De dood van Ahlem Belhadj in Tunis op 11 maart treft de feministische beweging, de vakbeweging en revolutionair links in Tunesië en daarbuiten.
Ahlem, kinderpsychiater van opleiding, raakte als studente betrokken bij de revolutionaire strijd, eerst als militante in de gelederen van de studentenvakbond en vervolgens door zich aan te sluiten bij de Tunesische trotskistische groep die was aangesloten bij de Vierde Internationale, de Organisation Communiste Révolutionnaire. Dit was een tijd waarin haar land nog op autoritaire wijze werd geregeerd door de grondlegger van het moderne Tunesië, Habib Bourguiba. In 1987 werd hij omvergeworpen door een staatsgreep onder leiding van Zine el-Abidine Ben Ali, die Tunesië met ijzeren vuist regeerde tot zijn omverwerping in januari 2011 door een volksopstand. Zoals bekend heeft de Tunesische opstand de revolutionaire schokgolf op gang gebracht die bekend staat als de Arabische Lente die andere bevolkingsgroepen in de Arabisch sprekende wereld heeft geïnspireerd.
Na professor te zijn geworden in de kinder- en jeugdpsychiatrie, vervolgens hoofd van de afdeling kinderpsychiatrie van het Mongi Slim ziekenhuis in La Marsa en voorzitter van de Tunesische Vereniging voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie, zette Ahlem haar vakbondsengagement voort en werd algemeen secretaris van de Algemene Unie van Artsen van Universitaire Ziekenhuizen, aangesloten bij de Tunesische Algemene Arbeidsbond (UGTT).
Omdat de revolutionaire groep waar ze zich bij had aangesloten in een crisis was beland, nam ze afstand van het georganiseerde politieke activisme maar ze behield haar politieke overtuigingen en onderhield een persoonlijke band met de Vierde Internationale. Tegelijkertijd stortte Ahlem zich volledig op de feministische actie en werd voorzitter van de Tunesische Vereniging van Democratische Vrouwen (ATFD), eerst in 2004 en vervolgens een tweede keer in 2011, het jaar van de radicalisering van de Tunesische sociale bewegingen. In die hoedanigheid speelde ze een leidende rol in de revolutionaire omwenteling in Tunesië en in het daaropvolgende constitutionele proces, met name door zich te verzetten tegen de herinvoering van discriminerende clausules voor vrouwen in de nieuwe Tunesische grondwet.
Ahlem werd aldus een leidende figuur in haar land, zoals blijkt uit de wijdverbreide reactie in politieke-, vakbonds- en verenigingskringen en in de media op haar dood. Haar reputatie als leidende figuur van het Tunesische feminisme ging de grenzen over: in 2012 ontving ze namens de Tunesische Vereniging van Democratische Vrouwen de Simone de Beauvoir-prijs. In hetzelfde jaar nam het Amerikaanse tijdschrift Foreign Policy haar op de 18e plaats in zijn jaarlijkse lijst van de 100 meest invloedrijke denkers ter wereld. Ze was ook het onderwerp van verschillende publikaties in de internationale pers.
Haar vroegtijdige dood kwam na een lange strijd met ziekte. Iedereen die Ahlem kende kon niet anders dan haar uitzonderlijke moed bewonderen tegenover de ziekte die haar verteerde en de moeilijkheden van haar gezinsleven. Als moeder van twee jonge kinderen moest ze alleen voor hen zorgen nadat haar partner Jalel Ben Brik Zoghlami in ballingschap was gegaan en ze in der minne waren gescheiden.
Er is duidelijk een bijzondere kracht voor nodig om moederlijke, professionele, vakbonds- en feministische verantwoordelijkheden te combineren, zoals Ahlem jarenlang heeft gedaan. Ze viel op door haar intelligentie, vriendelijkheid en warmte, maar ook door haar vermogen om te lachen bij tegenslagen. Haar dood is een enorm verlies voor alle strijd waar ze leiding aan gaf en een pijnlijk verlies voor allen die haar in de loop van deze uiteenlopende gevechten goed leerden kennen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Fourth International. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.