Regelmatig vertaalt men het Duitse “Lumpenproletariat” door “lompenproletariaat” en dat is helemaal fout. “Lumpen” is hier het meervoud van “Lump”, Duits voor ploert, ellendeling, schurk. Karl Marx gebruikte de term in verband met de Société du Dix-Décembre, opgericht door Louis-Napoléon Bonaparte in 1849. Hij beschrijft dit lumpenproletariaat als volgt: “Naast aan lager wal geraakte roués [verlopen kerels] met bestaansmiddelen van twijfelachtige aard en van twijfelachtige herkomst, naast verlopen en avontuurlijke gedeclasseerde elementen uit de bourgeoisie, vagebonden, ontslagen soldaten, ontslagen tuchthuisboeven, weggelopen galeislaven, oplichters, goochelaars, lazzaroni [leeglopers], zakkenrollers, charlatans, spelers, maquereaus [koppelaars], bordeelhouders, sjouwers, literatoren, orgeldraaiers, voddenrapers, scharenslijpers, ketelboeters, bedelaars, kortom heel de ondefinieerbare, onsamenhangende, heen en weer geworpen massa die de Fransen la Bohème noemen. Met dit hem verwante element, vormde Bonaparte de kern van de Vereniging van de 10e december.” (De Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte, 1851).
Het gaat dus niet om (zelfs figuurlijk) een in lompen gekleed proletariaat, maar om schorremorrie, de “heffe des volks”. Pooiers en ander uitvaagsel hebben een eigen vestimentaire stijl die hen niet als arm bestempelt. Deze “Lumpen” vormen een groep die zich onderscheidt van de mensen die hun arbeidskracht verkopen en daarmee de maatschappelijke rijkdom produceren, destijds proletariaat genoemd. Wanneer dit proletariaat als maatschappelijke klasse optreedt doet ze dat gewapend met een bepaald klassenbewustzijn. De “Lumpen” hebben echter geen klassenbewustzijn. Bakoenin, met alle respect, vergiste zich deerlijk toen hij in dit uitvaagsel het ferment meende te bespeuren van de sociale revolutie (Statisme en anarchie, 1873). Criminelen zijn intrinsiek antisocialistisch. In een samenleving gebaseerd op rechtvaardigheid en gelijkheid hebben ze geen geschikt draagvlak voor hun activiteiten en dat beseffen zeer goed. Ze zijn daarom een wervingsreserve voor rechts en uiterst rechts wanneer die geweld wil gebruiken.
Ook de Nederlandse Moskou-vertaling van Marx’ in het Frans geschreven 18de Brumaire vertaalt het oorspronkelijke “lumpenprolétariat” foutief door “lompenproletariaat”. De Dictionnaire critique du marxisme geeft volgende Franse vertalingen : “prolétariat en guenilles” “sous-proletariat” en “prolétariat geux”. Die laatste uitdrukking lijkt mij adequaat en de eerste helemaal fout.
In zijn artikel over de oorlog in Oekraïne (De Standaard, 22 april 2022) schrijft Slavoj Žižek: “De zogenaamde oligarchen in Rusland en andere voormalige communistische landen vormen een burgerlijke tegenhanger van wat Marx ‘het lompenproletariaat’ noemde: een cohorte die niet voor zichzelf denkt en vatbaar is voor politieke manipulatie omdat de mensen niet beschikken over een eigen klassenbewustzijn of revolutionair potentieel. In tegendeel tot dat proletariaat controleert de lompenbourgeoisie die zich vanaf eind jaren in die landen ontwikkelde het kapitaal – veel kapitaal – dankzij de wilde ‘privatisering’ van staatsbezittingen”.
Ik vermoed dat Žižek dit artikel in het Engels geschreven heeft en blijkbaar heeft de vertaler uit onkunde de term met “lompenbourgeoisie” gebruikt. De term “lumpenbourgeoisie” werd voor zover ik weet het eerst gebruikt door Andre Gunder Frank (1929-2005) in zijn oorspronkelijk in het Spaans uitgegeven Lumpenbourguesia: Lumpendesarollo (1971), datzelfde jaar vertaald als Lumpenbourgeoisie et Lumpendéveloppement”. Zowel in het Spaans, het Frans als een jaar later in het Engels was er geen sprake van lompen, wel van Lumpen.