Door Janneke Prins
‘Alsjeblieft, alsjeblieft, niet de Libische politie’, bad een Nigeriaanse man op het moment dat de lichten van de reddingsboot in zicht kwamen. De man was met 140 anderen van de Libische kust vertrokken. Zijn relaas staat in A perfect storm: The failure of European policies in the Central Mediterranean, een recent rapport van Amnesty International.
Het rapport beschrijft glashelder dat de onmenselijke situatie in Libië vooral de pushfactor is voor vluchtelingen om verder te reizen – op gammele bootjes over de Middellandse Zee. Dit jaar verdronken al 2242 mensen tussen Noord-Afrika en Italië, vergeleken met zeker 4500 vluchtelingen in 2016. Voor de Libische kust zetten daarom een aantal hulporganisaties boten in om vluchtelingen te redden.
Maar de afgelopen weken werden deze NGO’s onder vuur genomen: figuurlijk door rechts, letterlijk door de Libische kustwacht. Op 11 augustus vuurde de kustwacht waarschuwingsschoten af op een Spaanse hulporganisatie, omdat diens boot zich binnen de verruimde actieradius van de kustwacht bevond. Libië verbiedt de NGO’s namelijk sinds kort om in een straal van 70 mijl van de kust te varen. De internationale wateren beginnen wettelijk gezien na 12 mijl. De agressie op 11 augustus bleek reden te zijn voor vier van de acht varende NGO’s om de reddingswerkzaamheden te verminderen of voorlopig te staken.
Gedragscode
Eerder deze zomer wilde Italië de aantallen vluchtelingen terugdringen met een gedragscode voor de hulpbiedende organisaties op zee. Artsen zonder Grenzen (AzG), de meest uitgesprokene van de grote NGO’s, legde uit waarom de organisatie de gedragscode niet heeft ondertekend. Volgens AzG heeft de code niet de prioriteit om levens te redden: geredde mensen mogen niet overgebracht worden van kleine naar grote reddingsschepen (wat de hulp vertraagt). Ook schrijft de gedragscode de aanwezigheid van gewapende politie aan boord voor.
Rechts gebruikt het argument dat de NGO’s een taxidienst zouden vormen voor vluchtelingen. Zo zouden ze een aanzuigende werking hebben voor het werk van mensensmokkelaars. Begin augustus berichtten de media over geluids- en video-opnames die de Italiaanse autoriteiten in handen hadden. Daarop zou te horen zijn dat er contact was tussen de Duitse hulporganisatie Jugend Rettet en mensenhandelaren uit Libië.
Uit het Amnesty-rapport blijkt echter dat juist de kustwacht in Libië samenwerkt met smokkelaars. Vluchtelingen vertellen bijvoorbeeld dat smokkelaars de kustwacht betalen om mensen uit Libische detentiecentra vrij te laten om hen vervolgens weer de Middellandse Zee op te sturen.
Samenwerking EU-Libië
Het grootste probleem is echter de samenwerking van de Europese Unie met Libië. Eind juli besloot Brussel om 46 miljoen euro uit te trekken om de grenswacht in Libië te versterken.
Beleidscoördinator van Amnesty International Vlaanderen, Eva Berghmans, sprak duidelijke taal over het EU-besluit: ‘Liever dan actie te ondernemen om levens te redden en bescherming te bieden, geven Europese ministers de voorrang aan akkoorden met Libië. Hun enige bekommernis is te verhinderen dat vluchtelingen en migranten de grenzen van de Europese Unie bereiken.’
Libië verkeert in chaos sinds het NAVO-ingrijpen in 2011 tegen Moamar Gadaffi om de toen ophanden zijnde Arabische Lente een halt toe te roepen. Net als het Amnesty-rapport, bevestigt Save the Children gruwelberichten uit dit land over mensen die ‘worden geslagen, gegeseld en aan bomen gehangen. Veel migranten stellen dat ze niet van plan waren naar Europa te komen, maar dat het leven in Libië onhoudbaar werd.’
Het verhaal van de 22-jarige Nigeriaanse Samuel aan Amnesty illustreert de angst onder vluchtelingen goed. Samuels ouders overleden tijdens een aanval van Boko Haram in 2010. Daarna werkte hij in een ziekenhuis in Tripoli, de hoofdstad van Libië. Rond de kerst van 2016 braken er gevechten uit.
Hij vertelde: ‘Ik kon niet meer naar het werk gaan omdat het te gevaarlijk was. Veel zwarte mensen werden gedood. Ik kon me verstoppen. In februari redde een man me. Hij vroeg wat ik ging doen en zei: “De enige uitweg is de zee”. Hij nam ons naar Sabratha, naar een “verbindingsman”. Die vroeg 1000 dinar en ik betaalde. Ik verbleef in het “connectiehuis” tot 21 mei. Het was daar verschrikkelijk, we kregen maar twee maaltijden per dag. Op 21 mei ‘s middags vertelden ze ons dat ze ons die nacht op zee zouden uitzetten.’
Schuldig
Niet de hulporganisaties op zee vormen het probleem, maar de vicieuze cirkel in Libië. De helse situatie in dat land is het echte afschrikeffect.
Over het besluit van de Libische autoriteiten om de actieradius op zee te vergroten, zegt Annemarie Loof, operationeel directeur van AzG: ‘Er zullen meer doden vallen op de Middellandse Zee en er zullen meer mensen vast komen te zitten in Libië.’ Amnesty International-coördinator Berghmans waarschuwt er ook voor dat als er geen dringende actie wordt ondernomen, ‘2017 het dodelijkste jaar voor de dodelijkste migratieroute in de wereld wordt.’
Op alle websites van de NGO’s staat dan ook de oproep aan de EU om ‘meer veilige en legale routes te openen voor migranten en vluchtelingen om Europa te bereiken.’ Deze oproep is dapper. De aanval op hulpverleners plaatst de EU in hetzelfde kamp als de neonazi’s die vluchtelingen het liefst allemaal zien verdrinken. Links moet daarom hardop gaan zeggen dat de EU verantwoordelijk is voor de drenkelingen, niet de hulpverleners.
Je kan het rapport van Amnesty hier lezen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.