Na de presidentsverkiezingen met glans te hebben gewonnen, heeft de clan Rajapaksa nu ook een stevige meerderheid in het parlement van Sri Lanka. Met die clan is Sri Lanka in de greep van de boeddhistische integristen. De meeste Singalezen, de meerderheid van de 22 miljoen inwoners, zijn boeddhisten. Met die meerderheid kan de clan haar racistische politiek van Singalese suprematie nog uitbreiden.
Rajapaksa
De kern van de clan Rajapaksa zijn vier broers die de macht en al wat daaraan vast hangt, onder elkaar verdelen. Haar beleid van suprematie wordt, zo blijkt uit de verkiezingen, volop gesteund door de meeste Singalezen, ca vier vijfde van de bevolking. Vorig jaar werd Gotabaya president, waarop hij de regering aan de kant zette en zijn broer Mahinda tot premier benoemde. Mahinda was eerder al tien jaar zelf president (2005-2015). Twee andere broers zitten ook op sleutelposten.
Hun partij, de Sri Lanka Podujana Perumuna (Volksfront) haalde 145 van de 225 zetels; met de steun van bondgenoten hebben ze een twee derde meerderheid zodat ze de grondwet kunnen herschrijven. De vorig jaar afgezette premier Ranil Wickremesinghe kon met moeite zijn zetel behouden. Hij leidde de UNP die decennia lang aan de macht was, en waarvan de meerderheid nu opkwam als Samagi Jana Balawegaya, een brede alliantie. Die haalde nog 54 zetels (de UNP had er 106).
Moordpartijen
De Rajapaksa’s gaan prat als handhavers van recht en orde het land stabiliteit te hebben gebracht. Gotabaya leidde in 2009 als minister van Defensie de bijzonder gewelddadige onderdrukking van de opstand van de Tamil Tijgers. De Tamils, ca 20 % van de bevolking, leven vooral in het noorden en aan de oostkust. Singalese nationalisten zien hen als immigranten uit India die tijdens het Britse koloniaal bewind als werkkrachten werden aangevoerd voor de theeplantages.
De discriminatie van de Tamils leidde tot de opstand in 1983 van de ‘Tamil Tijgers’ die in het noorden, rond Jaffna, een eigen staat wilden oprichten. Na jarenlang met succes een eigen regio te hebben verdedigd, werden de Tamil Tijgers in 2009 bijna letterlijk in de pan gehakt door het regeringsleger onder leiding van Gotabaya Rajapaksa. Samen met de Tamil strijders werden naar ruwe schatting ook 40.000 Tamil burgers omgebracht.
De repressie is nadien verre van opgehouden. Het Singalese (boeddhistische) nationalisme heeft altijd wel een rol gespeeld sinds de onafhankelijkheid in 1948 – er werd eerder al getracht niet-Singalezen ook officieel tot tweederangsburgers te degraderen. Met de clan Rajapaksa staan er geen grenzen meer op.
Dat is nog veel erger geworden sinds de islamistische aanslagen van Pasen 2019 op onder meer kerken. Boeddhistische extremisten hebben het al langer op de moslims, ca 7 tot 10 % en meestal Tamils, gemunt. Na de aanslagen zijn talrijke moskeeën aangevallen en zijn bekende figuren uit de moslimgemeenschap zonder proces opgesloten.
Opposanten
Dat gebeurt met opposanten in het algemeen. De militanten van de FSP (Frontline Socialist Party) ondervonden dat op 9 juni toen ze betoogden in solidariteit met de Amerikaanse ‘Black Lives Matter’. De politie arresteerde tientallen actievoerders, zo hardhandig dat verscheidene in het ziekenhuis belandden.
Klachten over willekeurige arrestaties, folteringen, verdwijningen en andere ernstige schendingen van mensenrechten, halen niets uit. De clan Rajapaksa heeft zowel justitie als politie en leger stevig in handen. Officieren die bezig waren met onderzoeken naar dergelijke schendingen, zijn opzij geschoven en vervangen door loyale onderzoekers van wie enkele zelf betrokken waren bij verdwijningen en moorden. Een militair die in 2015 ter dood was veroordeeld voor moorden op Tamil burgers, kreeg onlangs gratie.
Maar de clan slaagt erin een grote meerderheid ervan te overtuigen dat dit noodzakelijk is om een einde te maken aan een lange periode van geweld. De oppositie is erg zwak. De Samagi Jana Balawegaya is een conservatieve alliantie waarvan de Rajapaksa clan weinig moet vrezen.
Links?
Er is ook nog links, waaronder de Frontline Socialist Party (0,13%). Dat is een in 2012 opgerichte partij ontstaan uit de JVP (Janatha Vimukthi Peramuna – Volksbevrijdingsfront). De JVP leidde in 1971 een linkse opstand die door toenmalig premier Sirimavo Bandaranaike gewelddadig werd onderdrukt. De JVP evolueerde daarop tot een Singalees nationalistische beweging, wat tot de reuk in 2012 leidde. De JVP heeft het in haar programma nog altijd over de proletarische socialistische revolutie en het symbool is de hamer en sikkel. Een alliantie rond de JVP haalde 3 zetels. De JVP had er vorige keer 6.
Er bestaat een brede waaier van linkse bewegingen, sommige met syndicale inplanting maar geen electorale. De FSP geeft met haar 0,13 % de anderen het nakijken. Van enige linkse eenheid is zeker geen sprake, veel van die groepen steken vooral energie in het bekampen van andere linksen die steevast als verraders worden gebrandmerkt.
Boeddhisten
Sri Lanka is niet de enige regio waar boeddhistisch extremisme opbloeit. In Myanmar voerden extremistische boeddhistische monniken met succes een gewelddadige campagne tegen de Rohingya, in meerderheid moslims, die met hulp van milities en leger massaal uit het land werden gedreven, voor zover ze het er levend afbrachten. Boeddhisme is dus niet noodzakelijk synoniem met een vreedzame bespiegelende kijk op het aardse bestaan.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Uitpers.