Dit artikel heeft jarenlang gerijpt. De tijd waarin ik met deze vragen worstelde, ligt ver achter me. Maar toch, te midden van de pandemie lijkt me het verlangen van een mens om een ander aan te raken belangrijker dan ooit – in het bijzonder van een man om een andere man aan te raken, van een vrouw om een andere vrouw aan te raken, van een seksueel gemarginaliseerd mens om een ander mens aan te raken.
Zevenendertig jaar geleden reageerde Christopher op een ouderwetse gedrukte advertentie van me. Hij schreef een brief en we spraken elkaar aan de telefoon. Toen we afspraken om elkaar persoonlijk te ontmoeten, wist ik dat hij ouder was dan ik. Maar om een of andere reden kon ik me geen voorstelling maken hoe hij eruit zou zien – zeker niet dat hij kaal was. Toen ik hem zag, beantwoordde hij niet aan mijn beeld van een mogelijke seksuele of romantische partner. We zaten bij elkaar en praatten, en hij leek erg aardig en helder en liefdevol, maar toch… Toen stak hij zijn hand uit en raakte hij me aan. Zijn aanraking was elektrisch. Dat was het begin van alles. Het ontstak een vlam die voor mij zevenendertig jaar later nooit is uitgegaan.
#MeToo gaat vaak over individuele verhalen, en het belang van dit verhaal is misschien niet direct duidelijk, maar het is er wel degelijk. We kijken nu anders naar seksuele ontmoetingen, gelukkig, dankzij #MeToo. Bedenk eens wat voor gevoel dit verhaal oproept, wetende dat zowel Christopher als ik ons beschouwen als man, en hoe dit gevoel zou zijn als ik een vrouw was? De genderidentiteit en seksuele geaardheid van de mensen die betrokken zijn bij een seksuele ontmoeting maken iets uit voor het soort waardering van wat er feitelijk gebeurt of van het risico op intimidatie of geweld dat ermee gepaard gaat.
De #MeToo-campagne, die zich richt op seksuele intimidatie en misbruik van vrouwen door mannen, heeft laten zien hoe alomtegenwoordig dit is. De campagne heeft ook een schijnwerper gericht op sommige mannen die beschuldigd worden van seksueel geweld of het lastigvallen van andere mannen. Homo mannen kunnen net als hetero’s mishandelen en verkrachter zijn. Dat ze zelf het slachtoffer zijn van heteroseksuele mannelijke dominantie, weerhoudt hen er niet van om gunsten te eisen, egoïstisch of gewelddadig te zijn. De aandacht voor deze sterk verwaarloosde kant in het kielzog van #MeToo is een goede zaak. Al blijft die aandacht tot op dit moment gevangen in een analytisch kader dat, over het algemeen onbemiddeld ontleend is aan het onderzoek naar heteroseksueel misbruik.
Vrouwen en homo’s hebben een gemeenschappelijk belang bij hun verzet tegen geweld dat voortkomt uit en versterkt wordt door seksistische genderrollen en door een familiesysteem dat gedomineerd wordt door cisgender hetero mannen. Maar de queer dimensie van #MeToo dreigt te worden verdoezeld – vooral wanneer #MeToo-uitspraken impliciet stellen, zoals de Amerikaanse feministe Jess Fournier doet, dat ‘mannen slechts daders of ‘mannelijke bondgenoten’ zijn, maar nooit slachtoffers’. Bovendien laat volgens Noah Michelson het uitwissen van de verschillen tussen misbruik van mannen door mannen en misbruik van vrouwen door mannen de mogelijkheid toe dat de verhalen van homo’s gebagatelliseerd worden- en daarmee dat queer stories respectloos worden behandeld’.
Daarnaast zijn er andere queer dimensies aan de #MeToo discussie die om een complexe intersectionaliteit vragen: een denken waarin klasse en ras geintegreerd wordt met seksualiteit en gender. De analyse moet dan ook niet in de eerste plaats erop gericht zijn om individuele mannen te doen stoppen met zich te misdragen. Maar op manieren om de structurele ongelijkheden te elimineren die sommige mannen daartoe in staat stellen. We moeten tenslotte ook een onderscheid maken tussen een tactiek die gebruik maakt van de staat om onderdrukking tegen te gaan. En een tactiek die door het vertrouwen dat in de staat wordt gesteld, de verankerde machtsstructuren juist versterkt. Hier wil ik me in het bijzonder richten op drie zaken: ‘het leeftijdsverschil’, ‘de expliciete positieve instemming’ en ‘de illusie van een gelijkheid tussen queers en hetero’s’.
Leeftijdsverschil
LHBTIQ-mensen hebben andere ervaringen met de kindertijd en de jeugd dan hetero’s. Vrijwel niemand die opgroeit hoeft geleerd te worden dat heteroseksualiteit een normaal fenomeen is. De overgrote meerderheid van de kinderen heeft een mannelijke en een vrouwelijke ouder, die op een gegeven moment een seksueel koppel vormden. Kinderen die niet-heteroseksuele verlangens, of niet-conforme genderidentiteiten ontdekken, worden geconfronteerd met een andere realiteit: een sterk gevoel van anders zijn en soms van eenzaamheid. Het beeld dat queer mensen in de media van zichzelf geven mist de vertrouwdheid en directheid van de voorstellingen die kinderen in de eigen familiale omgeving hebben opgevat. Voor geracialiseerde kinderen en kinderen uit de arbeidersklasse kan het zelfs onmogelijk zijn om zich met dat beeld te identificeren.
Dit betekent dat veel LHBTIQ-jongeren afhankelijk zijn van oudere queers, die ze daadwerkelijk ontmoeten en met wie ze een soort band kunnen opbouwen om zich een beeld te geven van wat het betekent om zelf queer te zijn. Zelfs queers die dicht bij hun ouders staan, moeten over het algemeen hun directe familie aanvullen met een ‘gekozen familie’ waar ook oudere LHBTIQ-mensen deel van uitmaken. In een heteronormatieve samenleving is de afhankelijkheid van jonge queers van oudere queers tot op zekere hoogte structureel en onvermijdelijk.
Voor sommige jonge queers – zeker voor veel queers van mijn generatie – kan het aangaan van banden met oudere LHBTIQ-mensen soms ook betekenen dat er seksuele relaties worden aangegaan. In het verleden werden dergelijke relaties vaak gecriminaliseerd, zelfs wanneer dat met homoseksualiteit zelf niet het geval was. In Groot-Brittannië na 1967 toen homoseks uit het wetboek van strafrecht verdween, in Canada na 1969 en in Nederland gedurende het grootste deel van de twintigste eeuw was de leeftijd waarop homoseksuele seks werd toegestaan eenentwintig jaar, terwijl de leeftijd van toestemming voor heteroseksuele seks beduidend lager lag. De politie deed vaak haar best om homoseksuele mannen te betrappen op het hebben van seks met een partner jonger dan eenentwintig jaar, als een manier om homoseksualiteit in het algemeen te criminaliseren. Zelfs waar de meerderjarigheid nu is gelijkgesteld (zoals in de gehele Europese Unie), wordt het leeftijdsverschil in queer relaties vaak met argwaan bekeken.
Zowel binnen LHBTIQ-gemeenschappen als elders zijn vooral vrouwen gevoelig voor de gevaren van misbruik die leeftijdsverschil met zich mee kan brengen. Toch zijn ook lesbiennes zich bewust van het belang van oudere vrouwen als seksueel model. Meg Christian’s lied ‘Ode to a Gym Teacher’, waarin ze herinnert aan haar meisjesverliefdheid op ‘een grote stoere vrouw, de eerste die langskwam / Dat liet me zien dat je als vrouw nog steeds sterk kan zijn’, was ooit een hymne voor veel lesbiennes. De prominente Canadese lesbische schrijfster Jane Rule ontmoette haar levenspartner toen ze drieëntwintig was en haar partner achtendertig.
Ik ben bijzonder gevoelig voor deze kwestie omdat ik, net als Rule, drieëntwintig jaar was toen ik Christopher voor het eerst ontmoette, ook hij was achtendertig. Nu ik zestig ben en hij vijfenzeventig zien mensen zelden een leeftijdsverschil tussen ons (soms zou ik willen dat ze dat wel deden). Maar het was anders toen we elkaar ontmoetten. Ik vermoed dat mijn ouders, die eerst niet blij waren dat ik homo was, dachten dat mijn seksuele geaardheid op de een of andere manier Christopher’s schuld was. (Als zij dat echt vonden, zijn ze hier gelukkig al lang geleden overheen gekomen.)
Dit beïnvloedt de manier waarop homo’s naar seksuele agressie kijken, vooral als er een leeftijdsverschil is. Juist omdat jonge LHBTIQ mensen zo’n dwingende behoefte kunnen hebben aan voorbeelden en genegenheid van ouderen, kan misbruik een bijzonder pijnlijk gevoel van verraad geven. Maar er schuilt ook een gevaar in als de seksualiteit van jongeren zo gereguleerd wordt dat hen de mogelijkheid wordt ontnomen om vrij te handelen. We moeten niet alleen het recht van jongeren om nee te zeggen verdedigen, maar ook hun recht om ja te zeggen, zonder dat is het recht om nee te zeggen vrijwel zinloos. De lange geschiedenis van de heksenjacht op LHBTIQ-mensen, die begon met beschuldigingen van misbruik van jongeren, zou voor ons een teken aan de wand moeten zijn.
Als queer activiste heeft Masha Gessen geschreven dat ze als vrouw #MeToo van harte verwelkomt, maar ‘Ik ben ook queer, en ik raak van slag als ik sekspaniek ruik… Sekspaniek is in het verleden begonnen met daadwerkelijke misdaden, maar heeft geleid tot buiten proportionele straffen en, nog belangrijker, tot een algemeen gevoel van een alom aanwezig gevaar’. Gessen herinnert ons aan de waarschuwing van Gayle Rubin dat ‘een periode van herbezinning op seksuele normen … de neiging [heeft] om steeds restrictievere regimes voort te brengen waarin de seksualiteit nauwgezet gereguleerd wordt’. Deze restrictieve regimes kunnen een bijzondere bedreiging vormen voor jonge homo’s.
Queer tieners moeten nog steeds vechten om zich te uiten en te handelen naar hun queer verlangens. Zelfs vandaag de dag in de zogenaamde tolerante samenlevingen vormt de wet vaak een obstakel.
Uit verhalen over misbruik door mannen tijdens het #MeToo debat is gebleken dat de minimumleeftijd waarop seksueel verkeer is toegestaan de laatste jaren is verhoogd. In sommige Amerikaanse staten waar de minimumleeftijd veertig jaar geleden zestien jaar of lager was, is het nu zeventien jaar – uitzonderlijk hoog naar internationale maatstaven. Voor een zestienjarige queer met homofobe ouders is het criminaliseren van elk seksueel contact met een negentienjarige een extra belasting voor het toch al moeizame streven naar een queer leven. Tegen een dergelijke hoge minimumleeftijd moet krachtig worden geprotesteerd.
Onze focus zou minder moeten liggen op de leeftijdsgrenzen en meer op omstandigheden die jongeren in staat stellen om hun seksualiteit veilig, vrij en op een goed voorbereide manier te verkennen. In mijn boek Warped heb in gepleit voor een genuanceerde benadering van de leeftijd waarop seks is toegestaan, zelfs aan jonge tieners. Dit is overigens geen pleidooi voor een onkritische viering van ‘de jongensliefde’ waar sommige homoseksuele mannen zich aan overgeven, in vervoering gebracht door verhalen over het oude Athene of het achtste-eeuwse Arabische kalifaat.
De intergenerationele relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht die in veel verschillende culturen in de loop van duizenden jaren gangbaar waren, waren ingebed in zeer uiteenlopende seksuele culturen, waar de verlangens van de jongere partner niet noodzakelijkerwijs een aparte zorg behoefde. Pas in de vorige eeuw traden wat meer bevrijdende juridische kaders voor intergenerationele relaties op de voorgrond. In het Sovjet-Rusland van de jaren twintig van de vorige eeuw vertrouwden rechtbanken meer op medische inzichten bij het definiëren van ‘seksuele volwassenheid’ dan op een arbitraire leeftijdsgrens. In Nederland werd tussen 1991 en 2002 een oudere persoon die seks had met iemand van 12 tot 15 jaar buiten vervolging gesteld, tenzij een klacht werd ingediend door de jongere partner, de ouder of voogd van de jongere partner of een kinderwelzijnsinstelling.
Ik heb betoogd dat deze twee voorbeelden kunnen worden gebruikt om op een flexibele en gedifferentieerde manier een juridisch ’tolerantie’ te definiëren voor uiteenlopend seksueel gedrag waarbij aan het eigen bewustzijn en initiatief van de jongere voorrang wordt gegeven boven de mening van de zogenaamde deskundige.
We moeten hopen, zoals JoAnn Wypijewski bijna twintig jaar geleden schreef in haar recensie van Judith Levine’s Harmful to Minors, dat ‘kinderen kunnen leren om vreugde te vinden in het rijk van de zintuigen, de wereld van de ideeën en van de ziel, zodat wanneer seks teleurstelt en de liefde faalt, zoals ze zullen doen, een tiener, een volwassene, nog steeds zichzelf heeft en een universum van kleine genoegens en sterke harten om op terug te vallen’. Helaas gaat de trend al tientallen jaren de andere kant op: naar meer paternalisme en strengere beperkingen voor de seksuele zelfbeschikking van jongeren.
Geheiligde status
Vooral onder queers moet de strijd tegen misbruik het beperkte raamwerk dat louter een obsessie met jeugdige onschuld en oudere ‘roofdieren’ bevat, overstijgen. Machtsverschillen die voortkomen uit leeftijd zijn verstrengeld met rijkdom en macht die op hun beurt samenhangen met geboorte of carrière. Sommige van de mannelijke misbruikers van mannen die in de afgelopen maanden zijn ontmaskerd, hebben hun specifieke macht ontleend aan hun prestaties op het gebied van kunst en sport. Sterren en leraren worden vaak omstraalt door een beroemdheidsaura dat (voor een tijdje) machtsmisbruik lijkt te sanctioneren, waar het in een fabriek of op kantoor voor verachtelijk zou worden gehouden. Maar de dynamiek is fundamenteel dezelfde: zonder enige acht te slaan op de gevoelens van hun slachtoffers beloven of dreigen daders carrières te maken of te breken als een middel om hun seksuele verovering veilig te stellen.
Er zijn echter cruciale verschillen tussen het soort slachtoffers, verschillen die in de media worden verwaarloosd. Mishandeling en intimidatie van vrouwen en transgenders door mannen maakt dat alle vrouwen en transgenders zich minder veilig voelen in het openbaar en belemmerd worden in betaald werk. Vaak is seksuele intimidatie een methode om vrouwen en transgenders uit werkplekken, beroepen of managementposities te verdrijven waar ze niet gewenst zijn. Een deel van de recente daling van de vertegenwoordiging van vrouwen in de lager geschoolde beroepen is, zoals de New York Times heeft gemeld, te wijten aan seksuele intimidatie. Voor lesbiennes, die nog sterker afhankelijk zijn van betaald werk, vormt dit soort seksuele intimidatie een bedreiging voor hun economische bestaan. Ook mannelijke homofobie neemt soms de vorm aan van seksueel getreiter op de werkvloer.
Daarentegen is seksuele intimidatie van mannen door homoseksuele mannen zelden of nooit een poging om mannen van hun werkplek te verdrijven. Vooral in de kunst- en sportwereld is de positie van mannen veilig en onbetwistbaar. Dus als een werkgever in deze sfeer er niet in slaagt om seksuele intimidatie van homoseksuele mannen door andere mannen effectief tegen te gaan, hoeft dat geen noemenswaardig negatief effect te hebben op het werkklimaat voor mannen in het algemeen.
Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Amerikaanse gevangeniswezen, waar een alomtegenwoordige cultuur van verkrachting door mannen – een integraal onderdeel is van een wreed, sadistisch, racistisch systeem van massale opsluiting. In tegenstelling ook met de situatie van vrouwen in de VS, waar de wet terecht stelt dat werkgevers die seksuele intimidatie van vrouwen niet doeltreffend bestrijden, een klimaat van discriminatie in stand houden. Door dit onderscheid niet te maken onderschat de pers de kwalitatief andersoortige bedreiging van vrouwen en transgenders en verdoezelt ze de ernst van het probleem.
Het gevolg is dat aanranding en intimidatie van mannen door andere mannen, ongeacht hun leeftijd, bijna altijd ingebed is in klassen- en andere hiërarchieën. Toch wordt de analyse hiervan over het algemeen achterwege gelaten. In de nieuwsverhalen wordt vooral aandacht besteed aan de leeftijd en de seksuele voorkeur van de vooral oudere, homoseksuele mannen. Deze verhalen lijken nooit geïnteresseerd in de vraag waar de vakbond was toen het misbruik zich voltrok, of welke twijfelachtige rol de intense verering van leraren, coaches en beroemdheden in het misbruik speelde. Zolang deze gesanctioneerde tirannieke praktijken niet besproken worden, kan een focus op individuele daders slechts een beperkte impact hebben op het verminderen van het misbruik.
Positieve instemming
De ‘ja betekent ja’ uitspraak houdt in dat een seksuele handeling alleen met de uitdrukkelijke toestemming van alle partijen in elk stadium is toegestaan. Het is standaard aan de universiteiten van New York en Californië en opgenomen in de wet in Zweden. Veel feministen steunen de uitspraak als een wapen tegen seksueel misbruik.
De resultaten van een positieve instemming als waarborg tegen het misbruik van vrouwen door mannen zijn onderwerp van een legitiem debat. Ik zal me hier niet mengen in dat debat. Maar de ervaring van queers leert dat er redenen zijn om te aarzelen in gevallen van hetzelfde geslacht. Ook hier kan ik een beroep doen op de persoonlijke ervaring hoe Christopher en ik elkaar ontmoetten.
Volgens een strikte interpretatie van positieve instemming had Christopher mijn hand niet mogen aanraken. Hij had het eerst moeten vragen. Als hij dat had gedaan, ben ik bang dat ik nee zou hebben gezegd. Ik ga kapot bij de gedachte aan wat er misschien niet was gebeurd, bij de gedachte aan de mogelijkheid dat Christopher me niet had aangeraakt.
Voor mij zegt die ervaring iets over de betekenis van positieve instemming voor queers, na eeuwen van onderdrukking, van onbekend, ongeoorloofd verlangen. De verlangens van veel mensen worden tegenwoordig gevormd door geseksualiseerde beelden – meestal nog steeds heteroseksuele beelden – waarmee we voortdurend worden gebombardeerd. Seksuele oriëntaties worden gemiddeld gesproken eerder expliciet gekozen dan in het verleden. Hierdoor worden onze verlangens beperkt, begrensd, door allerlei verwachtingen.
Ondanks de veronderstelde grotere sociale tolerantie voor LHBTIQ-identiteiten blijkt uit onderzoek dat mannelijke tieners die zich al vroeg als hetero identificeren, vandaag de dag minder vaak experimenteren met ontmoetingen met mensen van hun eigen geslacht dan vijftig jaar geleden. Aan het steeds dieper gewortelde virtuele taboe op erotiserende aanrakingen, vanwege de angst voor misbruik en de toenemende seksualisering van de samenleving, wordt nog een ander, bijzonder taboe toegevoegd, namelijk dat op aanrakingen van hetzelfde geslacht en dit vanwege de toegenomen rigiditeit van de seksuele geaardheid. Dit taboe ontkent de manier waarop de seksuele geaardheid in de loop van het leven verschuift en ontzegt zijn subjecten de kans op echte grensoverschrijdingen en nieuwe ervaringen.
Het taboe heeft ook moorddadige gevolgen, gelet op de in beton gegoten erfenis van homofobe vooroordelen. In het recente verleden konden homofobe moordenaars in veel Amerikaanse staten aan een veroordeling ontsnappen door een beroep te doen op ‘homo-paniek’. Ze beweerden zo getraumatiseerd te zijn door een seksuele toenadering dat ze niet verantwoordelijk gehouden konden worden voor hun daden. Terwijl in veel landen vrouwen vandaag de dag in de gevangenis zitten voor het uit zelfverdediging doden van hun misbruikers, zijn homoseksuele en biseksuele mannen effectief het slachtoffer van buitengerechtelijke executies [moord] vanwege geweldloze, niet-dwingende seksuele avances, die werden opgevat als misbruik.
Gezien dit, stelt zich de vraag wat dan de implicaties van positieve instemming zijn voor queers? Natuurlijk, in elke situatie, om welke reden dan ook, betekent nee nee. En zelfs als er geen geweld of dwang in het spel is, zijn gevoeligheid en zorg voor het plezier van de ander van vitaal belang bij elke seksuele ontmoeting. Vooral mannen moeten, zoals #MeToo ons eraan herinnert, minder gefixeerd zijn op de eigen impulsen en meer alert zijn op signalen, verbaal en non-verbaal. Het feit dat veel #MeToo-ervaringen plaatsvinden in de grijze zone tussen duidelijke aanranding en ‘slechte seks’ laat zien dat veel mannen nog veel te leren hebben.
Maar zou een queer dan nooit een seksuele avance mogen maken naar een persoon met een onbekende seksuele geaardheid zonder een duidelijke uitnodiging? Zou een transgender of interseksueel nooit een seksuele avance mogen maken naar iemand die niet duidelijk heeft aangegeven open te staan voor seks met een transgender of interseksueel? Wat zou dit alles betekenen voor ‘de verleiding van het homo-erotische verlangen’, waarover de Chinese geleerde Chou Wah-shan heeft geschreven dat de ‘heterowereld zelf nooit immuun is’? Natuurlijk is er niets mis mee om het te vragen. Woorden kunnen sexy zijn. Maar in een queer omgeving kan een enkele, voorzichtige aanraking soms barrières voor grensoverschrijdend verlangen overwinnen, wat woorden alleen misschien niet zouden kunnen.
Voor veel vrouwen, die gebukt gaan onder de behoeften, eisen en rechten van heteroseksuele mannen, is het overwinnen van barrières voor verlangens misschien niet de hoogste prioriteit. Maar voor veel queers, zowel vrouwen als mannen, kan het aanmoedigen van toenaderingen tussen hetzelfde geslacht net zo belangrijk zijn als het afweren van ongewenst gedrag. Het strafrecht kan niet volledig recht doen aan deze concurrerende eisen. Het criminaliseren van wangedrag (tenminste als het geen mishandeling betreft) is dus niet het beste uitgangspunt voor een politiek rond seksualiteit voor queers.
Schijngelijkheid
Veel van de principes die van toepassing zijn op de beschuldigingen van vrouwen van aanranding en intimidatie zouden van toepassing moeten zijn wanneer mannen vergelijkbare beschuldigingen uiten. Studies hebben aangetoond dat valse beschuldigingen van deze soort zeldzaam zijn. Gezien de lange tijd dat slachtoffers te schande zijn gemaakt, genegeerd en tot zwijgen gebracht, verdienen ze het voordeel van de twijfel. Mannelijke slachtoffers hebben net zo goed recht op erkenning en schadeloosstelling als vrouwelijke slachtoffers.
Wat in #MeToo op het spel staat, is echter niet alleen individuele schuld, maar ook de structuur van onderdrukkende systemen. Als we de mannelijke seksuele agressie effectief willen bestrijden, moeten we rekening houden met de ietwat andere sociale organisatie van de seks tussen mannen.
Wanneer in nieuwsberichten homoseksuele en hetero daders in één adem worden genoemd, waarbij geen opvallende verschillen tussen hen worden erkend, speelt dit in op wat Lisa Duggan ‘homonormativiteit’ heeft genoemd. Dit is een geheel van houdingen die suggereren dat LHBTI-mensen volledig gelijk kunnen zijn – als ze zo nauw mogelijk aansluiten bij heteroseksuele patronen: bij voorkeur trouwen, adopteren of baren van kinderen en het vormen van respectabele kerngezinnen.
De berichtgeving over #MeToo lijkt zich grotendeels in deze schijnwereld van reeds bereikte homo-hetero gelijkheid af te spelen. Zelfs wanneer rapporteurs zich niet bewust zijn van de vooroordelen uit het verleden en deze bewust zouden verwerpen, loopt een dergelijk berichtgeving het risico impliciet het eeuwenoude stereotype van homoseksuele mannen op te roepen als de machtige, bevoorrechte, roofzuchtige pedofiel. Dit was het enige bestaande beeld, het anti-homo vooroordeel bij uitstek dat generaties lang werd overgeleverd niet alleen door rechts maar ook – vooral daar waar het stalinisme en maoïsme de overhand hadden – door links.
Bewijs voor deze fictieve gay power en -privileges zijn altijd al mager, zo niet onbestaand geweest. Studies tonen aan dat homoseksuele en biseksuele mannen gemiddeld een lager inkomen hebben en minder geneigd zijn om gezagsposities in te nemen dan hetero’s – om nog maar te zwijgen van de transgenders, wier economische situatie over het algemeen slecht is.
Toch helpen mediabeelden van lesbiennes en homoseksuele mannen als bevoorrecht en welvarend zowel het dominante beeld van de neoliberale queer te bevestigen, als oude vooroordelen in stand te houden. Zelfs jonge LHBTIQ-mensen kunnen worden achtervolgd door deze op de loer liggende spookbeelden – niet in de laatste plaats vanwege het nog steeds wijdverbreide geweld tegen queers en transgenderjongeren op scholen, op straat en in hun gezinnen.
Jonge queers zijn zich zeer bewust van die beeldvorming over roofzuchtige homo’s, ze zijn er maar al te gevoelig voor. Niet alleen omdat ze daadwerkelijk misbruik kunnen hebben ervaren, maar ook omdat elk geval van misbruik nieuw voedsel geeft aan die gruwelijke beeldvorming. Hierdoor zijn veel homomannen terughoudend om daders van misbruik homo te noemen – een terughoudendheid die, hoe gedreven door angst voor onderdrukking ook, een ontkenning van de weerbarstigheid en de duistere kant van het verlangen weerspiegelt.
Vandaag de dag dienen beelden van roofzuchtige, machtige homo’s als een stok die queer mannen in de richting van homonormativiteit drijft en hen stilzwijgend verwijt dat ze zich niet aan de normen van monogamie en huiselijkheid houden. Ze versterken, zelfs daar waar wetten discriminatie openlijk verbieden, de structuur van de heteronormatieve familie, de alomtegenwoordige cultus van heteroseksuele romantiek, en de nog steeds krachtige normen van mannelijkheid en vrouwelijkheid die de seksuele en gender nonconformisten achtervolgen. Ze versterken ook impliciet het misleidende idee dat vooroordelen zouden verdwijnen als alle LHBTIQ-mensen zich fatsoenlijk zouden gedragen. Deze druk weegt zwaar op de queer psyche. Heteroseksuele hegemonie en de binaire tegenstelling tussen de genders, zijn veel krachtiger dan de mainstream media erkennen.
Om het misbruik door hetzelfde geslacht adequaat te analyseren, moeten we daarom de verschillende dynamieken van verschillende seksuele en genderidentiteiten onderzoeken. Er moet veel meer worden nagedacht over de vraag waarom juist sommige mannen het slachtoffer zijn, en hoe ze worden bekeken als ze toegeven het slachtoffer te zijn. Zoals Joy Castro op een scherpzinnige manier heeft geopperd, ‘duwt de bekentenis van een slachtofferervaring je in een vrouwelijke rol (en roept zo de twijfel op die altijd tegen vrouwen wordt ingezet over vrouwen)’.
Een van de meest traumatische aspecten van mishandeling voor mannelijke slachtoffers is de manier waarop het hen kan doen twijfelen aan hun mannelijkheid. Terwijl hetero mannelijke slachtoffers in paniek kunnen raken bij de gedachte dat hun misbruikers hen als homo’s zien, kunnen homo- en biseksuele slachtoffers zichzelf verwijten dat ze te passief en dus op de een of andere manier te vrouwelijk zijn.
Studies hebben aangetoond dat verwijten over ‘verwijfdheid’ nog steeds grote afkeer oproepen onder cis homo’s en biseksuele mannen. Daarentegen lijken vrouwelijke slachtoffers zich schuldig te voelen over het feit dat ze te zichtbaar vrouwelijk waren, te verleidelijk en dus op de een of andere manier misbruik hebben uitgelokt. Alle slachtoffers lopen het risico zichzelf de schuld te geven, wat bijdraagt aan hun schaamtegevoel en hun stilzwijgen – maar dan wel op een genderspecifieke manier. Om de schaamte van de slachtoffers te bestrijden en hen in staat te stellen zich uit te spreken, moet men deze dynamiek begrijpen.
Kortom, queers kunnen niet zomaar worden ingepast in een algemene strijd tegen seksueel misbruik. Onze strijd tegen misbruik moet deel uitmaken van onze voortdurende strijd voor seksuele bevrijding van queers. Al decennia lang hebben we te lijden onder de inperking van onze bevrijding tot gelijkheid met hetero’s in hetero-instellingen, en onder de inperking van waarachtige gelijkheid tot juridische gelijkheid. Het is tijd om de oproep te hernieuwen die sommige moedige lesbische feministen in het begin van de jaren tachtig hebben gedaan voor een nieuwe politiek rond seksualiteit. In ieder geval voor queers is het tijd voor een politiek die alert is op gevaren maar evenveel prioriteit geeft aan plezier en verlangen – het verlangen dat in een oogwenk vlam kan vatten.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Salvage. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.