Er wordt nogal wat gekozen in Duitsland dit jaar, een ‘Superwahljahr’ met als hoogtepunt de Bondsdagverkiezingen van 26 september die ook meebepalend zullen zijn voor de opvolging van kanselier Angela Merkel. Maar in zes van de zestien deelstaten wordt er ook een nieuw parlement gekozen, waarna eventueel nieuwe coalities gevormd worden. Zo is het op 14 maart de beurt aan Baden-Württemberg en Rijnland-Palts, op 6 juni volgt Saksen-Anhalt, en op 26 september kiezen ze in Berlijn, Mecklenburg-Voorpommeren en waarschijnlijk ook in het politiek roerige Thüringen niet alleen voor de Bundestag maar ook voor de Landtag.
In enkele deelstaten (Länder) zit Die Linke in een rood-rood-groene regeringscoalitie, waarmee bedoeld wordt SPD+Die Linke+Grünen. Dat is momenteel het geval in Berlijn en Bremen , en was ook het geval in Thüringen tot voor de ‘putsch’ door CDU en FDP in 2019. Hoe groot de inbreng van Die Linke in die coalities was is stof voor debat (en bijvoorbeeld weinig overtuigend voor wat betreft de huisvestingspolitiek in Berlijn). Maar het wordt problematisch als met het oog op dergelijke coalities de partijstandpunten aangepast zouden worden, of erger nog: overboord gegooid.
In dit Superwahljahr komt het probleem weer duidelijk aan de orde. Vooral het principiële partijstandpunt van Die Linke tegen de NATO is een belemmering voor coalities met SPD en Grünen, en wordt door de reformistische vleugel binnen de partij als een struikelblok beschouwd. Zo deed een paar maanden geleden Dietmar Bartsch schamper over dat standpunt; Bartsch is als mede-fractievoorzitter van de partij in de Bundestag niet de eerste de beste. Maar zowel binnen Die Linke als in de Duitse vredesbeweging kwam daar nogal wat protest tegen.
Het neemt niet weg dat beleidslustige partijfunctionarissen blijven schoppen tegen het ‘wereldvreemde’ anti-NATO standpunt. Deze week was het de beurt aan Matthias Höhn, woordvoerder in de Bondsdag van Die Linke voor het veiligheidsbeleid. Hij verspreidde onder de titel ‘Linkse veiligheidspolitiek’ een tekst (‘ discussiebijdrage’) binnen en buiten de partij, waarbij de NATO een ‘verdedigingspact’ wordt genoemd. Der Spiegel was er onmiddellijk bij om te spreken van een “radicale koerswijziging in de buitenlandse politiek van die Linke”; zeer overdreven en voorbarig, maar dat heb je nu eenmaal met initiatieven van politici die meer bedacht zijn op de eigen carrière dan op een democratische gang van zaken in hun partij. Höhn hoopt waarschijnlijk dat links als coalitiepartner aanvaardbaarder zal zijn als in de wapenwedloop Amerika in één adem wordt vernoemd met Rusland en China. Hij spreekt zich ook uit voor gemeenschappelijke Europese strijdkrachten, en denkt dat een terugtrekking uit de NATO geen bijdrage zou leveren aan de stabilisering. De NATO eis-om 2% van het BBP te besteden aan ‘defensie’ verpakt hij in een “1%+1%” formule: 1% voor verdediging en 1% voor ‘economische ontwikkeling en samenwerking’.
Er kwam gelukkig onmiddellijk protest uit de eigen rangen. Bernd Riexinger, medevoorzitter van de partij, verklaarde dat er geen reden is om de grondbeginselen van de vredespolitiek van Die Linke ter discussie te stellen, net nu de bondsregering de militaire uitgaven wil verhogen. Hij zei ook dat de NATO vanzelfsprekend geen ‘verdedigingsalliantie’ is, maar verantwoordelijk voor vele aanvalsoorlogen. Hij hekelde ook Höhns manier van doen, door – verwijzend naar het artikel in der Spiegel – een debat dat binnen de partij moet gevoerd worden onmiddellijk naar de media te brengen.
Ook de bekende antimilitarist Tobias Pflüger, parlementair woordvoerder in de Bundestag voor defensiepolitiek van Die Linke, haalt sterk uit naar Höhn’s initiatief. “Men moet zeer grote illusies in de EU hebben met haar neo-imperiale politiek op economisch en militair gebied, om zich uit te spreken voor militaire structuren op EU vlak”, aldus Pflüger; “dat doen de Groenen en de SPD al genoeg.” Hij benadrukt ook dat de partij tegen de buitenlandse inzet is van de Duitse strijdkrachten.
Verschillende stemmen ook uit de Duitse vredesbeweging. Jürgen Wagner (IMI) spreekt van een “doorzichtig manoeuvre, een sein richting rood-rood-groen in het vooruitzicht van de Bondsdagverkiezingen.” Ekkehard Lentz van het Bremense Vredesforum herinnert aan het gelijkaardig initiatief van Bartsch enkele maanden geleden. “Dat moet de knipperlichten laten aangaan in de vredesbeweging en in de Linkspartij”, aldus Lentz, die in Die Linke de laatste in het parlement vertegenwoordigde partij ziet met een consequent vredesprogramma.
Herman Michiel is actief in Ander Europa. Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Ander Europa.