Door Rob Gerretsen
Bart Lankester heeft een prachtige biografie geschreven over het leven van de West-Friese Trien de Haan – Zwagerman (1891-1986). Het is een aangrijpend relaas van een vrouw uit een arm landarbeidersmilieu in de kop van Noord-Holland, die lange tijd zeer actief is geweest in de revolutionair – socialistische beweging in Nederland en ook in de NVSH (Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming) en haar voorloper, de Nieuw – Malthusiaanse Bond. Door deze biografie wordt een belangrijk stuk van de geschiedenis van de arbeidersbeweging in ons land weer zichtbaar gemaakt voor een nieuw publiek. En het is een terecht eerbetoon aan een dappere vrouw.
Het eerste hoofdstuk heeft de titel ‘Armoede en geborgenheid (1891-1916)’. Het was een tijd van een lange landbouwcrisis en dat betekende voor een groot deel van de bevolking op het platteland een tijd van grote armoede en van lange werkdagen. Veel van het werk bestond nog uit handarbeid. De armoede betekende dat de meeste kinderen zeer weinig kans op onderwijs hadden. En het betekende een grote afhankelijkheid. In het boek blijkt dat uit de brute verkrachting van een zus van Trien door een herenboer, waar zij als dienstmeid in dienst was.
Trijntje, als spoedig omgedoopt in Trien, Zwagerman werd op 3 april 1891 geboren in het West-Friese Hauwert, een dorpje ten noorden van Hoorn. Haar vader werkte als knecht bij een van de rijkere boeren van het dorp, dat ruim honderd huizen telde. Zo’n dorp verkeerde in die tijd in een betrekkelijk isolement. Trien en haar zussen bezochten alleen de lagere school. Cornelis, een broer van haar, slaagde er – met allerhande steun en beurzen – in om als eerste jongen van het dorp naar de middelbare school te gaan en daarna zelfs naar de Rijkslandbouwschool in Wageningen. Met zijn opleiding en beter betaalde baan als landbouwconsulent zou hij de familie nog vaak kunnen steunen. Trien ging naar het naaischooltje, wat haar nog dikwijls te pas zou komen in het leven.
De jaarlijkse kermis was een van de hoogtepunten in het bestaan. Het was tegelijk ook een ‘vrijstersmarkt’. Op een kermis in 1912 of 1913 werd Trien verliefd op de zoon van een Friese smid, Bartele Boele de Haan. Bart was op 2 december 1891 geboren in Boven – Knijpe, beter bekend als Knipe, ten oosten van Heerenveen. Een arm gebied. Van hieruit werd in 1888 Domela Nieuwenhuis in de Tweede Kamer gekozen. Hij was bijzonder geliefd in Friesland. Trien en Bart verloofden zich in 1913 en ze trouwden in 1916. Hun huwelijk zou, met de nodige ups en downs en spanningen, stand houden tot het overlijden van Bart in 1967.
De eerste jaren van hun huwelijk woonden Trien en Bart in Leeuwarden. De familie De Haan was politiek actief in verschillende linkse richtingen. Broer Kees organiseerde zelfs in Leeuwarden, samen met anderen, een arbeiders- en soldatenraad, die tot in de zomer van 1919 actief zou blijven. Bart voelde zich betrokken bij de libertairen. Op 13 april 1918 werd dochter Attje geboren.
Begin jaren twintig zou Trien in Leeuwarden Henk Sneevliet ontmoeten en dat zou haar leven voorgoed veranderen. De kort daarvoor uit Indië verbannen Sneevliet kwam in Leeuwarden een lezing houden. Ook Henriette Roland Holst sprak begin 1920 in Leeuwarden. “Het socialisme zorgde voor een revolutie in het leven van Trien”, schrijft Lankester. Zij werd de beweging in gezogen, waar zij een enorme activiteit zou ontplooien en een grote ontwikkeling zou doormaken.
Dat begon vooral na de terugkeer van Trien en Bart vanuit Leeuwarden naar Hoorn in 1924. Trien kreeg in 1925 haar tweede dochter, Neeltje. Bart kreeg een baan als machinist bij de Gemeentelijke Gasfabriek.
Hoorn was een kleine – en verzuilde – stad met een 12.000 inwoners in die tijd. Sneevliet was in 1924, het jaar van het overlijden van Lenin, voorzitter geworden van het sterk verzwakte NAS (Nationaal Arbeiders Secretariaat, een revolutionair – syndicalistische vakbond). Trien en Bart gingen in Hoorn en omgeving actief worden voor de revolutionair – socialistische beweging. Intussen kregen zij een drama te verwerken toen hun tweejarige dochter Neeltje na de mazelen aan een longontsteking overleed. In 1927 kregen zij weer een dochter en die werd naar Neeltje vernoemd. Haar roepnaam was Nellie.
In 1927 verlieten Sneevliet en anderen de CPH (Communistische Partij Holland) en begonnen zij te werken aan een nieuwe revolutionair – socialistische partij. In Hoorn kwam veel van het werk op Trien en Bart neer. Trien ging steeds meer tijd en energie steken in het politieke werk. Zij begon zich ook te scholen, onder meer door het lezen van De Vrouw en het Socialisme, van August Bebel. De belangrijkste problemen van de tijd waren de grote economische crisis met de bijbehorende armoede en werkloosheid en de opkomst van het fascisme.
Sneevliet en de zijnen poogden de strijd aan te gaan middels het NAS en door de oprichting in februari 1929 van de Revolutionair Socialistische Partij (RSP). Trien en Bart speelden een sleutelrol bij de oprichting van de RSP Hoorn. Ondanks een zeer korte voorbereidingstijd haalde de RSP met ruim 21.000 stemmen bijna een Kamerzetel. 1929 was ook het jaar van de crematie van Aletta Jacobs. Trien ontwikkelde zich door te schrijven voor het RSP – blad De Baanbreker en door het houden van toespraken, waar zij heel goed in zou worden. Daarin had zij veel aandacht voor de natuur en ook voor het moederschap.
Een mijlpaal in de politieke activiteiten van Trien was de oprichting van de NAS Vrouwenbond op 1 september 1929. De aanzet daartoe kwam uit Amsterdam, onder andere door de inspanningen van Mien Blaauw – Draaijer, de latere vierde echtgenote van Henk Sneevliet. Trien kreeg er haar eerste bestuursfunctie, in het hoofdbestuur van de Vrouwenbond. Op veel plaatsen in het land werden plaatselijke afdelingen opgericht. Bart bleef vooral actief in het vakbondswerk.
De grote economische depressie ontwikkelde zich in Nederland ook tot een nieuwe landbouwcrisis. Familie van Trien werd hier direct door geraakt. Trien werd steeds meer politiek actief, ondanks dat zij nog een jonge dochter thuis had. In het voorjaar van 1931 werd zij gekozen in het partijbestuur van de RSP en zij stond vierde op de kieslijst voor de Provinciale Statenverkiezingen (alleen lijstaanvoerder Sneevliet kreeg een zetel). Trien stond dat jaar ook tweede op de lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen. Op 1 mei 1932 was zij een van de spreeksters op een NAS – bijeenkomst in een volgepakt Carré in Amsterdam.
Kort daarvoor had de NAS Vrouwenbond haar tweede congres gehouden aan het Weesperplein. Voor Trien was dat een belangrijke gebeurtenis, omdat er werd besloten met een eigen krant te beginnen, De Vrouwenkrant. Trien kreeg de taak van eindredactie. Ook deed zij het redactiesecretariaat er nog bij. Dat was nog een hele klus voor een maandelijks blad met vier pagina’s. Een van de doelen van het blad was om het aantal leden flink te verhogen. Het redactieadres was bij Trien aan huis. Maar het wilde niet erg lukken met de Vrouwenbond in deze moeilijke tijden en in de loop van 1935 gaf Trien het secretariaat op. Dat jaar stopte ook de verschijning van De Vrouwenkrant.
Intussen was Trien sinds 1933 ook actief geworden voor de verspreiding van het gedachtegoed en het materiaal van de Nieuw – Malthusiaanse Bond, de voorloper van de NVSH. Bijvoorbeeld het Middelenboekje met uitleg over het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Daarvan werden er honderdduizenden verspreid. De eerste afdeling van de NMB werd in 1900 in Amsterdam opgericht. In 1933 volgde een afdeling in Hoorn, waar Bart secretaris van werd. Later zouden Trien en Bart in Hoorn ook een inlichtingenbureau van de NMB aan huis krijgen, voor de verspreiding van informatie en middelen. De NMB had te maken met tegenwerking en geweld van katholieken en NSB’ers.
In dat jaar werd uiteraard ook de dreiging van het fascisme nog meer zichtbaar. In september van dat jaar werd door de RSP, NAS en OSP (Onafhankelijke Socialistische Partij, een linkse afsplitsing van de sociaaldemocratie) het Comité van Verweer tegen Reactie, Fascisme en
Dreigend Oorlogsgevaar (CvW) opgericht. Het werd de hoogste tijd voor een links eenheidsfront. En dan was er nog de strijd in de werkverschaffing en de acties tegen de steunverlaging, die onder meer uitmondden in het Jordaan – oproer. In dat kader speelde Trien in 1936 een belangrijke rol als stakingsleidster in de Wieringermeer. Zo langzamerhand begon Trien in Hoorn en omgeving een bekende persoonlijkheid te worden.
In maart 1935 fuseerden de RSP en de OSP tot RSAP (Revolutionair Socialistische Arbeiderspartij), die haar oprichtingscongres hield in de diergaarde Blijdorp in Rotterdam. Binnen een jaar verliet een groep oud – OSP’ers alweer de nieuwe partij, om de Bond van Revolutionair – Socialisten (BRS) op te richten. En in 1937 slaagde Sneevliet er niet in om zijn Tweede Kamerzetel te behouden. Nieuwe hoop ontstond er nog in 19139 bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten en de gemeenteraad.
Toen werd het oorlog. De RSAP organiseerde al snel het illegale verzet en richtte het Marx Lenin Luxemburg Front (MLL – Front) op. In januari 1941 verscheen hun eerste gestencilde nummer van het blad Spartacus. Kort daarna was het MLL – Front betrokken bij de organisatie van de Februaristaking. In 1942 werd de leiding van het MLL – Front opgepakt en geëxecuteerd door de nazi’s.
Ook Trien ontsnapte niet aan arrestatie. Ze werd gevangen gezet in de Krententuin, de gevangenis op het Oostereiland in Hoorn. Vandaar ging het naar de Euterpestraat in Amsterdam, het hoofdkwartier van de SD (Sicherheitsdienst) en naar het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg. Daar kreeg ze geen bezoek, evenmin als Mien Sneevliet. Later werd ze overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. Dat was een opstapje naar het transport naar concentratiekamp Ravensbrück, waar Trien tot in het voorjaar van 1945 zou verblijven. Een verblijf dat in het boek aangrijpend wordt beschreven. Een verblijf dat zij nauwelijks zou overleven.
De bevrijding kwam van de kant van de Zweden. In april 1945 werd Trien samen met andere vrouwen door de ‘Witte Bussen’ van het Zweedse Rode Kruis opgehaald en naar Zweden vervoerd. Daar moesten zij eerst zes weken in quarantaine blijven. Trien zat in een chalet met onder andere Mien Sneevliet. Vier maanden later, eind augustus, konden de vrouwen terug naar Nederland en naar hun families die ze jaren niet gezien hadden.
Na de oorlog heeft Trien de rest van haar leven last gehad van het ‘kampsyndroom’ of post traumatische stress. Ook had zij veel te verduren van de Koude Oorlog, die haar parten speelde bij het verkrijgen van een verzetspensioen en bij haar pogingen om een visum te krijgen voor Australië, waar haar dochters naar toe waren geëmigreerd. Uiteindelijk kon zij er toch met Bart samen op bezoek gaan.
In 1946 kwam Trien nog met een eigen lijst, de Onafhankelijke Linkse Socialisten, uit voor de gemeenteraadsverkiezingen in Hoorn, maar ze slaagde er niet in een zetel te verwerven. Zij deed niet mee met de in december 1945 opgerichte Revolutionair Communistische Partij (RCP). Wel zou ze later lid worden van de PSP (Pacifistisch Socialistische Partij, een linkse socialistische partij die in de jaren ’90 opging in GroenLinks). En ze bleef actief in de NVSH.
Trien was 94, toen ze op 14 februari 1986 overleed. Net als Bart werd ze gecremeerd in Driehuis – Westerveld. De plek met het herinneringsmonument voor de gevallen kameraden, die in de oorlog door de nazi’s werden vermoord.
Trien was de oudtante van de schrijver Bart Lankester. Of, zoals hij zelf schrijft, beter gezegd zijn stiefoudtante. Hij heeft een mooi en welverdiend boek over haar geschreven.
Bart Lankester, Kom vrouwen, aangepakt! De revolutie van socialiste Trien de Haan. Uitgeverij Prometheus, 24,99€.