie van West-Papoea. De Amerikaanse regering benaderde de kwestie West-Papoea vanuit het standpunt van de Koude Oorlog in het gebied van de Stille Oceaan. In de jaren vijftig gaf de Sovjet-Unie steun aan Soekarno, de eerste Indonesische leider na de onafhankelijkheid, terwijl de Communistische Partij van Indonesië (PKI), ’s werelds grootste niet-regerende communistische beweging, zich bij het conflict tussen China en de Sovjet Unie aansloot bij China.
De Verenigde Staten reageerden door in 1965 de staatsgreep van de Indonesische legergeneraal Haji Mohammad Soeharto tegen Soekarno te steunen: de CIA gaf een lijst van PKI-leden in het land aan de knokploegen van Soeharto. In zijn boek The Jakarta Method heeft Vincent Bevins dit door Amerika opgezette programma van massamoorden, dat een sjabloon leverde voor toekomstige bloedbaden in Latijns-Amerika, gedocumenteerd. Na de annexatie van West-Papoea door het regime van Soeharto te hebben gesteund, gingen de Verenigde Staten ook akkoord met de Indonesische inname van Oost-Timor in de jaren zeventig, die werd gevolgd door grootschalige wreedheden tegen de burgerbevolking.
Het Amerikaanse mijnbouwbedrijf Freeport-McMoRanFre nam een meerderheidsbelang in de Grasbergmijn van West-Papoea, die enkele van ’s werelds grootste goud- en kopervoorraden bevat. Henry Kissinger trad eind jaren tachtig toe tot het bestuur van het bedrijf. Het bedrijf is tot op heden doorgegaan met de exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen in de regio, het dumpen van afval en het vervuilen van de rivieren en het grondgebied in West-Papoea.
In een rapport in de New York Times uit 2005 werd vastgesteld dat er nauwe banden bestonden tussen Freeport en de Indonesische veiligheidstroepen in de regio:
‘Van 1998 tot 2004 gaf Freeport volgens de documenten bijna 20 miljoen dollar aan generaals, kolonels, majoors, kapiteins en eenheden van het leger. Individuele commandanten van leger en politie ontvingen tienduizenden dollars, in één geval tot 150.000 dollar, zo blijkt uit de documenten. Deze werden verstrekt door een individu in de buurt van Freeport en bevestigd als authentiek door huidige en voormalige werknemers.’
De steun van de VS aan het Indonesische regime ging door ondanks de brute repressie in West-Papoea en elders. In 1977-78 startte Indonesië uitgebreide en door de VS gesteunde militaire operaties in de centrale hooglanden van Papoea als reactie op de volksonrust die ontstond rond de door de staat gemanipuleerde Indonesische nationale verkiezingen in 1977. Het Indonesische leger gebruikte door Washington geleverde oorlogsvliegtuigen om dorpen te bombarderen. Duizenden burgers werden gedood. De schatting van het totale aantal burgerslachtoffers sinds de Indonesische overname varieert van minstens 100.000 tot wel 500.000 mensen.
West-Papoea is nog steeds de meest gewelddadige provincie van Indonesië. Onderzoeker Bobby Anderson heeft de moordcijfers in West-Papoea vergeleken met andere landen in de wereld. Hij constateerde dat het moordcijfer in het Mimika-district – 29,2 per 100.000 mensen, dertig keer hoger is dan het Indonesische gemiddelde – en ‘Mimika op één lijn stelt met Colombia of de Democratische Republiek Congo’. In de regionale hoofdstad Jayapura werden tien moorden per 100.000 inwoners gepleegd, dat is vergelijkbaar met Haïti en Liberia.
Een groep onderzoekers uit Australië en het Verenigd Koninkrijk bracht het geweld in West-Papoea sinds de jaren zeventig in kaart. Zij ontdekten dat ‘veel moorden werden gepleegd terwijl Papoea’s vreedzaam protesteerden voor onafhankelijkheid van Indonesië’ en dat de daders in de ‘overgrote meerderheid’ van de gevallen niet ter verantwoording werden geroepen. De cultuur van straffeloosheid is nog steeds diepgeworteld.
Terwijl het grootste aantal moorden plaatsvond in de jaren zeventig van de vorige eeuw, zijn de wreedheden tot op de dag van vandaag doorgegaan. In december 2018 bombardeerde het Indonesische leger dorpen in het bergachtige gebied Nduga, waardoor 45.000 mensen gedwongen werden om voor hun veiligheid de jungle of naburige districten in te vluchten.
Onderdrukking
Als reactie op de antiracistische protesten in 2019 lanceerde de Indonesische regering een hardhandig optreden tegen Papoea-activisten. Volgens cijfers van TAPOL, een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde organisatie die onderzoek doet naar de mensenrechtensituatie in Indonesië, zijn er in totaal 169 demonstranten gearresteerd. In Malang, Oost-Java, vielen burgermilities demonstranten aan, die werden geschopt en geslagen terwijl de politie toekeek. De Indonesische nationale politie hield vervolgens zes Papoea-activisten vast in Jakarta, samen met nog zeven anderen in de stad Balikpapan, die werden afgeschilderd als de organisatoren van de protestgolf.
De ‘Jakarta Zes’ kregen in april 2020 van een rechtbank in de Indonesische hoofdstad acht en negen maanden gevangenisstraf, nadat ze waren veroordeeld voor ‘verraad’ omdat ze de Morning Star vlag van West-Papoea hadden gehesen en ‘Vrij West-Papoea’ hadden gezongen. Ondertussen werden de zeven activisten in Balikpapan ook beschuldigd van verraad, waarbij de aanklager tot zeventien jaar gevangenisstraf eiste. De rechtbank veroordeelde hen, maar gaf een lichtere straf van elf maanden.
Onder de zeven verdachten van Balikpapan bevond zich Buchtar Tabuni, een bekende leider van het Nationaal Parlement van West-Papoea, die al eerder gevangen is gezet voor het organiseren van protesten. Zijn vrouw Dessy Awom heeft de gewelddadige inval beschreven waarbij Tabuni werd gearresteerd, een gezamenlijke operatie van het Indonesische leger en de politie. De soldaten en politieagenten, die zwaar bewapend waren, braken de deur van hun huis open en vernielden al het meubilair. De veiligheidstroepen vernielden ook hun tuin en doodden hun dieren. De inval werd uitgevoerd zonder een huiszoekingsbevel.
Drieëntwintig andere West-Papoea’s worden nog steeds beschuldigd van verraad. Het hardhandig optreden van politie en leger ging door op 1 december 2019. TAPOL identificeerde eenenzestig nieuwe politieke gevangenen die op die datum zijn gearresteerd, omdat West-Papoea zijn Nationale Dag vierde – de verjaardag van de dag waarop de Nederlandse koloniale autoriteiten West-Papoea voor het eerst als een vrije natie erkenden. Elk jaar gaan Papoea’s in heel Indonesië de straat op met Morning Star-vlaggen en zingen ‘Vrij West-Papoea’.
Zoals de Papoea-mensenrechtenactivist Welis Doga al aangaf, is het huidige Indonesische wetboek van strafrecht rechtstreeks gebaseerd op de koloniale wetgeving van Nederlands-Indië. Een van de artikelen in dat wetboek – met betrekking tot verraad of ‘aanslag’ – werd vroeger door de Nederlandse machthebbers gebruikt om Indonesische nationalisten het zwijgen op te leggen. Tegenwoordig gebruikt Indonesië het om andersdenkende Papoea’s te criminaliseren.
Papoean Lives Matter
In de nasleep van de dood van George Floyd en de uitbarsting van protesten in de Verenigde Staten hebben de West-Papoea’s inspiratie gevonden om hun eigen strijd te verbinden met de Black Lives Matter-beweging. Ze hebben de slogan ‘Papuan Lives Matter’ naar voren gebracht om deze verwantschap tot uitdrukking te brengen.
De campagne heeft de West-Papoea’s een platform geboden om erop aan te dringen dat de Indonesische staat hen gelijk behandelt en een einde maakt aan het rassenmisbruik dat ze tegenkomen bij de politie en het rechtssysteem. Studenten hielden een bijeenkomst om de vrijlating van Papoea’s politieke gevangenen te eisen en #PapuanLivesMatter werd een trend op sociale media.
De Indonesische Raad van Kerken gaf een verklaring uit waarin ‘diepe bezorgdheid’ werd geuit over de zaak van de zeven van Balikpapan, en waarin ‘de criminalisering van jongeren’ door Indonesische autoriteiten werd veroordeeld. Zoals Pelagio Da Costa Sarmento van TAPOL opmerkte, is er ook internationale steun voor de strijd op West-Papoea. Sommige van deze initiatieven gingen vooraf aan de laatste protestronde, maar de context van Black Lives Matter heeft het makkelijker gemaakt om de aandacht te vestigen op wat er in West-Papoea gebeurt. TAPOL constateert een opleving van de belangstelling: volgens Sarmento ‘geloven we dat het begin is van iets groters’.
Veel West-Papoea’s denken dat de Indonesische rechtbanken reageerden op de internationale druk toen ze lichtere straffen voor de zeven van Balikpapan uitvaardigden dan het openbaar ministerie had geëist. Benny Wenda, voorzitter van de Verenigde Bevrijdingsbeweging voor West-Papoea, beschreef het vonnis als ‘een grote overwinning voor onze beweging wereldwijd’, ook al had het vonnis van verraad helemaal niet uitgesproken mogen worden: ‘De wereldwijde druk maakte het verschil’.
Studentenactivisten in Indonesië hebben publieke fora voor West-Papoea’s georganiseerd om hun ervaringen met onderdrukking en discriminatie te beschrijven. De laatste fora gingen over het bloedbad van Biak in 1998, toen Indonesische veiligheidstroepen tientallen ongewapende burgers in de regio martelden en vermoordden. Victor Yeimo, leider van het Nationaal Comité voor West-Papoea, heeft deze inspanningen toegejuicht als bewijs dat beschuldigingen van verraad de ontluikende dynamiek van ‘Papoean Lives Matter’ niet zullen stoppen: ‘De gevangenis kan de strijd voor de onafhankelijkheid van Papoea nooit stoppen’.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Jacobin. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.