In 2020 vertaal ik een eerste gedicht van Adrienne Rich, End of an Era, ik leid het in met een citaat waaruit blijkt dat we met een behoorlijk linkse mevrouw te maken hebben.
‘Ik stam uit een land dat veertig jaar vastzit in de diepvries van de geschiedenis. Elke burger die vandaag leeft in de Verenigde Staten, is doordrenkt van retoriek uit de Koude Oorlog, de verschrikkingen van het communisme, het verraad van het socialisme, de waarschuwing dat elke collectieve herstructurering van de samenleving het einde betekent van persoonlijke vrijheid. En ja, er zijn gruwelen geweest en verraad die openlijk verzet verdienen. Maar we worden niet uitgenodigd om stil te staan bij de slachtpartijen van het stalinisme, de verschrikkingen van de Russische contrarevolutie, náást de slachtpartijen van de blanke suprematie. We worden niet aangespoord om hier een meer menselijke samenleving te helpen creëren als reactie op dat wat ons geleerd is te haten en te vrezen. Het discours zelf is bevroren op dit niveau.’ (in Notes towards a Politics of Location. Mijn vertaling.)
Ik wil er meer over weten en vertaal nog een gedicht, What Kind Of Times Are These. Wat me leert dat Adrienne Rich↗︎ waarlijk goede gedichten schrijft. Merkwaardig, want ’t is politieke poëzie. En heet het niet dat politiek de lyrische kwaliteiten van een gedicht ondermijnt? Niet zo bij Adrienne Rich. Ik wil weten hoe ze het voor elkaar krijgt, haal mijn vertaling van What Kind Of Times Are These nog eens op, plaats het onderaan dit stuk en onderwerp het aan een indringende blik.
In de eerste lijnen doet ze iets wat heel het gedicht zal bepalen, ze brengt de politiek naar de natuur.
Er is een plek tussen twee rijen bomen waar het gras bergop groeit / en de oude revolutionaire weg in schaduwen afbreekt / nabij een gemeenschapshuis, verlaten door degenen die vervolgd werden / en in die schaduwen verdwenen.
Waardoor er als ’t ware een pastoraal gedicht ontstaat, gemakkelijk verteerbaar, een gedicht over de natuur gaat er bij iedereen wel in. Vrees niet, zegt de dichter enerzijds, we hebben het over bomen, anderzijds gaan de pastorale openingszinnen tegelijk over de nasleep van een mislukte revolutie. De revolutionairen zijn vervolgd, waarna ze ‘verdwenen’ zijn. Wat mij, oude trotskist, meteen aan de Sovjet-Unie laat denken en het lot van de linkse oppositie. Maar Rich roept me meteen tot de orde:
dit is geen Russisch gedicht, dit is nergens anders dan hier, / ons land dat dichter bij zijn eigen waarheid en angst komt, / zijn eigen manieren om mensen te doen verdwijnen.
Vervolgens ontwijkt ze meesterlijk de val waarin zoveel politieke poëzie loopt. Ze weigert uitdrukkelijk om de zaken te benoemen: Ik zal je niet vertellen waar de plaats is. Maar de goede verstaander weet wat/wie ze bedoelt met: Ik weet al wie het wil kopen, verkopen, doen verdwijnen.
Het slot van het gedicht bevestigt mijn vermoeden. Doordat ze erin slaagt de politiek in een pastoraal gedicht te bedden, houdt ze onze aandacht vast. Ze zegt het zelf met zoveel woorden: want om je in tijden als deze / überhaupt te laten luisteren, is het nodig / over bomen te praten.
Het wereldwijde web leert me dat Adrienne Rich in What Kind Of Times Are These een dialoog met Bertolt Brecht voert en meer bepaald met diens gedicht Aan zij die na ons komen. Ik haal het uit de kast en lees waarlijk: Wat zijn dit voor tijden, waarin / Een gesprek over bomen haast een misdrijf is / Omdat het een zwijgen over zoveel wandaden bevat. Brecht schrijft het tussen 1934 en ’38 en zegt terecht: ‘Werkelijk, ik leef in duistere tijden!’ Rich, die tot degenen behoort tot wie Brecht zich richt (die Nachgeborenen), is van een andere tijd, de onze, een tijd waarin het juist wel nodig is over bomen te praten.
Gedicht plus vertaling op youtube
Wie het origineel naast de vertaling wil leggen, klikt hier.
Trackbacks/Pingbacks