Op 5 mei werd Karl Marx 200 jaar jong. Om dit te vieren schreef Todd Chretien, redacteur van Eyewitnesses to the Russian Revolution, een introductie over de grote en kleine theoretische stappen die Marx moest nemen om marxist te worden.
Op 5 mei 1818 werd Karl Marx geboren in een wereld die aan de vooravond van grote sociale transformatie stond.
Zoals hij en zijn levenslange politieke partner en vriend Friederich Engels schreven in het Communistisch Manifest in 1848: ‘De bourgeoisie heeft in haar nauwelijks honderd jaar oude klassenheerschappij massaler en kolossaler productiekrachten geschapen dan alle voorgaande generaties tezamen.’
Als er iets gesteld kan worden, is het dat deze woorden nog tekort doen aan de verandering die het kapitalisme nog maar begon teweeg te brengen in de wereld in de eerste decennia van Marx’ leven.
Toen Marx een kind was werd de meeste mechanische energie in de voornamelijk agrarische samenleving nog altijd geleverd door ossen, paarden en mensen zelf.
In de loop van de daaropvolgende generaties verbond de stoommachine de hele continenten met het spoor, werd de scheiding tussen stad en platteland overbrugd met de verbrandingsmotor, en heeft kernenergie honderden miljoenen mensen van stroom voorzien – terwijl kernwapens de hele planeet met vernietiging bedreigde.
Wat bezien vanuit het midden van de 19de eeuw nog overdreven leek aan het Manifest, bijna een droomlandschap, voelt vandaag de dag vanzelfsprekend voor ons.
Veel liberalen en conservatieven zullen erkennen dat Marx voorzag wat weinig tijdsgenoten voorzagen. The Economist schreef https://www.economist.com/node/346837 bijvoorbeeld eens dat Marx’ beschrijving van het ‘overleven en de welvaart van kapitalisme nooit is overtroffen.’
Natuurlijk was het zo dat Marx er, om Shakespeare te parafraseren, niet op uit was om het kapitalisme te prijzen, maar om het te begraven – en dat is waar zijn wegen zich scheiden van die van de beste redacteurs van The Economist.
Marx was zeker niet de eerste maatschappijcriticus en hij was niet eens de eerste communist. Jezus van Nazareth was één van velen die ‘rijke mannen’ veroordeelde, lang voordat Marx het deed.
Wat Marx uniek maakt is dat hij de eerste was die een specifiek historisch pad voorstelde om gelijkheid te bevechten dat het bevechten van onderdrukking en uitbuiting combineerde met een sociale kracht die de potentiële kracht heeft om de elite te vervangen door een levensvatbare en gemeenschappelijke democratische orde – socialisme – in plaats van een nieuwe heersende klasse.
Marx’ inzichten kwamen niet allemaal tegelijk, maar stapelden zich naar verloop van tijd op, terwijl hij gedurende de vier decennia tot zijn dood in 1883 voor zijn ideeën vocht, ze testte en herzag. In dit artikel zal ik enkele van Marx’ conclusies als een reeks theoretische sprongen schetsen – hoewel in het echte leven niets zo eenvoudig is.
Trouw aan de vernieuwde dialectische methode die hij van de Duitse filosoof Hegel had overgenomen, heeft Marx zijn vorige posities nooit volledig verworpen of losgelaten, maar herzag hij zijn begrip van sociale dynamieken op een radicale manier op basis van nieuwe kennis en, heel belangrijk, politieke strijd.
Stap één: van criticus naar radicale democraat
Marx begon aan zijn filosofiestudie in instabiele nasleep van de Franse Revolutie van 1789, in een hoogdravende intellectuele wereld die werd gedomineerd door Hegel.
Hegel legde de nadruk op conflict en transformatie — of het nou maatschappelijk, cultureel, spiritueel en intellectueel van aard is — in tegenstelling tot een wereld die werd gevormd of bepaald door statische of onveranderlijke door God gegeven waarheid of waarheden.
Uiteindelijk sloot Hegel vrede met de Duitse autocratie en pensioneerde als een soort academische superster. Maar sommige van zijn studenten, treffend ‘Jong-Hegelianen’ genaamd, gebruikte zijn analytische middelen om de christelijke hiërarchie te ontkrachten, en de limieten van de zogenaamd liberale monarch van Duitsland te verkennen.
Ze hechtten veel geloof in hun rol als critici, maar verloren zich vaak in ideologische conflicten die los stonden van de werkelijke politiek. Dit bewoog Marx om één van zijn vroegere werken spottend de ondertitel ‘Een kritiek op kritische kritiek’ te geven. Terwijl sommigen zich inhielden om niet in conflict met de autoriteiten te komen, leidde Marx’ strijdbare karakter hem tot de conclusie dat: ‘het wapen van de kritiek … in ieder geval de kritiek van de wapens niet [kan] vervangen.’
Hij kreeg in 1842 een baan as redacteur van een liberale krant, de Rheinische Zeitung, en ging op journalistieke wijze in tegen de wetten die boeren verbood hout te sprokkelen op het land van de adel en de persvrijheid beperkte.
Deze conflicten leerde Marx dat de samenleving bestond uit autonome individuen onder een min of meer democratische regering. Integendeel, de samenleving was opgedeeld in klassen die geregeerd werden door een politieke staat.
Marx hanteerde zijn pen als een zwaard, maar de Pruisische politie gebruikte echte zwaarden. Zij sloten de krant in 1843, wat Marx een banneling maakte.
Stap twee: een klasse met radicale ketenen
Geërgerd door de macht van de heersende klasse van het Rijnland kwam Marx tijdens zijn ballingschap in Parijs in de winter van 1843-44 in aanraking met een radicale arbeidersklasse. Dit was een beweging die werd gevreesd door de adel en in 1830 een koning had helpen had helpen afzetten – ook al werd deze uiteindelijk door een nieuwe koning vervangen.
Hier was een kracht waarvan zou gaan Marx geloven dat deze de samenleving werkelijk op z’n kop kon zetten, waar zijn radicale journalistiek op zichzelf onmachtig was gebleken. Dit was ‘een klasse met radicale ketenen,’ zo schreef hij.
Dit klinkt al als de opzwepende conclusie van het Het Communistisch Manifest van 1848: ‘Arbeiders aller landen, verenigt u! U heeft niets te verliezen dan uw ketenen!’ Maar Marx was, bot gezegd, nog steeds net zo elitair als zijn oude vrienden van de kritische kritiek. In een van zijn werken, de Bijdrage tot de kritiek op Hegels Rechtsfilosofie, schreef hij: ‘Het hoofd van deze emancipatie is de filosofie, haar hart is het proletariaat.’
In andere woorden, filosofen zouden de arbeidersklasse naar de overwinning leiden. Die overwinning zou weliswaar gericht zijn op het afschaffen van de privileges van de oude heersende klasse en de welvaart herverdelen, maar wie zou hierover regeren? Welwillende (socialistische) intellectuelen?
Tijdens het volgende jaar werd Marx steeds bekender met de bruisende netwerken van radicale en revolutionaire arbeiders in Parijs en worstelde hij met de grenzen van zijn eigen denken. In plaats van ‘filosofen’ als de natuurlijke leiders en arbeiders als de onvermijdelijke volgens, begon Marx in te zien dat politiek voortvloeit vanuit sociale strijd, en niet uit onthechte overpeinzingen, ongeacht van hoe radicaal.
Dus: ‘De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt er op aan haar te veranderen.’
Dit is niet alleen een oproep tot actie. Net voordat hij deze beroemde zin schreef, merkte Marx op dat ‘de opvoeder zelf opgevoed moet worden’ – daarmee onttroonde hij de intellectuelen van hun bevoorrechtte positie over de arbeidersklasse.
In plaats van dat het denken voorafgaat aan verandering – wat de basis is van het idee: ‘in den beginne was het Woord’ – concludeerde Marx dat ‘het samenvallen van het veranderen van de omstandigheden met de menselijke activiteit oftewel zelfverandering … enkel als revolutionaire praktijk [kan] worden opgevat en rationeel begrepen.’
Stap drie: Klassenstrijd en revolutie
Marx was nog altijd niet helemaal duidelijk over waaruit deze ‘revolutionaire praktijk’ uit zou bestaan. Maar het was duidelijke meer dan het schrijven van boeken of artikelen – een politieke beweging was nodig. Maar van welke vorm?
In 1845 en 1846, produceerde Marx een opmerkelijk en prachtig werk genaamd De Duitse Ideologie die de kernideeën bevatte die later in het Communistisch Manifest gepopulariseerd zouden worden. Het belangrijkste voor onze vraagstelling is dat Marx hier eindelijk stuitte op hoe arbeiders de intellectuele en materiële macht van de heersende klasse zouden kunnen overwinnen, terwijl ze tegelijkertijd ook met hun alledaagse shit moeten omgaan:
Zowel voor het ontstaan van het communistisch bewustzijn op massale schaal, als voor het welslagen van de zaak zelf is een massale verandering van de mensen nodig, een verandering die alleen in een praktische beweging, in een revolutie plaats kan vinden; de revolutie is dus noodzakelijk, niet alleen omdat de heersende klasse op geen enkele andere manier omvergeworpen kan worden, maar ook omdat de klasse die haar omverwerpt er alleen in een revolutie in kan slagen zich van heel de oude troep te bevrijden en in staat kan zijn de maatschappij op een nieuwe grondslag te stellen.
Marx was een heel eind gekomen sinds zijn discussies over Franse novellen en filosofische dissertaties met medestudenten. Hij zag nu in dat de arbeidersklasse de enige sociale groep was die potentieel sterk genoeg was om de krachten van de orde te verslaan en dat de arbeidersklasse zich bewust zou worden van zijn eigen doelen in een levende massabeweging, een revolutie – niet door lezingen van welwillende filosofen.
Marx’ begrip van de ‘oude troep’ rustte zwaar op zijn onderzoek naar hoe kapitalistische uitbuiting – dat wil zeggen, het grootste deel van je leven werken voor iemand anders – leidde tot wat bij vervreemding en de algemene ontwaarding van de menselijke geest en diens coöperatieve aarde noemde.
Dit is een ongelofelijk nuttig inzicht, maar op dit moment had Marx nog maar een vaag idee van hoe wat we nu intersectionele onderdrukking zouden noemen systematisch door het kapitalisme werd uitgevonden en als wapen werd ingezet.
Op zijn beurt had Engels’ werkervaring in zijn vaders fabriek in Manchester, hem scherpere inzichten opgeleverd in seksisme, mishandeling, verslaving, ziekte en racisme. Desalniettemin begreep Marx voldoende over hoe kapitalisme arbeiders indoctrineerde met verdeeldheid, haat en zelfverachting, om ‘de oude troep’ als een machtige vijand in de eigen rangen te herkennen die niet verslagen kon worden door opleiding, preken of wensen. Het moest bevochten worden.
Stap vier: moeilijker dan het lijkt
Enkele weken na publicatie van het Communistisch Manifest braken overal in Europa revoluties uit, en Marx en Engels haastten zich terug naar Duitsland om deel te nemen.
Marx was niet zo naïef dat hij geloofde dat socialisme op de agenda stond. Hij wist dat kapitalisme zich in de jaren 1840 pas aan het wortelen was en dat als gevolg daarvan de arbeidersklasse nog maar een relatief klein deel van de bevolking bleef.
Marx en Engels verwachtten wel dat 1848 de restanten van de feudale politieke en sociale structuren zou wegvagen, terwijl de arbeidersklassebeweging democratische rechten zou afdwingen. Deze zouden vervolgens, voortgestuwd door economische groei, vroeg of laat richting een confrontatie met de kapitalistische bazen worden gestuwd.
Dat was het plan. Maar, zoals zou blijken, waren er twee grote problemen.
Ten eerste bleken de opkomende kapitalisten lafhartige tegenstanders van het feodalisme te zijn, die het makkelijker vonden om compromissen te sluiten met monarchen dan democratische allianties te sluiten met koppige en radicale bewegingen van de arbeidersklasse. (Klinkt bekend?)
Ten tweede: het was geen eerlijk gevecht. Behalve de ‘oude troep’ en interne verdeeldheid stonden arbeiders ook tegenover een gecentraliseerde bewapende en georganiseerde vijand in de vorm van de staatsmacht van de heersende klasse. Zolang de staat intact bleef had het de macht om elke revolutionaire beweging te onderdrukken of te absorberen.
Zoals Marx in 1852 uitlegde, ‘Alle omwentelingen volmaakte deze machine in plaats van haar te breken. De partijen die afwisselend om de heerschappij worstelden, beschouwden het in bezit nemen van dit geweldige staatsgebouw als de voornaamste buit van de overwinnaar.’
Dit probleem bleef onopgelost gedurende de twee volgende decennia waarin Marx zijn praktische en theoretische werkzaamheden voortzette – waaronder zijn agitatie tegen de Federatie tijdens Amerikaanse Burgeroorlog, het schrijven van zijn baanbrekende Het Kapitaal en zijn rol in de oprichting van de zogenoemde Internationale Arbeiders-Associatie – de eerste poging om de arbeidersbewegingen internationaal te coördineren.
Stap vijf: de macht nemen voor onszelf
In 1871 wierpen de arbeiders en de armen in Parijs, uitgeput door een nutteloze oorlog tussen Duitsland en Frankrijk, hun kapitalistische regering omver en vervingen deze met de Commune van Parijs. Voor 71 dagen wapperde de rode vlag over de beroemdste stad van de wereld.
De Commune verleende algemeen kiesrecht (voor mannen) en plaatste vakbonden, coöperatieven en socialistische en anarchistische politieke partijen en bewegingen aan de macht. De kapitalisten en hun betaalde politici ontvluchtten de stad.
Duitse en Franse heersers herkenden hun echte vijand toen ze het zagen. Ze zetten hun militaire conflict opzij en werkten samen om de Commune in bloed te smoren. Dertigduizend mensen stierven in de gevechten en de daarop volgende massa-executies.
In de nasleep van de gevechten voegden Marx en Engels een opmerking toe aan het Communistisch Manifest die waarschuwde dat de Parijse Commune bewees dat ‘de arbeidersklasse de bestaande staatsmachine niet eenvoudig in bezit kan nemen en ze voor haar eigen doeleinden in beweging [kan] zetten.’
In plaats daarvan moeten arbeiders de oude staat van de heersende klasse niet alleen opbreken, zoals Marx beargumenteerde na de ervaringen van 1848. Om te winnen moesten zij hun eigen staat creëren – een democratische en revolutionaire staats zoals de Commune.
Makkelijker gezegd dan gedaan. Maar Marx’ methode van het incorporeren van nieuwe inzichten in de meest vergaande conclusies uit eerdere gevechten geeft ons een voordeel. Een voordeel dat, zoals ik zou beweren, noodzakelijk voor ons is om te winnen.
Tweehonderd jaar is lang, in ieder geval in het tijdperk van het kapitalisme.
Maar Marx zou Donald Trump herkennen als de reactionair die hij is, en hij zou de stakingsgolf van leerkrachten West Virginia, Kentucky, Oklahoma en Arizona vieren. Hij zou de verschrikkelijke menselijke prijs herkennen van een systeem gebaseerd op winst voor de weinigen en ellende voor de velen.
Hou zou erkennen dat radicalen moeten versmelten met een levende massabeweging als ze de heersende machten willen uitdagen. En hij zou Egypte, Occupy, Black Lives Matter, #MeToo en de March for Our Lives herkennen.
Maar hij zou er ook op staan dat de arbeidersklasse de enige maatschappelijke kracht is die het in zich heeft om de stap van protest naar macht te zetten.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Socialist Worker.. Nederlandse vertaling: redactie socialisme.nu.