Cantagallo is een bekend benzinestation aan de grote noord-zuid autosnelweg in de buitenwijken van Bologna. We zijn er al vaak gestopt. Een journalist van de belangrijkste Italiaanse krant, Corriere della Sera, ging er op de Ferragosto (nationale feestdag) van 15 augustus heen. Hij hing er rond en luisterde en praatte met mensen die er waren. Een vader was daar met zijn verveelde zoon en vertelde hem hoe hij daar een van zijn eerste maaltijden had gegeten toen het net open was. De zoon bleef maar op zijn telefoon spelen.
Voor migranten uit het zuiden die naar het noorden trokken, zoals deze man, vertegenwoordigde het benzinestation sociale vooruitgang, zijn intrede in een zekere mate van welvaart en moderniteit. Veel migranten konden dankzij hun loon in de bloeiende industrie een auto kopen en in augustus terug naar het zuiden reizen om hun familie te zien. De toekomst zag er rooskleurig uit. In de jaren 1970 stopte Almirante, de neo-fascistische leider van de MSI (Nationale Sociale Beweging) in Cantagallo om een hapje te eten. Hij begon met de pasta, maar toen arbeiders merkten dat hij er was, brachten ze hem de rekening en vroegen ze hem te vertrekken vóór de tweede gang. Almirante vertrok. Dankzij de massale radicale opstand van tijdens de Hete Herfst van 1969 hadden de arbeiders niet alleen een betere levensstandaard verworven, maar hadden ze ook het gevoel dat ze politieke hoofdrolspelers waren.
Later liep de journalist naar beneden om met de vrachtwagenchauffeurs te praten die die dag aan het werk waren. Ze wilden maar al te graag praten over hun uitputtende werkschema’s en de moordende, steeds minder gereguleerde logistieke sector. Er werden opmerkingen gemaakt over Albanese chauffeurs die 12 uur aan één stuk zouden werken. Gevraagd naar op wie ze wilden gaan stemmen tijdens de parlementsverkiezingen van 25 september, zei een aanzienlijke meerderheid te gaan stemmen op Giorgia Meloni, de leider van Fratelli d’Italia (Broeders van Italië), de voormalige jeugdleider in de partij van Almirante. De laatste opiniepeiling van 6 september geeft Giorgia Meloni met 25 procent van de stemmen binnen een rechtse meerderheid van 46-48 procent, hetgeen betekent dat ze premier wordt. De opkomst van Meloni en de waarschijnlijke overwinning van een hardrechtse coalitie zijn vooral een gevolg van de nederlagen en de demoralisatie van de arbeidersbeweging en het politieke bankroet van wat eens haar sociaal-democratische meerderheidspartij was, de PD (Democratische Partij).
Afnemend politiek engagement
Sinds de laatste algemene verkiezingen in 2019 zijn er drie regeringen geweest. De eerste was een geïmproviseerde structuur tussen de twee populistische partijen, de Lega (voorheen de Lega Nord die voor autonomie van Lombardije was) en de M5S (de Vijfsterrenbeweging, opgericht door de komiek Beppe Grillo). Deze partijen zijn ontstaan na de ineenstorting van het tweepartijenstelsel van christen-democraten en communisten te midden van schandalen en corruptie in de jaren negentig.
De eerste regering-Conte stortte in toen de leider van de Lega, Salvini, meer invloed wilde verwerven. Met de hulp van de Italiaanse president, Matterella, werd deze poging echter geblokkeerd. De president regelde dat de PD, de gezworen vijand van de M5S, zich bij hen aansloot in de tweede regering-Conte. Ongeveer een jaar geleden ging het dezelfde kant op als bij de eerste regering-Conte en werd euro-bankier Mario Draghi gevraagd een regering van nationale eenheid te vormen. Alle grote partijen sloten zich hierbij aan, behalve Meloni’s FdI, die van vier procent naar de huidige 25 procent is gestegen.
Hoewel de opiniepeilingen een meerderheid voor Draghi aangaven, bleven de frustratie en vervreemding bij veel Italianen acuut. Het belangrijkste beleid dat de regering tot stand heeft gebracht, was het door de Europese Unie gefinancierde nationale herstel- en veerkrachtplan (PNRR) van 200 miljard euro voor de periode na de covid-pandemie. Niet veel van dat geld gaat naar het op peil houden van de levensstandaard van mensen, meestal gaat het om infrastructuur en ‘moderniserende’ veranderingen om het Italiaanse kapitaal efficiënter en winstgevender te maken.
Meloni heeft geprofiteerd van deze realiteit en van de algemene indruk dat alle andere partijen betrokken waren bij het voortdurend opheffen en wijzigen van allianties om hun privileges en macht te behouden. Draghi gooide − tot grote ontsteltenis van toonaangevendekapitalistische kringen in Italië en Europa − in juli de handdoek in de ring toen. Dat was omdat Conte een plotselinge ‘linkse’ draai maakte ter verdediging van het stokpaardje van M5S van een ‘burgerschapsinkomen’ en weigerde de regering volledig te steunen. Dat heeft dus geleid tot de stemming van 25 september.
De verandering die de Corriere-journalist in zijn artikel welsprekend aangeeft, gaat ook over de algemene betrokkenheid bij de politiek. Na de tweede wereldoorlog was negen procent van de Italianen lid van een politieke partij. Tegenwoordig is dat nog maar één procent. Lokale partijafdelingen − zowel links als rechts − waren echte buurtcentra. In de stad die ik goed ken bijvoorbeeld was de plaatselijke CP-afdeling een sociale en politieke ontmoetingsplaats voor alle linkse mensen, niet alleen voor CP-leden. De partij organiseerde in de zomer ‘feesten’ met politieke/culturele discussies, muziek en eten in het centrum van de stad en in de omliggende dorpen. Het partijbureau is nu een supermarkt en er is soms een regionaal festival. De dagelijkse CP-krant, Unita, werd in 2014 gesloten. Partijen zijn tegenwoordig onstabiel en veranderlijk. De M5S opereert vooral online voor haar discussies en stemmingen. Leden, sympathisanten en kiezers worden op een hoop gegooid en nemen allemaal deel aan voorverkiezingen om over kandidaten te beslissen, maar er zijn veel minder gestructureerde politieke debatten over idealen of beleid. Partijen van zowel rechts als links zijn plekken voor carrièremakers om te wedijveren voor betaalde posities, privileges en machtsposities.
In de naoorlogse periode betekende democratie en een van de meest progressieve burgerlijke grondwetten dat 93 procent van de mensen ging stemmen. Ik herinner me hoe verbaasd ik in de jaren tachtig was toen ik zag hoeveel mensen in vergelijking met Groot-Brittannië bij alle soorten verkiezingen gingen stemmen in vergelijking met Groot-Brittannië. Tegenwoordig is dat percentage gedaald tot 73 procent en het daalt. Alle opiniepeilingen wijzen op een groot aantal niet-stemmers en een gebrek aan belangstelling voor de verkiezingen. Ik vroeg mijn nichtje, die is afgestudeerd en een administratieve baan in de particuliere sector heeft, op wie ze zou gaan stemmen en ze zei dat ze allemaal hetzelfde zijn en alleen voor zichzelf zorgen. Ze zag ook weinig heil in de vakbonden
Is Meloni een bedreiging voor de democratie en de arbeidersbeweging?
Veel van de commentaren in de mainstream en de linkse pers in Italië gaan over de bedreiging die Meloni vormt. Mensen hebben opgemerkt dat de verkiezingen in september samenvallen met de honderdste verjaardag van Mussolini’s Mars op Rome toen de fascisten de macht grepen. Als Meloni premier wordt, moeten we dan nieuwe repressieve wetten tegen de vrijheid van meningsuiting, vergadering of vakbondsrechten verwachten? Zal het een signaal zijn voor een uitbarsting van fysieke aanvallen door fascisten op linkse of progressieve activisten?
Het is belangrijk om het juiste evenwicht te vinden bij het beoordelen van de politieke gevolgen van een overwinning van Meloni. Ten eerste is er al sprake geweest van neo-fascistische deelname aan Italiaanse naoorlogse regeringen − Berlusconi had Fini in een van zijn regeringen. Ten tweede zal haar partij, hoewel ze misschien wel de grootste afzonderlijke politieke partij zal worden, en dat zeker zal zijn binnen een rechtse coalitie, nog steeds afhankelijk zijn van een alliantie met twee andere rechtse partijen om een regering te kunnen vormen. Ze komt niet eens in de buurt van een meerderheid die groot genoeg is om alleen te kunnen regeren. Ten derde is de op een na grootste partij in de rechtse coalitie, de Lega, net zo racistisch over migranten of over culturele strijdpunten zoals homo- of transrechten. Op het ideologische punt van de bescherming van de witte nationale (katholieke) Italiaanse identiteit tegen de dreiging van migranten of ‘islamitische vervanging’ is er weinig verschil tussen de FdI en de Lega. Ten vierde heeft de FdI, hoewel ze de uit een doodskist komende driekleurige vlam uit het fascistische tijdperk (dat wil zeggen een symbolische continuïteit met Mussolini) in haar verkiezingssymbool heeft behouden, een soortgelijke campagne gevoerd als die van Le Pen om haar politieke stroming te ontdoen van openlijk fascistische beleidsmaatregelen en elementen.
Hoewel het een komen en gaan is tussen openlijk fascistische activisten van Forza Nuova en CasaPound en haar partij, en sommigen zelfs op kieslijsten terechtkomen, waakt ze ervoor om FdI van hen te onderscheiden. Onderzoeksprogramma’s op TV hebben enkele ‘privé’ vieringen van fascistische jubilea aan het licht gebracht, zodat er een zekere ideologische continuïteit is. Tegelijkertijd heeft Meloni tijdens de campagne alles in het werk gesteld om haar pro-westerse geloofsbrieven te verdedigen, net als haar kritiek op Poetin in Oekraïne en haar bereidheid om met de Europese Unie samen te werken. Salvini is in zekere zin veel zachter voor Poetin en trekt de doeltreffendheid van sancties in twijfel.
Het overdrijven van de dreigende fascistische dreiging is een belangrijk onderdeel van het verkiezingsdraaiboek van de PD. Letta, de PD-leider, wil dat het verkiezingsverhaal een krachtmeting wordt tussen Meloni’s bedreiging van de democratie en progressieve ideeën en de krachtige verdediging daarvan door zijn partij. Hij heeft zelfs geprobeerd om de TV-debatten te beperken tot een duel tussen beide partijen. Zoals sommige Italiaanse radicaal-linkse media hebben opgemerkt, kan zo de aandacht worden afgeleid van de totale steun van de PD voor Draghi en zijn neoliberale programma. Het stelt de PD in staat elk onderzoek te vermijden naar haar bijdrage aan de omstandigheden die Meloni in staat stelden meer steun te verwerven. Net als Le Pen heeft Meloni enige steun verworven van het soort kiezers uit de arbeidersklasse dat vroeger massaal op de PD en haar voorgangers stemde.
Toch dreigt Meloni af te glijden naar een populistische regering in de stijl van Orbán. Salvini prees onlangs het gezinsbeleid van Viktor Orbán als het meest geavanceerde in Europa! Samen met Salvini zal ze als nieuwe minister van Binnenlandse Zaken een hernieuwde aanval openen op migranten die de zee naar Italië proberen over te steken. Net als de nieuwe Britse premier zal ze proberen de boten met geweld af te weren. Hoewel ze niet pleit voor de intrekking van de abortuswetgeving is Meloni er wel voor om de keuze van vrouwen moeilijker te maken. In de regio Marche (Ancona) heeft de FdI-gouverneur ingegrepen om de besluitvormingsproces voor vrouwen te vertragen en er worden anti-abortusconsulenten aangesteld om het besluitvormingsproces te ‘begeleiden’. Als ze eerste minister wordt, zal ze voorstellen de sociale uitkeringen te schrappen die, hoewel ontoereikend, een echte uitkering voor de werkenden vormen. Haar coalitie zou de regressieve ‘vlaktaks’ steunen die de Lega voorstaat. Op dit moment presenteert ze, door in te stemmen met Draghi’s budgettaire uitgavenbeperkingen, zichzelf als een figuur van fiscale soberheid, door in te stemmen met Draghi’s budgettaire uitgavenbeperkingen.
Haar regering zou de gestage erosie voortzetten van het antifascistische historische besef dat vroeger de consensus was in Italië voortzetten. In haar antwoord op vragen over de fascistische periode zegt ze dat, hoewel de rassenwetten en politieke verboden verkeerd waren, Mussolini een aantal goede dingen heeft gedaan. De fascistische repressie tijdens de bevrijdingsoorlog wordt steeds meer ‘in evenwicht’ gebracht door het overdrijven van de gewelddaden van communisten na de oorlog in Noordoost-Italië. In 2018 verklaarde Meloni dat de viering van Bevrijdingsdag, ook bekend als de verjaardag van de bevrijding van Italië van het nazi-fascisme op 25 april en het Feest van de Republiek, waarmee de geboorte van de Italiaanse Republiek op 2 juni wordt gevierd, moet worden vervangen door de Dag van de Nationale Eenheid en de Strijdkrachten op 4 november, waarop de overwinning van Italië in de Eerste Wereldoorlog wordt herdacht.
In veel opzichten is de echte dreiging van Meloni de manier waarop ze de voorkeur zal geven aan wat aangeduid kan worden als vormen van sluipend fascisme. Nu al heeft post-fascistisch hard rechts een meerderheid binnen de rechtse coalitie veroverd, in die mate zelfs dat Silvio Berlusconi en zijn partij, Forza Italia, zichzelf presenteren als de gematigde vleugel van de alliantie. Het politieke zwaartepunt is naar rechts verschoven, net als in Groot-Brittannië na de Brexit.
Meloni’s voorstel, gesteund door haar coalitiepartners, om de bevolking de president te laten kiezen − om een semi-presidentieel systeem zoals in Frankrijk te creëren, zou een ernstige aanslag op de democratie zijn. De rechtse coalitie zou daarvoor een grote meerderheid nodig hebben, omdat de grondwet moet worden gewijzigd. Partijen met een fascistische of populistische achtergrond zijn duidelijk voorstander van een meer presidentieel systeem.
Een grote fout die ik op de Italiaanse sociale media en tv heb gezien in de confrontatie met Meloni, is dat ze minachtend doen over haar gebrek aan intellectuele kwalificaties en dat ze niet voldoende is opgeleid om premier te zijn. Haar aantrekkingskracht op een aantal kiezers is juist dat ze niet overkomt als een advocaat, professor of manager, zoals de meeste andere politici in Italië, ook al is ze al vele jaren beroepspoliticus. Tijdens de campagne heeft ze alles in het werk gesteld om zowel over te komen als een zittende premier als iemand die toegankelijk is. Toen onlangs in Cagliari een LHBT-demonstrant het podium betrad, voorkwam ze een gewelddadige verwijdering door de beveiliging en sprak ze rustig met hem. Toen een alleenstaande vader haar schreef over haar standpunt tegen homo’s en alleenstaanden die kinderen adopteren, stemde ze ermee in om met hem een pizza te gaan eten. Tot dusver heeft haar campagne geleid tot een toename van de steun in de peilingen.
Salvini heeft geaccepteerd dat als de FdI binnen de rechtse coalitie de meeste stemmen krijgt, ze haar steun zal krijgen om premier te worden. Dat is een enorme verandering in de verhouding tussen de rechtse krachten in de afgelopen jaren. Salvini werd eerder gezien als de koploper. Zijn slinkse manoeuvres bij het beëindigen van de eerste regering-Conte, zijn onduidelijkheid over covid-maatregelen, de materiële steun van zijn partij aan het Poetin-regime en zijn deelname aan de Draghi-regering hebben zijn positie ten opzichte van Celoni verzwakt.
De kansen op een overwinning van hard-rechts bij de verkiezingen worden sterk in de hand gewerkt door het nieuwe kiesstelsel dat door de linkse partijen is ingevoerd. Het combineert een districtenstelsel, waarbij de kandidaat 37 procent van de stemmen moet halen, met een evenredig systeem voor de rest met een drempel van drie procent om in het parlement te komen. Je kunt je stem niet verdelen tussen verschillende partijen voor de eerste stemronde en de evenredige verkiezingen. Het is duidelijk dat het voor het ‘districtenstelsel’-gedeelte loont om een sterke coalitie te hebben voor het ‘districtenstelsel’-gedeelte. Aangezien er geen overeenkomstige coalitie van de anti-rechtse krachten is, zal de rechtse coalitie een grote meerderheid van de districtenstelsel-zetels in de wacht slepen. De grote vermindering van het aantal kiesdistricten − tot 400 voor het Lagerhuis en 200 voor de Senaat − verzwakt de democratische vertegenwoordiging en geeft minderheidspartijen nog minder kans op parlementaire fracties.
De Democratische Partij − een establishmentspartij
Letta’s PD was de meest enthousiaste supporter van de Draghi-regering en plaatst haar campagne in de continuïteit van dit kader. Dit is de poster die ze na de val van Draghi heeft verspreid:
De tekst luidt: ”Italië is verraden, De Democratische Partij verdedigt Italië, Doet u met ons mee?”
De PD was zo gebrand op de nationale eenheidsregering dat ze alles in het werk stelde om een electorale coalitie te vormen met kleine burgerlijke ‘centristische’ partijen zoals die van Carlo Calenda, Azione. Met veel tamtam kondigde het deze nieuwe alliantie aan. Een paar dagen later werd de verbintenis verbroken. Letta wilde ook een beetje een links gezicht hebben en wilde daarom dat de Groenen, een pro-Europese groep en een van zijn linkse satellietgroepen, Sinistra Italia, SI (Italiaans Links), ook aan boord zouden komen. Calenda wilde geen coalitie met een groep als SI, die zich tegen de regering Draghi had gekeerd. Vervolgens sprong hij in de armen van Renzi, de ex-PD-leider maar nu met zijn ene minifractie, Italia Viva.
Ironisch genoeg had Calenda eerder gezegd dat hij nooit politiek met Renzi zou samenwerken. Maar hij had de automatische deelname aan de verkiezingen nodig die Renzi’s partij hem zou geven, anders zou hij voldoende activisten moeten vinden om 40.000 handtekeningen te verzamelen. Dus probeert deze nieuwe coalitie wanhopig zich als een zogenaamde ‘derde pool’ te presenteren. Ze hoopt kiezers van de PD aan te trekken die niet graag met een linkse groepering banden aanknopen en daarnaast gematigde kiezers die zich zorgen maken over Meloni/Salvini. Momenteel heeft deze groep meer dan zes procent en ligt ze slechts een paar punten achter op Berlusconi. Tenzij ze boven de 10 procent komt, zal ze weinig invloed hebben; daarvoor zou de rechtse alliantie het veel slechter moeten doen dan verwacht, zodat een nieuwe regeringscoalitie zou kunnen worden samengesteld.
Zelfs als de huidige hard-rechtse coalitie wint, bestaat er nog steeds de kans dat haar eenheid een crisis niet overleeft en Draghi weer terug komt. Berlusconi kan behendig draaien als dat in zijn belang is. Het zal geen verbazing wekken dat een van zijn belangrijkste verkiezingsvoorstellen gaat over het moeilijker maken van de vervolging van fraudeurs zoals hijzelf.
De PD heeft voor haar verkiezingscampagne een aantal progressieve maatregelen uit de kast gehaald waarvoor ze tijdens haar recente regeringsperiode weinig moeite heeft gedaan. Ze stelt nu voor dat leraren een salaris krijgen dat overeenkomt met het Europese gemiddelde en dat er meer in scholen wordt geïnvesteerd. Ze steunt ook wetten tegen homofobie en adoptie door personen van hetzelfde geslacht.
Een comeback van M5S?
Met ongeveer een derde van de stemmen en 339 parlementsleden in 2018 leek de M5S haar doel te bereiken om de politieke kaste te verwijderen en het politieke systeem volledig te ontwrichten. Nu telt het door Conte geleide overblijfsel van de partij nog maar 159 parlementsleden. Haar parlementsleden hebben zich de afgelopen vijf jaar voortdurend naar rechts en naar links afgesplitst. Voor een partij die beweerde noch links noch rechts te zijn, heeft ze in feite geregeerd met de rechtervleugel van Salvini en vervolgens met de gematigd linkse PD. Voor een partij die verkondigde totaal anders politiek te bedrijven, bleek al snel dat haar parlementsleden niet hielden van de strenge regels over slechts twee termijnen en over het afstaan van een groot deel van hun salaris aan de partij ten behoeve van de organisatie of om startende bedrijven te helpen. De laatste grote splitsing was die van voormalig leider Di Maio, die een nieuwe partij heeft, Impegno Civico (burgerbetrokkenheid), die zich bij de PD-coalitie heeft aangesloten. Net toen je dacht dat deze mensen niet nog lager konden zinken, bedacht Beppe Grillo vervormde en misvormde beeldjes van Di Maio en andere ‘verraders’ en plaatste die op zijn website.
Het verkiezingsprogramma dat Conte voorstelt heeft echter een ‘links gezicht’. Het verdedigt en vraagt om een verhoging van het inkomen van de burgers en stelt een kortere werkweek voor. In sommige opzichten is het, althans op papier, even links als de PD. Verschillende progressieve mensen die ik ken, hebben gezegd dat ze hierop zullen stemmen. De linkervleugel en de satellieten van de PD waren er zelfs zeer op gebrand de M5S in de coalitie op te nemen. Zelfs de radicaal linkse Unione Populare (Volksunie) van Luigi Di Magistris wilde graag met hen samenwerken. Het lijkt erop dat de ‘linkse’ wending een positief effect heeft op hun peilingen − ze overtreffen de Lega en Forza Italia met 15 procent.
Is er een echt links alternatief?
Begin juli, voordat de verkiezingen werden uitgeschreven, kwam Luigi Di Magistris, de voormalige radicale burgemeester van Napels, een kleine menigte toespreken in Cava dei Tirreni, waar ik verbleef. De geluidsinstallatie was verschrikkelijk, maar hij slaagde erin om zijn boodschap over de noodzaak van een links alternatief, ook bij verkiezingen, over te brengen.
Toen de verkiezingen eenmaal waren uitgeschreven, begon hij met het organiseren van een linkse coalitie, naar het voorbeeld van de Franse coalitie van Melenchon die het goed deed bij de recente parlementsverkiezingen aldaar. De belangrijkste krachten zijn een kleine groep parlementsleden, ManifestoA genaamd, die uit M5S is voortgekomen, de overgebleven krachten van Rifondazione Comunista − de laatste onafhankelijke politieke stroming links van de PD die in 2008 een parlementaire vertegenwoordiging had − en Potere al Popolo (Macht aan het Volk), een linkse groepering die in 2017 is opgericht. Ze vindt ook enige steun bij de vakbonden (Cobas).
De eerste grote uitdaging was om daadwerkelijk op de stembuslijsten te komen. Je hebt 37.000 handtekeningen nodig als je nog geen vertegenwoordiging in het parlement hebt. Gezien het feit dat deze verkiezingen in de zomervakantie werden uitgeschreven, was dat een hele opgave. De regering weigerde digitale handtekeningen toe te staan, ondanks het feit dat dit steeds meer wordt gebruikt binnen de notoir omslachtige Italiaanse overheid. De mensen moesten de handtekeningen ook indienen bij de plaatselijke autoriteiten waar ze woonden. Veel mensen zijn op vakantie in augustus. Sommige kantoren waren zelfs gesloten! Met de zinderende hitte erbij was dat geen gemakkelijke opgave. Het is al een kleine politieke overwinning dat de handtekeningen zijn ingezameld en het toont aan dat er politieke ruimte is voor een dergelijke stroming.
De drie centrale punten van het Union Popolare platform zijn:
– bouwen aan vreedzame internationale betrekkingen, nee tegen militaire uitgaven en nee tegen oorlog;
– een minimumloon van minstens 10 euro per uur, uitbreiding van het inkomen van de burger, een einde aan onzeker en informeel werk en afschaffing van de Banenwet (die bepaalde arbeidsrechten wegnam);
– een echte ecologische transitie door enorme investeringen in hernieuwbare energiebronnen, een plan voor waterzekerheid, stoppen met speculatie in onroerend goed en met grote nutteloze infrastructuurprojecten zoals TAV (hogesnelheidslijn in Piemonte), volkscontrole over publieke middelen, te beginnen met water en essentiële diensten zoals gezondheidszorg en onderwijs.
De coalitie neemt een links pacifistisch standpunt in ten aanzien van Oekraïne en ze weigert het verzet van het Oekraïense volk te steunen. Binnen de coalitie zijn er stromingen in Rifondazione die de ‘republiek’ Donbass steunen. In de manier waarop eisen rond covid-onderzoeken worden gesteld zijn er enkele toegevingen gedaan aan anti-vaxxers en anderen die volksgezondheidsmaatregelen als repressief beschouwden.
Wat belangrijk is, is dat de campagne verder gaat dan het groeperen van de leiders van de verschillende groepen en kan beginnen met het ontwikkelen van een beweging die nuttig en dynamisch kan zijn. Welke regering er ook zal komen na de verkiezingen van 25 september, deze zal beleid voeren dat de arbeidersklasse vijandig gezind is.
De algemene betekenis van Union Popolare is gunstig voor het opbouwen van een strijdbaar alternatief voor de PD die slechts voorstelt het beheer van het kapitalistische over te nemen. We moeten ons verzetten tegen het valse argument dat de strijd alleen gaat om het tegenhouden van de neo-fascistische Meloni en dat daarom de enige ‘nuttige’ of tactische stem het steunen van Letta en de PD is. Helaas redeneren vooraanstaande schrijvers van het communistische dagblad IL Manifesto in die richting. Prominente leden van een linkse vakbondsoppositie als Cremaschi steunen ook de lijst. Ook de kameraden van Sinistra Anticapitalista (Antikapitalistisch Links) hebben mensen opgeroepen er voor te stemmen. Momenteel geven de opiniepeilingen de UP 0,7 procent, wat erop wijst dat het voor de UP moeilijk zal zijn om de drempel van 3 procent te halen die nodig is om in het parlement te komen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Anticapitalist Resistance. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.