Het christendom komt op losse schroeven te staan wanneer men de Schepping door de Hemelse Vader ontkent. Vandaar de conflictueuze problemen tussen de Kerk en de wetenschap wanneer deze laatste de hypothese van de Schepping niet nodig heeft om dingen te verklaren.
De Kerk verwerpt de wetenschap niet, maar legt ze beperkingen op: zij alleen kan geen zin geven aan het menselijke bestaan, een bestaan dat bovendien gebukt gaat onder haar tekort waaraan alleen de Zaligmaker verlossend tegemoet kan komen. In haar geschiedenis heeft de Kerk telkens weer terrein moeten prijsgeven aan de wetenschappelijke bevindingen. De Zon draait niet rond de Aarde, maar omgekeerd. De Aarde is ouder dan 6000 jaar. Het leven op onze planeet heeft een evolutie gekend.
Deze bevindingen hebben de twijfel aan het scheppingsverhaal en aan de geloofwaardigheid van de Heilige Schrift versterkt en zelfs agnosten en atheïsten voortgebracht. Wat echter niet verhindert dat gelovige wetenschappers belangrijke bijdragen leveren aan de natuurwetenschap. Voorbeelden van bij ons zijn de priester en natuurkundige Georges Lemaître (1894-1966) die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de Big Bang – theorie, en de biochemicus Christian de Duve (1917-2013).
De Kerk kan dat het groeiende ongeloof niet over zijn kant laten gaan. Zij moet ervoor zorgen dat de gelovigen hun geloof in het reine kunnen brengen met de resultaten en met de materialistische werkwijze van de natuurwetenschappen. Zij doet daarvoor beroep op mensen die op de hoogte zijn van de wetenschappen. Het Vaticaan beschikt daartoe over de Pauselijke Academie van Wetenschappen, waar Christian de Duve ooit voorzitter van was. Ook katholiek Vlaanderen, waarin het ware geloof tanende is, heeft zijn wetenschappelijke geloofsverdedigers en die schuwen de publieke arena niet.
Nog niet zo lang geleden zette Max Wildiers zich daarvoor in, opgevolgd door Gérard Bodifee (geboren 1946). Rik Torfs, hoewel geen natuurwetenschapper, meent ook op dit gebied zijn steentje te kunnen bijdragen.
Max Wildiers (1904-1996), kapucijner filosoof en theoloog, kreeg een opleiding als bioloog en kwam zo in contact met de evolutietheorie. Hij trachtte die in een christelijk raamwerk te plaatsen en beriep zich daarbij op de jezuïet en antropoloog Theilhard de Chardin en diens mystieke opvatting van de evolutionaire ontwikkeling naar het punt Omega, einddoel van de goddelijke schepping. Wildiers was een fervent verdediger van Theilhard’s denkbeelden en uitgever van zijn werken. Rome zelf wilde niet weten van Theilhard.
Ondanks zijn onwetenschappelijke want mystieke opvatting van de evolutie behoorde Wildiers geenszins tot de reactionaire vleugel van de Kerk in Vlaanderen. Wel was hij fervent flamingant en kwam hij op tegen de repressie van de collaborateurs, maar zijn geschriften over cultuur geven blijk van een zekere openheid die paste in het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-65), waarmee Johannes XXIII het “aggiornamento” wilde realiseren, de aanpassing van de Kerk aan het moderne leven.
Anders is het gesteld met Gérard Bodifee (1946), scheikundige en sterrenkundige. Deze hooggeschoolde wetenschapper noemt zichzelf een christelijk filosoof. Hij ontwijkt de kwestie van het Godsbestaan en geeft voorrang aan “oorspronkelijk christelijke waarden”, zoals moraliteit, altruïsme, zingeving en liefde. Maar de christelijke liefde zoals hij ze opvat gaat niet uit naar homo’s en lesbiennes. Hij is, in tegenstelling tot vele andere gelovigen, een patriarchale tegenstander van het recht van de vrouw op abortus.
Rik Torfs (1956) is een derde eend in de bijt, maar dit keer zonder natuurwetenschappelijke opleiding (hij is specialist kerkelijk recht). Wat niet wegneemt dat hij zichzelf het gezag toekent om als moralist uitspraken te doen over wetenschap en God. Hij ziet het onheil van onze beschaving in de alleenheerschappij van de natuurwetenschap (die hij bewust of onbewust verwart met techniek) en hecht groot belang in de menselijke zingeving aan het gevoel, wat een mystiek tintje geeft aan zijn opvattingen.
Torfs verwart eveneens natuurwetenschappen en mens- of geesteswetenschappen, zoals de sociologie, die “in het beste geval maar halve waarheden beschrijft”. Hij maakt geen onderscheid tussen wetenschappelijke aanpak enerzijds en de toegepaste wetenschap anderzijds waarbij de technologie grotendeels bepaald wordt door het winstprincipe.
Als reactie op het grensoverschrijdend gedrag van vele mannen vindt deze nostalgische en conservatieve hoogleraar, dat “wat 15 jaar geleden nog kon, kan nu dus niet meer. We gunnen onszelf minder vrijheid dan vroeger”. En als hij beweert dat de SP.A “ondertussen een heel eind naar links opgeschoven is”, ga je vragen stellen over Torfs politieke helderheid. Een van zijn uitlatingen als columnist in De Standaard kon niet door de beugel. Hij publiceert sindsdien zijn gedachten o.a. in het weekblad Knack.
Er is nog een vierde goeroe, ene Herman van Rompuy. Dat is geen wetenschapper maar een christelijk politicus. Daarover een andere keer.