Meer dan 9 jaar na het begin van de Syrische opstand verkeren de gewone mensen in het land in een meer dan catastrofale situatie. Het land wordt geconfronteerd met een diepe humanitaire crisis. Zo’n 11,7 miljoen mensen hebben humanitaire hulp nodig en meer dan 5,6 miljoen Syriërs leven als vluchteling verspreid over het hele Midden-Oosten. Armoedecijfers liggen boven de 80 procent, terwijl de kosten van de wederopbouw worden geschat op ongeveer 400 miljard dollar.
De recente uitbraak van de covid-19-crisis heeft de sociaaleconomische situatie van de overgrote meerderheid van de Syriërs nog verergerd. Het Assad-regime heeft talloze ziekenhuizen vernietigd. Een verwaarloosd en ontoereikend gefinancierd gezondheidszorgsysteem blijft als gevolg van internationale sancties verstoken van medicijnen en medische benodigdheden op het moment dat het virus op het punt staat onder de bevolking uit te breken.
Assad heeft nu controle over meer dan 70 procent van het Syrische grondgebied. Geassisteerd door Rusland, Iran en de Libanese Hezbollah, drukte hij de opstand de kop in en won grotendeels wat ondertussen op een regionale en internationale oorlog was uitgelopen.
Het is tijd om de lessen van de Syrische opstand – die aanvankelijk opriep tot democratie, sociale rechtvaardigheid, gelijkheid en zich verzette tegen racisme en sektarisme – te evalueren. Waarom verloor de opstand? Er kunnen nu enkele voorlopige verklaringen en lessen worden gepresenteerd, hoewel die moeten worden gezien als eerste gedachten die in debat verder moeten worden ontwikkeld. Het is deel van een dialoog met iedereen die geïnteresseerd is in de emancipatie en bevrijding van volksklassen en onderdrukte volkeren.
Het revolutionaire proces
We moeten beginnen met het begrijpen van de wortels van de opstand in Syrië en het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA). De regio staat aan het begin van een langdurig revolutionair proces dat is geworteld in het politiek-economisch falen in de regio om te voldoen aan de aspiraties van de arbeidersklasse en de onderdrukte volkeren.
De staten in de regio worden op verschillende manieren bestuurd door uit clans bestaande oligarchieën en door militaire dictaturen die toezicht houden op voornamelijk op fossiele brandstoffen en andere grondstoffen gebaseerde economieën. In dergelijke patrimoniale renteniersstaten is de macht geconcentreerd in één familie en haar kliek, zoals de Assads in Syrië. De heersende families beschouwen de staat als hun privé-eigendom en gebruiken al zijn repressieve macht om hun heerschappij te beschermen.
Andere staten zoals Egypte, Algerije en Soedan zijn neo-patrimoniaal. In deze landen heeft in plaats van een enkele familie het militaire establishment de macht in handen. Dit stelt het leger in staat om, als het geconfronteerd wordt met massale protesten zoals in Egypte, de dictator te vervangen door een ander en zo de structuur van het regime en zijn eigen macht veilig te stellen.
Het verschil in de aard van deze regimes is een belangrijk aspect bij het verklaren van verschillen in het verloop van de volksopstanden in de regio. Patrimoniale regimes zijn minder flexibel en zijn gedwongen hun toevlucht te nemen tot pure repressie zoals in Syrië, terwijl neo-patrimoniale regimes in staat waren zich te ontdoen van gehate heersers en tegelijkertijd de bestaande orde te behouden.
Deze regimes en hun rol in de wereldeconomie hebben de ontwikkeling van de regio verstoord: ze richten zich te veel op de winning van olie en aardgas, op onderontwikkelde productiesectoren en over-ontwikkelde dienstensectoren en op het aanjagen van verschillende vormen van speculatieve investeringen, met name in onroerend goed. Voor de uitgesloten volksklassen heeft dit geleid tot migratie van geschoolde arbeidskrachten uit de regio en massale werkloosheid, met name onder jongeren.
De politieke economie van de regio heeft zo een pre-revolutionaire situatie gecreëerd. De afwezigheid van democratie en de toenemende verarming van de massa’s, terwijl corruptie en sociale ongelijkheid toenamen, maakten de weg vrij voor de volksopstand, die niet meer dan een vonk nodig had.
De vonk bestond uit de opstanden in Tunesië en Egypte. Deze inspireerden mensen in andere landen om ook in opstand te komen. In Syrië gingen grote delen van de bevolking de straat op met dezelfde eisen die werden gesteld door andere opstanden – vrijheid, waardigheid, democratie, sociale rechtvaardigheid en gelijkheid.
Zoals zo vaak tijdens volksopstanden hebben ook Syriërs instellingen in het leven geroepen die als alternatief dienden voor de staat. De demonstranten richtten coördinatiecomités en lokale raden op, die diensten verleenden aan de lokale bevolking en de beweging coördineerden. In bevrijde gebieden creëerden revolutionairen een situatie die dicht bij dubbele macht lag en de macht van het regime in twijfel trok.
Natuurlijk moeten we dit niet overdrijven; een alternatief systeem van democratisch zelfbestuur heeft zich nooit volledig ontwikkeld en er waren problemen mee, met name de ondervertegenwoordiging van vrouwen en etnische en religieuze minderheden. Desalniettemin vormden de comités en raden een politiek alternatief dat grote delen van de bevolking kon aanspreken.
Krachten van de contrarevolutie
Deze democratische organen werden geleidelijk aan ondermijnd door verschillende contrarevolutionaire krachten. In de eerste plaats was er natuurlijk het despotische regime van Assad, dat de opstand militair wilde verpletteren.
Dit regime blijft de belangrijkste bedreiging voor het volk van Syrië. De veerkracht van het regime was geworteld in het mobiliseren van steun door middel van sektarische, tribale, regionale en cliëntelistische mechanismes, en daarnaast in massale buitenlandse steun van Rusland, Iran en Hezbollah.
De tweede contrarevolutionaire kracht werd gevormd door islamitische fundamentalistische en jihadistische militaire organisaties. Deze hadden niet dezelfde destructieve capaciteit als het staatsapparaat van Assad, maar ze verzetten zich hevig tegen de oorspronkelijke eisen en doelstellingen van de opstand, vielen de democratische krachten in de protestbeweging aan en probeerden een nieuw autoritair en discriminerend politiek systeem op te leggen.
Tot slot vormden regionale machten en imperialistische staten de derde kracht van de contrarevolutie. De bondgenoten van Damascus, zoals Rusland, Iran en Hezbollah, naast de door Teheran gesponsorde sjiitische milities, leverden het regime de cruciale politieke, economische en militaire hulp die het in staat stelde te overleven.
Deze regionale krachten zagen de protestbeweging in Syrië en de mogelijke val van het Assad-regime als een bedreiging van hun geopolitieke belangen. Naarmate zij hun invloed op de samenleving en de staat van het land vergrootten, investeerden in het bijzonder Teheran en Moskou steeds meer in het voortbestaan van het regime en de exploitatie van de wederopbouw van het land en de natuurlijke hulpbronnen van Syrië.
Tegenover deze spelers vormden de zogenaamde ‘Vrienden van Syrië’ (Saoedi-Arabië, Qatar en Turkije) een andere internationale kracht van de contrarevolutie. Deze landen steunden de meest reactionaire islamitische fundamentalistische groeperingen, hielpen de opstand om te zetten in een sektarische of etnische oorlog en verzetten zich voortdurend tegen de democratische aspecten van de opstand uit angst voor een bedreiging van hun eigen autocratische regimes.
Ook de westerse staten onder leiding van de VS wilden geen radicale verandering in Syrië. Ze verwierpen alle plannen om de progressieve krachten die streden om Assad ten val te brengen te helpen. Het beleid van de VS was en is gericht op stabilisering van het regime en de zogenaamde ‘War on Terror’ tegen ISIS.
De VS riepen Assad enige tijd lang op om af te treden en zochten naar een geschikte, te controleren generaal. Toen dit eenmaal van tafel was, lieten ze die eis echter varen en hebben ze, samen met de rest van de regionale en internationale machten, Assad’s heerschappij geaccepteerd. Ondanks de verdeeldheid tussen de verschillende regionale en internationale spelers, waren ze allemaal verenigd in hun oppositie tegen de opstand en wilden ze allemaal voorkomen dat deze zich over de grenzen van het land zou verspreiden.
De zwakte van links
De verschillende contrarevolutionaire actoren hebben allemaal geholpen de Syrische opstand te verpletteren. Hoewel we er niet voor moeten terugschrikken de nederlaag aan deze krachten toe te schrijven, moeten we ook de fouten en tekortkomingen van de Syrische oppositie onderzoeken en bekritiseren.
Een van de belangrijkste problemen van de oppositie was de contraproductieve alliantie met de moslimbroeders en andere islamitische fundamentalistische groeperingen en hun internationale aanhangers die liberalen en sommige linkse mensen nastreefden. De fundamentalistische groeperingen verzetten zich tegen de fundamentele democratische eisen van de opstand, met name die van vrouwen, onderdrukte religieuze minderheden en etnische groeperingen. Deze alliantie bracht het inclusieve karakter van de oorspronkelijke volksbeweging in Syrië aan het wankelen. Deze tekortkomingen waren vóór de opstand al aanwezig, maar kwamen naarmate de tijd verstreek duidelijker naar voren.
De verschillende linkse groepen waren na decennia van onderdrukking door het regime te zwak om een georganiseerde democratische en progressieve onafhankelijke pool te vormen. Als gevolg daarvan slaagde de oppositie tegen Assad er niet in om een levensvatbaar, geloofwaardig politiek alternatief te presenteren aan de volksklassen en onderdrukte groepen.
Het uitblijven van antwoorden op belangrijke politieke vragen valt met name op bij twee kwesties: vrouwenrechten en de positie van de Koerden. In beide gevallen reproduceerden brede sectoren van de Syrische oppositie discriminerend en uitsluitend beleid tegen deze groepen. Hierdoor werden belangrijke krachten die cruciaal zouden zijn geweest voor een verenigde strijd tegen het regime, vervreemd van de opstand.
Om te winnen had de oppositie de strijd tegen autocratie moeten combineren met die tegen uitbuiting en onderdrukking. Als ze democratische eisen had gesteld, eisen in het belang van alle arbeiders, van degenen die zich inzetten voor Koerdische zelfbeschikking en bevrijding van vrouwen, dan had de oppositie zich in een veel sterkere positie bevonden. Dan had ze een veel sterkere solidariteit tussen verschillende revolutionaire sociale krachten kunnen opbouwen.
Een andere zwakte van de oppositie was de gebrekkige ontwikkeling van massale klasse-organisaties en van progressieve politieke organisaties. De opstanden in Tunesië en Soedan tonen het belang van massale vakbondsorganisatie zoals de Tunesische UGTT en de Soedanese beroepsverenigingen voor een succesvolle strijd.
Evenzo zijn feministische massaorganisaties in Tunesië en Soedan van bijzonder belang geweest voor het bevorderen van de rechten van vrouwen en het winnen van democratische en sociaaleconomische rechten, ook al blijven deze kwetsbaar en niet volledig geconsolideerd. In Syrië waren dergelijke georganiseerde krachten niet aanwezig of hadden ze niet het karakter van een massaorganisatie. Dit verzwakte de beweging, maar dergelijke organisaties zullen essentieel zijn voor de opbouw van de strijd.
Links moet deelnemen aan de opbouw en ontwikkeling van dergelijke brede alternatieve politieke structuren.
De laatste belangrijke zwakte die moet worden beoordeeld en overwonnen, is de zwakte van links in de regio. Op dit moment moet links samenkomen om te helpen een alternatief te smeden voor de verschillende contrarevolutionaire actoren binnen het land, maar ook op regionaal en internationaal niveau.
We bevinden ons op een kruispunt van revolutionaire processen in de regio en we hebben behoefte aan een links dat zich baseert op de lessen en inspiraties van de strijd in elk land. Een nederlaag in het ene land is een nederlaag voor iedereen, en een overwinning in het ene land is een overwinning voor anderen in de hele regio.
Despotische regimes begrijpen dit – en dat moeten wij ook inzien. De heersers delen lessen met elkaar om hun autoritaire, neoliberale orde te verdedigen. Wij hebben meer samenwerking nodig aan onze kant, vooral tussen progressieve krachten in de regio en op internationaal niveau. Er kan geen socialistische oplossing worden gevonden in één land of in één regio, vooral niet in een gebied als het Midden-Oosten en Noord-Afrika, dat een slagveld is geweest van regionale en imperialistische mogendheden.
Voor een internationalistisch links
Deze samenwerking moet zich uitstrekken tot internationaal links, ook in de imperialistische mogendheden. Veel te grote delen van links hebben de Syrische revolutie verraden door het weigeren van solidariteit met de progressieve krachten.
Er zijn veel redenen voor dit verraad, maar misschien wel de belangrijkste is het verlaten door links van het socialistische beginsel van zelf-emancipatie, van het idee dat alleen de volksmassa’s zelf zich door strijd voor hervorming en revolutie kunnen bevrijden. In plaats van deze houding, die links solidair zou hebben gemaakt met de Syrische opstand, koos een groot deel van links in naam van ‘anti-imperialisme’ de kant van het Assad-regime tegen het Amerikaanse imperialisme.
Erger nog, ze kozen de kant van andere zogenaamd ‘minder slechte’ imperialistische en regionale machten zoals Rusland en Iran, die ingrepen om Assad te redden. Daarmee toonden ze dat hun ‘anti-imperialisme’ niets anders was dan retoriek en dat hun politieke praktijk niets anders was dan het kiezen voor de kant van één kapitalistische staat of groep kapitalistische staten tegen een andere. De strijd van de massa’s voor hun eigen bevrijding werd genegeerd, verraden of nog erger belasterd.
Deze houding had ook gevolgen voor de anti-oorlogsbewegingen, met name in de VS en Groot-Brittannië. Voor het grootste deel weigerden deze bewegingen solidariteit met de revolutie onder het voorwendsel dat ‘de hoofdvijand in eigen huis staat’. Hoewel dat natuurlijk waar is, vooral in het geval van de Amerikaanse staat, die de grootste tegenstander blijft van progressieve sociale verandering in de wereld, betekent dat niet dat anti-oorlogsbewegingen andere, regionale vormen van imperialisme zouden moeten negeren of zich af moeten keren van volksopstanden.
In plaats daarvan hadden deze bewegingen zich moeten verzetten tegen de VS en het Verenigd Koninkrijk, zich moeten verzetten tegen andere, minder krachtige vormen van imperialisme en hun solidariteit met de Syrische opstand moeten tonen. Dat is de enige manier voor links om een echt internationalisme op te bouwen dat zich tegen alle vormen van imperialisme verzet, dat de strijd voor revolutie en nationale bevrijding met elkaar verbindt, en een wereldwijde strijd van onderaf voor het socialisme opbouwt.
Het is nu het moment een dergelijk internationalisme op te bouwen. Het afgelopen jaar zijn we getuige geweest van een nieuwe golf van volksopstanden die het neoliberalisme en autoritarisme in grote delen van de wereld uitdagen. Hoewel de pandemie en de wereldwijde recessie deze tijdelijk hebben vertraagd, zullen we in de komende jaren nog meer, nog radicalere opstanden zien. We moeten een nieuwe linkse internationale beweging smeden die zich inzet voor de overwinning van deze bewegingen.
Het revolutionaire proces
Syrië en MENA zullen niet vrij blijven van deze dynamiek. Zelfs in landen als Syrië, die een catastrofale contrarevolutie hebben doorgemaakt, broeit een nieuwe storm.
Daarom is het belangrijk om te beseffen dat revolutionaire processen zoals die in de MENA-regio een hele periode beslaan, en dat deze door fases van revolutie en nederlaag kunnen gaan, vooraleer ze gevolgd worden door weer nieuwe revolutionaire opstanden. In Syrië zijn alle oorzaken van de opstand nog steeds aanwezig. Het regime is niet alleen niet in staat geweest om deze oorzaken aan te pakken, maar heeft ze zelfs verergerd.
Damascus en andere regionale hoofdsteden denken dat ze hun despotische regimes kunnen handhaven door het voortdurende gebruik van massaal geweld tegen de eigen bevolking. Dat is gedoemd te mislukken en er moeten nieuwe uitbarstingen van volksprotest worden verwacht, net zoals er onlangs uitbarstingen hebben plaatsgevonden in Soedan, Algerije, Irak en Libanon.
Ondanks alle steun van zijn buitenlandse bondgenoten heeft het Assad-regime, hoe hardnekkig het ook is, te kampen met grote problemen. Het onvermogen om diepe sociaaleconomische problemen op te lossen heeft in combinatie met de onophoudelijke onderdrukking tot kritiek en nieuwe protesten geleid.
Medio januari 2020 vonden in de provincie Sweida verschillende demonstraties plaats tegen het falen van het Syrische regime om de armoede en de werkloosheid te bestrijden. Meer recentelijk hebben de protesten tegen het regime zich uitgebreid naar de provincie Daraa en de plattelandsgebieden rond Damascus.
Dit betekent niet automatisch dat er politieke kansen zijn, zeker niet na meer dan negen jaar vernietigende en bloedige oorlog. Het ontbreken van een gestructureerde, onafhankelijke, democratische en inclusieve Syrische politieke oppositie, een die de armere klassen zou kunnen aanspreken, heeft het moeilijk gemaakt om het Syrische volk te verenigen en het regime opnieuw aan het wankelen te brengen.
Dit is de belangrijkste uitdaging. Hoewel onderdrukking, armoede en sociale ontwrichting het moeilijk maken, moet er een progressief politiek alternatief worden georganiseerd . Een dergelijk alternatief moet een aantal van de lessen absorberen die ik heb geprobeerd te schetsen en inspiratie putten uit de nieuwe opstanden in de regio.
De internationale linkse partijen moeten, als de Syrische Revolutie verder gaat, de fout vermijden die zo velen hebben gemaakt en die hen tot bondgenoot van het regime of van de regionale en internationale krachten van de contrarevolutie maakten. In plaats daarvan moet het politieke kompas van revolutionairen zich laten leiden door het beginsel van solidariteit met het volk en progressieve strijd van onderop.
Zoals Che Guevara zei: ‘Als je beeft van verontwaardiging over elk onrecht, dan ben je een van mijn kameraden’. Ons lot is verbonden.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Spectre. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.