De oppositie zegeviert niet, het regime stort niet in
De Turkse president Erdogan is als winnaar uit de bus gekomen bij de presidentsverkiezingen van 14 mei, die een soort volksraadpleging vormden om te beslissen of zijn autocratische regime zou blijven bestaan of niet.
Met 49,5 procent van de stemmen ligt de AKP-leider, die al twintig jaar aan de macht is, voor op oppositiekandidaat Kemal Kılıçdaroğlu, die bij deze verkiezingen met een hoge opkomst (88,9 procent) slechts 44,8 procent van de stemmen behaalde. Veel onregelmatigheden ten gunste van Erdogans bondgenoten zijn door de oppositie aan de kaak gesteld. Een tweede ronde zal naar verwachting worden gehouden op 28 mei 2023. Als Erdogan wint, zal zijn nationalistische, islamistische en dictatoriale regime nog vijf jaar voortduren.
Reactionair blok wint meerderheid in parlement
Het blok rond Recep Tayyip Erdogan is waarschijnlijk een van de meest reactionaire coalities in de politieke geschiedenis van het land. Al sinds 2015 vormt de AKP een alliantie met de extreemrechtse Nationalistische Bewegingspartij (MHP). Voor deze verkiezingen nam Erdogan in zijn blok de islamistische partij Yeniden Refah op onder leiding van Fatih Erbakan, de zoon van de historische leider van de politieke islam in Turkije, Necmettin Erbakan. Een andere meer islamiserende vleugel van extreemrechts, de Grote Unie Partij (BBP) maakt ook deel uit van deze alliantie. Tot dit blok behoorde ook de HÜDA-PAR, de legale partij van Hezbollah in Turkije, die vooral in de Koerdische regio gevestigd is en die in de jaren ’90 door de Turkse Gladio als gewapende macht tegen de PKK is ingezet, waarbij veel bloedbaden zijn aangericht.
Bij de gelijktijdig gehouden parlementsverkiezingen behaalde Erdogans alliantie 49,4 procent van de stemmen en 322 afgevaardigden (van de 600). Hoewel het aantal stemmen lager is dan in 2018, toen hij 344 zetels behaalde, heeft Erdogan nog steeds de meerderheid in het parlement waarmee hij wetsvoorstellen kan aannemen of verhinderen. De resultaten van de AKP dalen ook, maar de MHP, die naar schatting tot 6-7 procent was gedaald, is bijna terug op het niveau van 2018 door 10 procent te halen. Het lijkt er dus op dat de ontevredenheid zich niet heeft laten gelden in een verandering van blok, maar binnen Erdogans eigen kamp. Wel moet worden opgemerkt dat de AKP in bijna alle steden in het aardbevingsgebied een voorsprong heeft genomen.
Een nederlaag voor de oppositie
Tegenover dit blok stond de Alliantie van de Natie met als belangrijkste partij de centrum-linkse Republikeinse Volkspartij (CHP). De andere ‘grote partij’ in dit blok is de Goede Partij van Meral Akşener (IYIP), een afsplitsing van extreemrechts, die een meer seculier nationalisme vertegenwoordigt dan de MHP, maar zich opnieuw probeert te positioneren in de richting van centrumrechts. Tot deze alliantie behoren ook twee partijen waarvan de leiders prominent deel uitmaakten van de AKP, Ahmet Davutoğlu, voormalig premier, en Ali Babacan, voormalig minister van Economie. Tot slot neemt ook de Saadet Partisi (SP), die voortkomt uit de historische stroming van het islamisme waaruit de AKP is voortgekomen, deel aan dit blok, evenals een andere kleine rechtse partij.
Politiek gezien verdedigt deze oppositiealliantie de terugkeer naar een parlementair regime (door Erdogan in 2017 na een referendum afgeschaft) en het herstel van de economie door het neoliberalisme met bepaalde ‘sociale’ kenmerken te herstellen. Met 35,4 procent van de stemmen behaalde het oppositieblok 213 parlementsleden, 24 zetels meer dan bij de vorige verkiezingen. De partijen van Babacan en Davutoğlu en de SP, waarvan de kandidaten op de lijsten van de CHP stonden, schijnen 3 procent te hebben bijgedragen aan het resultaat van de CHP. Deze rechtse partijen kregen 40 zetels, slechts 23 meer. De voor rechtse kandidaten gereserveerde plaatsen op deze lijsten hadden tot discussie geleid in de CHP-basis.
Verlangen naar ‘verzoening’ geen meerderheidsstandpunt
Voor de presidentsverkiezingen was de kandidaat van dit blok tegen Erdogan Kemal Kılıçdaroğlu, leider van de CHP. Gezien het belang van het presidentschap in het autocratische systeem was de overwinning van Kılıçdaroğlu beslissend voor de verandering van het regime. Hij leidde een campagne die grote sectoren van de bevolking omarmde. Het feit dat hij een alevitische Koerd is (een minderheidsstroming van de islam die door het traditionele soennisme als ketterij wordt beschouwd) had tot discussies geleid, waarbij veel mensen dachten dat hij de oppositie niet kon verenigen. De CHP-leider had echter een campagne geleid waarin hij trots zijn alevitisme verkondigde en opriep tot verzoening van de bevolking van Turkije tegenover het polariserende beleid van Erdogan. Het lijkt er echter op dat het verlangen naar ‘verzoening’ en een terugkeer naar de rechtsstaat en het parlementaire bestuur niet de meerderheid in de Turkse samenleving vormt.
Een derde kandidaat, Sinan Ogan, ultranationalist en afkomstig uit de gelederen van de MHP, won 5,1 procent. Zijn kleine nationalistische en anti-Koerdische blok, dat weigerde Kılıçdaroğlu te steunen, met name omdat die laatste ook werd gesteund door de pro-Koerdische HDP-partij, heeft nu een cruciale positie voor de tweede ronde. Als hij besluit Erdogan te steunen, wordt diens overwinning onvermijdelijk. Als hij oproept om op Kılıçdaroğlu te stemmen, is niets gegarandeerd omdat het hem moeilijk lijkt zijn kiezers en bloc te kanaliseren. Zijn keuze zal afhangen van de onderhandelingen waar de standpunten worden besproken die elke partij aan haar alliantie belooft te leveren in geval van een overwinning. Dat kan ertoe leiden dat de oppositie een meer nationalistisch (en anti-immigranten) discours gaat voeren om Ogan te overtuigen, wat echter tot gevolg zal hebben dat hij het Koerdische electoraat, dat bijna 10 procent van de stemmen vertegenwoordigt, van zich zal vervreemden, meer dan het maximum dat de Ogan-basis kan opbrengen.
HDP, TIP en de ‘Werk en Vrijheid’-alliantie
Een andere oppositiealliantie is ‘Werk en Vrijheid’, gevormd door de HDP (Democratische Volkspartij, een linkse partij uit de Koerdische beweging), de TIP (Arbeiderspartij van Turkije waar onze kameraden van de Vierde Internationale actief in zijn) en vier andere formaties van radicaal links. Voor de presidentsverkiezingen steunde deze coalitie Kılıçdaroğlu. Voor de presidentsverkiezingen nam de HDP deel, gezien de kans dat ze verboden zou worden, als haar ‘alternatieve partij’, de Groen-Linkse Partij (YSP).
De TIP stelde zich niet kandidaat in de steden waar de HDP een grote meerderheid had (Koerdistan in Turkije) en in sommige steden waar ze parlementsleden dreigde te verliezen aan de HDP en de CHP; zij diende lijsten in in 52 van de 81 steden. Het feit dat de TIP binnen de alliantie alleen maar met onafhankelijke lijsten in sommige steden wil meedraaien is een onderwerp dat aanleiding heeft gegeven tot veel discussie, waarop we nog moeten terugkomen. Op de lijsten van de TIP stonden ook kandidaten van twee trotskistische stromingen, de Democratische Arbeiderspartij (IDP) en de Vereniging voor Internationale Arbeiderssolidariteit (UID-DER).
De HDP-YSP behaalde bij deze verkiezingen 8,8 procent, dat is 3 procent minder dan bij de vorige verkiezingen. Het is nog te vroeg om consistente analyses te maken, maar het lijkt erop dat steun voor Kılıçdaroğlu voor de presidentsverkiezingen is opgevat als steun voor de CHP (bij de parlementsverkiezingen) en dat daarom stemmen naar deze partij zijn gegaan. Anderzijds was de drempel van 10 procent (om in het parlement te komen) een belangrijke bron van motivatie om op die partij te stemmen en haar vertegenwoordiging in het parlement mogelijk te maken. Het feit dat deze drempel momenteel 7 procent bedraagt (een drempel die de HDP gemakkelijk had moeten overschrijden) moet ook hebben gewogen en een deel van het linkse electoraat dat eerder op de HDP had gestemd, is teruggekeerd om op de CHP en deels op de TIP te stemmen. Ten slotte weten we dat vooral onder de Koerdische bevolking sommige meer conservatieve en nationalistische sectoren zich verzetten tegen allianties met uiterst links in Turkije, dat moet ook van invloed zijn geweest op de uitslag.
In dit nachtmerrieachtige panorama is een kleine (maar belangrijke) troost het resultaat dat de TIP heeft behaald. Voor het eerst sinds 1965 is het een socialistische en revolutionaire partij die zich identificeert met de zaak van de arbeidersklasse gelukt om met eigen stemmen (en niet door gekozen te worden op de lijst van een andere partij) het parlement binnen te komen. De TIP behaalde met 1 miljoen kiezers 1,7 procent van de stemmen, in slechts tweederde van het land, dus waarschijnlijk meer dan twee procent in totaal. Een deel van haar stemmen, waarschijnlijk ongeveer de helft, komt van kiezers die eerder op de HDP stemden, maar de rest komt van links van de CHP, maar ook van een electoraat dat op rechts stemde, maar dat (vooral via de gekozen vertegenwoordigers van de TIP) een strijdbaar links heeft ontdekt, dat geen blad voor de mond neemt tegenover de machtigen en opkomt voor de rechten van werknemers.
De partij heeft haar ledental sinds half januari verviervoudigd, van 10.000 naar 40.000 leden in vier maanden tijd, met name door haar mobilisatie uit solidariteit met de stad Hatay (Antiochië), die zwaar door de aardbeving is getroffen. De partij behaalde zo vier afgevaardigden, van wie er drie al in het vorige parlement zaten. De vierde, Can Atalay, verkozen tot afgevaardigde van Hatay, is een gerenommeerd advocaat die betrokken is bij alle strijd in het land en momenteel meer dan een jaar in voorarrest zit, omdat hij de belangrijkste woordvoerder was van de Gezi-opstand in 2013. Als er de komende dagen geen vonnis valt, zal Can uit de gevangenis komen om zijn plaats in het parlement in te nemen en samen met zijn kameraden van de TIP en de HDP de stem van de uitgebuitenen en onderdrukten te laten horen, ongeacht de uitslag van de tweede ronde van de presidentsverkiezingen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op International Viewpoint. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.