Van links naar rechts: Karel Jonckheere, Isaiah Berlin, George Orwell.

‘Principes zijn als winden.

Je houdt ze vast zolang je kunt,

maar als je niet meer kunt,

laat je ze heel stilletjes los.’

Marc Eyskens

In de memoires van Jef Turf (1)(Jef Turf, Memoires – Van kernfysicus tot Vlaams communist -. Lannoo,. 2012. 280 pp.) staat een passage die leert dat intellectuelen niet van kleinmenselijkheid gespeend zijn:

“Een ander gevolg van mijn vrije keuze voor de KPB had betrekking op de verwachte promotie van mijn vader voor de post van hoofdinspecteur voor het lager onderwijs. Hij greep naast die promotie. Later ontdekte hij in zijn dossier in Brussel een brief aan de minister, van de hand van de befaamde dichter en literator Karel Jonckheere. Daarin werd vermeld dat de zoon van de kandidaat-hoofdinspecteur Turf actief was als communist aan de Gentse universiteit. Dat moest doorgaan voor een argument tegen de benoeming van mijn vader. Daarbij dient vermeld dat mijn vader bevriend was met Karel Jonckheere, die destijds eveneens in Koksijde woonde, en die hij regelmatig trof in een plaatselijke culturele vereniging.”

Of hoe een vrijzinnige liberaal niet verstoken is van wat hijzelf misschien wel kalotenmanieren zou noemen: hoge normen en waarden, lage daden.

Er zijn er nog. Isaak Deutscher, auteur van een driedelige biografie van Trotski — een van de grote biografieën van de vorige eeuw — wil docent Sovjet studies worden aan de Universiteit van Sussex. De universiteit vraagt Isaiah Berlin om deel te nemen aan de commissie die beslist. Later vindt met in de archieven het antwoord van Berlin:

“De kandidaat over wie u spreekt, is de enige man wiens aanwezigheid in dezelfde academische gemeenschap, ik moreel onverdraaglijk zou vinden (…) Ik denk dat er een grens is waaronder het gebrek aan scrupules niet mag gaan in het geval van docenten (…) De man in kwestie is de enige bij wie ik een dergelijk gevoel heb – er is letterlijk niemand [anders], voor zover ik weet, bij wie ik dergelijke bezwaren zou willen aankaarten.”

Deutscher — een van de meest rechtschapen marxisten ooit — wordt afgewezen. De gevolgen zijn groot, hij heeft de benoeming nodig om zich te concentreren op zijn Leninbiografie. Die komt er niet, ’s mans tijd wordt verder opgeslorpt door journalistiek en lezingen. En ook hier zien we hoe een hooggestemde liberaal zogenaamde kalotenmanieren aanwendt om een andersdenkende de pas af te snijden.

Na Deutschers dood, wanneer het bestaan van Berlins tekst plots bekend wordt, schrijft hij verschillende brieven aan Deutschers weduwe, waarin hij ontkent dat hij een veto heeft uitgesproken en beweert niet te weten waarom de beslissing genomen is. Wat zegt ge daarvan?!(2)David Caute. Isaac and Isaiah: The Covert Punishment of a Cold War Heretic, Yale University Press, ­­­2013, 352 pp.

Er is ook George Orwell. Uit wat hij schrijft in The Lion and the Unicorn (1941) blijkt dat de maatschappij van zijn politieke dromen een socialistische is:

“Men moet ook het volgende toevoegen: ongeveer gelijke inkomens (het hoeft niet meer dan bij benadering te zijn), politieke democratie en afschaffing van alle erfelijke privileges, vooral in het onderwijs. Dit zijn gewoon de noodzakelijke waarborgen tegen het opnieuw verschijnen van een klassensysteem. Gecentraliseerd eigendom heeft weinig betekenis, tenzij de massa van de mensen ongeveer op hetzelfde niveau leeft en enige vorm van controle over de overheid heeft.”

Orwells visie blijft door de jaren heen erg consistent: socialisme is een kwestie van ‘common decency’. Het tweede deel van The Road to Wigan Pier (1937) is volledig aan ‘common decency’ gewijd: je bent socialist omdat een gentleman dat hoort te zijn.

Maar er is ook dit: van de laatste twee romans van George Orwell, De boerderij der dieren (Animal Farm) en 1984 (Nineteen Eighty-Four), worden meer dan 40 miljoen exemplaren verkocht. Dat komt doordat ze als propaganda verspreid worden, het is de propagandamachine van de Britse staat die van Orwell een financieel succesrijk auteur maakt. Mag je het een wederdienst noemen als hij in 1949 de rol van verklikker op zich neemt en een lijst met 38 namen aan de Britse overheid doorspeelt? Mij lijkt dat van geen kanten te rijmen met het ‘common decency’ dat Orwell zegt na te streven.

Dit stuk zou onaf zijn, mocht ik er geen katholiek aan toevoegen. Laat me u meenemen naar de Oostendse visserijkaaien, waar ik mij in 1988 vestig om er Het Visserijblad te redigeren. Bedoeling is dat ik er een nieuwe drive aan geef. In die drive laat ik me leiden door de woorden van de Argentijnse journalist Horacio Verbitsky:

“Journalistiek betekent datgene publiceren waarvan iemand wenst dat het verborgen blijft; al de rest is reclame. Journalistiek affronteert.”

Al gauw blijkt dat ik kan affronteren als geen ander. Het concept slaat aan, maar je maakt er uiteraard wel vijanden mee. Wil ik op die kaaien standhouden, begrijp ik al vlug, heb ik een inkomen nodig dat me van de visserijtop onafhankelijk maakt. Wanneer ik in 1993 weet krijg van een deeltijdse betrekking grijp ik mijn kans. Alleen… Om die te verwerven heb ik een ministeriële handtekening nodig. De minister krijgt een dossier op zijn bureau, dat belet dat de betrekking mij toegewezen wordt. Degenen die tegen mij ijveren worden aangevuurd door een… paster, met name visserijaalmoezenier Dirk Demaeght.

Ik maak gebruik van mijn recht om het dossier in te kijken, wat me pas na hardnekkig aandringen lukt. Het dossier bevat niets anders dan enkele satirische stukken die ik gepubliceerd heb, meer bepaald in De Laatste Vuurtorenwachter. Blijkt dat de sectortop me op achterbakse wijze de rekening voor mijn affronten presenteert. (Daarna gebeurt ook dit: onmiddellijk nadat hij minister-af is, wordt de minister in kwestie — Jaak Gabriëls — voorzitter van de patroonsorganisatie van de reders ter zeevisserij. De vissers begrijpen niet waaraan deze visserij-onkundige, Limburgse politicus die goedbetaalde bijverdienste te danken heeft.)

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op De Laatste Vuurtorenwachter.

Voetnoten

Voetnoten
1 (Jef Turf, Memoires – Van kernfysicus tot Vlaams communist -. Lannoo,. 2012. 280 pp.
2 David Caute. Isaac and Isaiah: The Covert Punishment of a Cold War Heretic, Yale University Press, ­­­2013, 352 pp.