Miljoenen Filipijnse arbeiders reizen jaarlijks naar het buitenland om daar te werken onder gevaarlijke, uitputtende en ongereguleerde omstandigheden. Verspreid over de hele wereld zijn deze zwaar uitgebuite arbeiders door de Filipijnse staat geleverd om de behoeften van buitenlandse mogendheden te dienen.
De presidentsverkiezingen in de Filipijnen van 9 mei bevestigden een door velen gevreesde uitkomst. Ferdinand ‘Bongbong’ Marcos Jr (BBM) won de topfunctie van president van het land en zal in juni aan het roer komen te staan. Zijn verkiezing roept herinneringen op aan de dictatuur van zijn vader in de jaren ’70 en ’80. Sara Duterte, de dochter van de huidige president, won het vice-presidentschap, wat erop wijst dat het gewelddadige bewind van haar vader zal worden voortgezet.
Tijdens de verkiezingen is in de internationale media veel aandacht besteed aan de invloed van elites zoals de familie Marcos op de politiek van het land. Ondanks beloften om ‘in harmonie samen te werken’, lijkt het deze elites te ontbreken aan een samenhangende visie die verder gaat dan vriendjespolitiek. Hun echte kracht ligt in de talloze tegenstellingen binnen de Filipijnse arbeidersklasse. De arbeiders in de Filipijnen hebben te maken met barre arbeidsomstandigheden in de steden, een verarmd en onzeker bestaan op het platteland en zijn al bijna vijftig jaar onderworpen aan de export van arbeid.
Met deze laatste situatie zullen de lezers in het Noorden van de wereld het meest vertrouwd zijn. Miljoenen Filipino’s werken onder uitputtende, gevaarlijke en vaak ongereguleerde omstandigheden in een groot aantal industrieën over de hele wereld. Het geld dat deze arbeiders naar huis sturen, maakt nu maar liefst 8,9 procent uit van het bbp van het land. Maar hoe is deze unieke situatie ontstaan en waarom suggereert de nieuwe president dat hij dit systeem zal uitbreiden?
Jacobin sprak met Rasti Delizo van de socialistische organisatie Bukluran ng Manggagawang Pilipino (BMP, Solidariteit van de Filipijnse Arbeiders) over de opkomst van de politiek van export van arbeid en hoe de nieuwe president, Marcos Jr, van plan is die politiek nog verder uit te breiden.
De Filipijnen staan nu bekend als een land dat arbeid exporteert, maar dat is niet altijd zo geweest. Kunt u uitleggen waarom Ferdinand Marcos in de jaren zeventig zijn zogenaamde ‘ontwikkelingsdiplomatie’ invoerde?
In 1972 kondigde Marcos de staat van beleg af en nam de dictatuur de controle over de belangrijkste industrieën van het land over, waarbij hij zijn eigen handlangers, goede vrienden en medewerkers op sleutelposities plaatste. Er heerste een wijdverbreide werkloosheid, politieke instabiliteit en een leger dat op vele fronten gewapende opstanden uitvocht en vervolgens de overgang naar een oligarchische economie. Marcos wilde elke sociale basis voor steun aan een antidictatoriaal verzet tot een minimum beperken. In dit stadium waren het vooral universitair geschoolden die naar het buitenland gingen om te werken. Het regime zag hen als ontvankelijk voor een radicaal perspectief.
In die tijd oefende de Organisatie van Olie Exporterende Landen (OPEC) ook veel druk uit op Amerikaanse bondgenoten in de wereld als gevolg van de Arabisch-Israëlische oorlog van 1973. Marcos werd beschouwd als een marionet van het VS-imperialisme, dus dwong de OPEC hem om geschoolde en halfgeschoolde Filipijnse arbeiders naar het Midden-Oosten te sturen. Het was een wederdienst: ‘Geef ons arbeiders en wij geven jullie olie.’ Als gevolg daarvan begon de Filipijnse staat zijn zogenaamde ‘politiek van export van arbeid’, die een massale uitstroom van overzeese Filipijnse arbeiders (OFW’s) naar West-Azië op gang bracht. Filipijnse verpleegsters, ingenieurs en halfgeschoolde arbeiders stroomden met tienduizenden tegelijk naar dat deel van de wereld. In de jaren tachtig waren er honderdduizenden OFW’s die huishoudelijk werk deden in Hongkong en werkten in de amusementsindustrie in Japan en de halfgeleiderindustrie in Taiwan. Deze situatie duurt tot op de dag van vandaag voort en betreft miljoenen mensen.
Dat beleid stond niet op zichzelf. Rond dezelfde tijd werden de Filipijnen het eerste land in Azië dat leningen kreeg in het kader van het structurele aanpassingsbeleid van de Wereldbank. In welke mate worden de Filipijnen gedomineerd door buitenlands kapitaal?
De nationale economie van de Filipijnen wordt al lang beheerst door buitenlandse mogendheden. Haar algemene functie is het verzekeren van de strategische behoeften van kapitalistische economieën (bijvoorbeeld via de export van menselijke arbeid). Alle collectieve ‘nationale bourgeois’ ideeën werden de kop ingedrukt tegen de tijd dat Marcos aan de macht kwam en vervangen door de veel sterkere ‘Washington Consensus’.
Tijdens zijn bewind stond Marcos onder druk van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank om snelle financiële hulp en andere voorwaardelijke ‘economische bijstand’ te aanvaarden. Toen de Mexicaanse schuldencrisis uitbrak, kwam de Filipijnse economie in een neerwaartse spiraal terecht, die aanhield tot Marcos in 1986 werd afgezet. Maar Ronald Reagan gebruikte Marcos’ uitputting van de staatskas als een wig om meer structurele aanpassingsleningen door te drukken en de geostrategische belangen van de VS in de Filipijnen te handhaven. Alle leidende economische planners van de staat (toen en sindsdien) hebben zich achter deze reactionaire economische lijn geschaard. Ze spreken allemaal dezelfde taal van het internationale kapitaal.
Dat beleid heeft geleid tot uitbuiting en onderdrukking van de Filipijnse arbeiders. De neoliberale economie heeft onze landbouw en verwerkende industrie vernietigd. De arbeidersklasse is machteloos en wordt aangevallen door het internationale kapitaal en hun collaborateurs hier in de Filipijnen. Dat hangt samen met de kwestie van de overzeese buitenlandse werknemers, omdat dat een belangrijke reden is waarom zoveel Filipino’s gedwongen zijn om elders werk te zoeken. Het zet de ontwikkelingsbehoeften van het land op lange termijn onder grote druk; bovenop de beperkende voorwaarden die door de financiële instellingen worden opgelegd, beperkt een gebrek aan arbeidskrachten met technische kennis de capaciteit van het land om cruciale infrastructuur uit te breiden. De goed opgeleide en hooggeschoolde lagen van de arbeidersklasse worden het land uitgezogen.
De opeenvolgende Filipijnse regeringen lijken allemaal verslaafd te zijn aan de politiek van het exporteren van arbeid. Zou het kapitalisme in de regio zonder dat beleid kunnen functioneren?
De Filipijnen hebben een unieke positie in de mondiale arbeidsverdeling. De staat heeft geen economische agenda om in eigen land stabiele, langdurige banen te scheppen. Deze situatie zet miljoenen arme Filipijnse werknemers ertoe aan werk te zoeken in het buitenland. Een meerderheid van de OFW’s is laaggeschoold of zelfs lager dan dat – ze zijn kwetsbaar, wanhopig en vullen graag de gaten in de nationale economieën die lokale werknemers niet kunnen opvullen. Aan deze OFW’s wordt een enorme hoeveelheid meerwaarde onttrokken.
De meeste van deze werknemers sturen veel geld terug met een elektronisch betalingssysteem via een bank of een geldovermakingsdienst zoals Western Union. Dat geld gaat naar de deviezenreserves van het land die door de centrale bank worden gecontroleerd. Elk kapitalistisch regime in de Filipijnen gebruikt deze overmakingen voor hun economische of politieke agenda’s gedurende hun zesjarige ambtstermijn.
Deze regimes zijn afhankelijk van en leven van de overmakingen van OFW’s. Het is een belangrijk onderdeel van de Filipijnse economie – als de inflatiedruk en de devaluaties toeslaan, zal de staat het herstel van het evenwicht van de economie nastreven door middel van de massale geldovermakingen van de OFW’s. Dat is vooral merkbaar tijdens crises zoals covid, de wereldwijde financiële crisis en klimaatrampen zoals Super Typhoon Haiyan.
De Department of Migrant Workers Act werd vorig jaar met veel tamtam gepromoot door president Rodrigo Duterte. Waarom werd deze nieuwe wet ingevoerd?
Veel OFW’s worden zwaar mishandeld en veel van hen zijn gestorven, als gevolg van uitbuiting door hun werkgevers in het buitenland, vooral in West-Azië. De Filipijnse ambassades en consulaten komen dan ook regelmatig onder druk te staan van de media.
Ook hebben de gezinnen en gemeenschappen van de OFW, de kerk en de vakbeweging voortdurend aangedrongen op onmiddellijke beschermingsmaatregelen van de Filipijnen. Vorig jaar noemde Duterte dit alles zelfs tijdens zijn State of the Nation Address in juli. Hij weet dat deze tegenreactie al tientallen jaren aan de gang is. Nu zijn ambtstermijn afloopt, probeert hij misschien zijn imago op te poetsen. Hij weet dat hij door het Internationaal Strafhof (ICC) onder de loep zal worden genomen. Maar het is moeilijk om Duterte te lezen. Hij kan serieus klinken over iets en dan de volgende dag zeggen dat ‘het een grap was, ik meende het niet’.
Het is ook niet alleen Duterte. Op het niveau van het ministerie van Arbeid en Werkgelegenheid zijn er maar enkele carrière-ambtenaren en technische mensen die oprecht en goedbedoelend zijn. Er was een niveau van interne bureaucratische druk – in feite kwam die druk van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Elke Filipijnse ambassade in het buitenland heeft een zogeheten arbeidsfunctionaris om het groeiende aantal gevallen van misbruik van OFW’s in de gaten houdt en hen bij te staan.
Marcos Jr heeft OFW’s ‘moderne helden’ genoemd en heeft duidelijk gemaakt dat hij van plan is om dit systeem niet alleen voort te zetten maar zelfs uit te breiden. Wat zit er achter deze retoriek en voorgestelde uitbreiding?
Van Ferdinand ‘Bongbong’ Marcos Jr kan worden verwacht dat hij de oorspronkelijke politiek van de export van arbeid van zijn vader voortzet. Wat hij zegt is in strijd met elke veronderstelde verplichting van de staat. Het is een verplichting, een democratische en grondwettelijke plicht van de staat, om te zorgen voor zinvolle en humane banen op de Filipijnen. Werknemers moeten een leefbaar loon krijgen – die term is zelfs in de grondwet vastgelegd. Maar BBM kwam nauwelijks opdagen tijdens de verkiezingsdebatten. Niemand was in staat om hem specifiek te vragen wat hij zou doen – met OFW’s, de economie, of iets anders – als hij president zou worden. Hij ontweek het antwoord op dergelijke vragen als de media hem ernaar vroegen of liet zijn lijfwachten voorkomen dat verslaggevers hem interviewden.
Met uitzondering van de socialistische kandidaat Leody de Guzman, die tijdens zijn campagne een gedetailleerd en progressief programma naar voren bracht, legden de presidentskandidaten slechts korte beginselverklaringen af – allemaal pro-imperialistisch en pro-kapitalistisch en niets nieuws. Die van Marcos jr. was helemaal blanco! Hij zei in feite: ‘Wat mijn vader deed was geweldig en dat is precies wat ik ga doen, dus ik heb geen verkiezingsprogramma nodig om het jullie te laten zien.’
Hij en zijn running mate, Sara Duterte, ontdoken vragen en televisiedebatten. Maar Marcos Jr brengt openlijk naar voren dat zijn vaders bewind – een wrede dictatuur! – de gouden eeuw van de Filipijnse geschiedenis inluidde. En Sara Duterte verafgoodt openlijk haar vader: ze heeft zijn beleid van ‘doden, doden, doden’ geprezen. Dus ook al hebben ze hun verkiezingsagenda niet publiekelijk gepresenteerd, we weten waar ze voor staan.
Maar de meerderheid van de Filipino’s is jong. Ze staan ver af van de oorspronkelijke dictatuur van Marcos en zijn verkeerd voorgelicht of misleid over wat er toen gebeurde. Veel kiezers zijn ook nog in shock na de Duterte-jaren, geterroriseerd door deze dictator in het Malacañan paleis.
Het is voor ons van cruciaal belang om BBM en Duterte te dwingen hun ware gezicht te laten zien aan de massa’s door middel van een nieuwe fase van antifascistische, anti-neoliberale verzetsstrijd. En het is belangrijk dat de Filipijnse massa’s hun eigen proces doormaken om zich te realiseren wie deze twee werkelijk zijn.
Het lijkt duidelijk dat niemand op de Filipijnse elites kan vertrouwen om arbeidsmigranten te beschermen. Hoe moet de internationale arbeidersbeweging reageren op de uitbreiding van de ‘ontwikkelingsdiplomatie’ door de nieuwe president?
OFW’s zijn arbeiders, of ze nu werken in fabrieken, in tehuizen als verzorgers, of elders. Iedereen die zich organiseert en strijdt voor een socialistische wereld zou hen moeten erkennen voor wie ze zijn – uitgebuite arbeiders die solidariteit verdienen in hun strijd tegen onderdrukking. Hetzelfde geldt voor Indiërs, Pakistani, Sri Lankanen, Bangladeshi’s of Nepalezen die worden uitgebuit onder erbarmelijke omstandigheden in de Perzische Golfstaten, of gastarbeiders uit de Maghreb, de Sahel, of de Levant in het hart van de eurozone.
Links moet een bewuste internationale inspanning leveren. Dat betekent het helpen organiseren van OFW’s als ze nog niet georganiseerd zijn en zich met hen verenigen als ze dat wel zijn. Filipijnse arbeiders verdienen solidariteit met hun dagelijkse benarde situatie en het is door die solidariteit dat ze overtuigd kunnen worden om mee te doen aan andere strijd. Het is belangrijk dat we alle racistische, xenofobische, seksistische en antidemocratische oogkleppen afzetten die ons gescheiden houden. Alleen op die manier kunnen we elkaar zien als deel van dezelfde klasse en samen strijden tegen het systeem dat ons allemaal uitbuit.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Jacobin. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.