Zoals te verwachten viel, is het nieuwe regeerakkoord tussen CDA (christendemocraten), VVD (liberalen), D66 (“progressieve” liberalen) en de ChristenUnie (christelijk rechts) een hard rechts gedrocht geworden. De bedrijven en de rijken krijgen allerlei belastingvoordelen, terwijl de armsten extra worden gepakt. De arbeidsmarkt wordt verder geflexibiliseerd. Vluchtelingen met een verblijfsstatus worden tweederangs burgers en verliezen hun sociale rechten.
In de kern vertegenwoordigt dit regeerakkoord een versnelde voortzetting van het neoliberale project. De positie van werkenden wordt verder ondermijnd ten gunste van het bedrijfsleven. Die laatsten krijgen daarbovenop nog de nodige fiscale cadeautjes. Voor hen zijn niet werkenden, maar ondernemers ‘de motor van onze economie’.
Maar in de afgelopen decennia is menige regeringspartij afgestraft voor dit cynische beleid – het meest recente en voorlopig meest groteske voorbeeld hiervan is de PvdA. Daarom was er voor de regeringspartijen veel aan gelegen aan de uitstraling van het kabinet. D66 wilde graag een progressieve uitstraling á la Justin Trudeau, CDA en VVD presenteren zich al een tijdje als realistische ‘light’-variant van extreem-rechts.
De uitkomst van deze strijd om de uitstraling is een typisch Nederlands product van politieke koehandel geworden: VVD en CDA krijgen een onverminderd onmenselijk asielbeleid en een boel nationalistisch tromgeroffel; D66 krijgt drie extra dagen ‘vaderschapsverlof’ (dat gelukkig ook geldt voor niet-mannelijke partners van bevallende vrouwen), de verbetering van de rechtspositie van transgenders en intersekse personen en een aantal mooie (verre) toekomstplannen voor klimaatbeleid.
Maar wat de boventoon voert is wat deze vier partijen verbindt: een grote loyaliteit naar de rijken en de werkgevers. In de Socialist van september schreven we dat het komende kabinet op drie belangrijke terreinen verdergaande stappen zou gaan zetten in het neoliberale project: namelijk het herzien van het belastingstelsel met daarin een verlaging van de vennootschapsbelasting (Vpb), de verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt en het afschaffen van de doorsneepremie als volgende stap richting de volledige privatisering van het pensioenstelsel. Op alle drie de punten hebben we gelijk gekregen.
Belastingen
De Vpb, de belasting die bedrijven over hun winst betalen, wordt zoals gezegd stevig verlaagd. Over de eerste twee ton van hun winst betalen bedrijven niet 20, maar slechts 16 procent. Over alle winst boven de twee ton betalen zij 21 in plaats van 25 procent. Zo krijgt het bedrijfsleven 3,3 miljard euro per jaar cadeau. Aandeelhouders worden verder gespekt doordat de dividendbelasting volledig wordt afgeschaft – een cadeautje van 1,4 miljard euro.
De inkomstenbelasting gaat behoorlijk op de schop. Geheel naar wens van het CDA wordt een ‘sociale vlaktaks’ ingevoerd. Een vlaktaks wil zeggen dat iedereen – ongeacht de hoogte van het inkomen – hetzelfde percentage betaalt. In het huidige progressieve stelsel betalen mensen met hogere inkomens stapsgewijs hogere percentages. Dat is eerlijker, omdat mensen met hogere inkomens veel meer overhouden en dezelfde percentages veel zwaarder drukken op mensen met weinig geld. Het nieuwe stelsel is geen echte vlaktaks: er is nog altijd een toptarief van 49,5 procent (voorheen 52 procent) voor al het inkomen boven de 68.600 euro per jaar – ongeveer 5.000 euro per maand. Al het inkomen onder dat bedrag wordt belast met 36,93 procent – de middelste schijven van 40,8 procent verdwijnen.
In de gevestigde media werd dit plan verkocht als een lastenverlichting voor werkenden. In werkelijkheid gaan mensen met een laag inkomen er juist iets op achteruit: de laagste belastingschijf wordt namelijk met bijna een half procent verhoogd. De midden- en hoge inkomens gaan er wel op vooruit en hoe meer je verdient, hoe meer je wordt gematst.
Om de verlaging van de Vpb iets te compenseren, wordt de belasting op inkomen uit een aanmerkelijk belang in een onderneming iets verhoogd. Dit komt in totaal echter neer op slechts 350 miljoen euro. Tegelijkertijd worden vermogenden ontzien: het heffingsvrije vermogen wordt verruimd.
Deze belastingvoordelen voor de rijken en de bedrijven worden voor een belangrijk deel betaald door de verhoging van het lage btw-tarief van 6 naar 9 procent. Dit lage tarief wordt geheven over zaken als voedsel, water, geneesmiddelen en openbaar vervoer. Deze lastenverzwaring raakt dus vooral de allerarmsten – mensen met weinig geld geven over het algemeen het overgrote deel van hun inkomen uit aan consumptiemiddelen en hoe armer je bent, hoe meer van die uitgaven naar eerste levensbehoeften zullen gaan. Voor armen die te maken hebben met chronische ziekte – twee zaken die helaas maar al te vaak samen gaan – ziet het er helemaal slecht uit.
Een andere lastenverzwaring is de versnelde afschaffing van de hypotheekrenteaftrek, die woningbezitters een flink belastingvoordeel geeft, omdat ze de rente die ze over hun hypotheek betalen van hun brutoloon mogen aftrekken. Deze maatregel was ooit bedoeld om huizenbezit te stimuleren voor mensen met lage inkomens, maar doordat er geen maximum gesteld werd aan het aftrekbare bedrag werd het in feite een villasubsidie.
Dat wordt ingegrepen in deze regeling is terecht, maar doordat deze in zijn geheel wordt afgeschaft dreigen opnieuw huizenbezitters met een goedkoper huis in de knel te raken. Dit was gemakkelijk te voorkomen geweest door de aftrek tot bijvoorbeeld 200.000 euro te beperken.
Flexwerk en ziekte
De verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt wordt met een retorisch hoogstandje verdedigd: mensen krijgen moeilijker een vaste baan, dus moeten vaste contracten minder zeker worden, zo redeneert het kabinet. In het regeerakkoord staat daarom dat mensen makkelijker ontslagen moeten kunnen worden als de werkgever onvoldoende grond heeft voor een ontslag. Ook wordt de transitievergoeding – het bedrag dat je meekrijgt als je wordt ontslagen – verlaagd voor mensen die langer dan tien jaar in dienst zijn geweest. Tot slot wordt de proeftijd bij vaste contracten verder verruimd naar maar liefst 5 maanden.
Het is maar helemaal de vraag of mensen hierdoor sneller aan een vaste baan zullen komen, of alleen gemakkelijker ontslagen kunnen worden. Uit CBS-cijfers blijkt dat flexwerkers nu slechts bij uitzondering doorstromen naar vast werk – vooral als ze laagopgeleid zijn.
Maar dat het kabinet zich hier van een gelegenheidsargument bedient is in ieder geval glashelder: terwijl ze het ontslagrecht versoepelen, maken ze het namelijk tegelijkertijd ook makkelijker om flexwerkers in dienst te nemen. Ook voor tijdelijke contracten van meer dan twee jaar wordt de proeftijd opgerekt. Maar belangrijker is dat je niet na twee jaar, maar pas na drie jaar in tijdelijke dienst geweest te zijn recht krijgt op een vast contract. Een van de weinige positieve punten uit de flexwet van 2015 wordt daarmee teruggedraaid.
Tot slot wil het kabinet de mogelijkheden van flexwerk verruimen voor specifieke sectoren. Nu is het – behalve voor seizoensarbeid – zo dat je een halfjaar uit dienst geweest moet zijn voordat je oude werkgever je opnieuw tijdelijk mag aannemen. Deze periode wordt verkort voor sectoren waar sprake is van ‘terugkerend tijdelijk werk dat ten hoogste gedurende een periode van negen maanden kan worden verricht’.
Kleinere werkgevers zullen worden gecompenseerd voor loondoorbetaling bij ziekte. Het tweede jaar loondoorbetaling zal door het UWV (de sociale zekerheid, nvdr.) worden betaald, dat wil zeggen: door de belastingbetaler. Ook als MKB-ers (KMO’s, nvdr.)mensen ontslaan wegens arbeidsongeschiktheid of om bedrijfseconomische redenen, worden ze gecompenseerd door de staat.
Mensen met een arbeidshandicap krijgen van het kabinet de volle laag. Mensen die in de WIA raken zullen minder vaak volledig arbeidsongeschikt verklaard worden. Wie meer dan 80 procent is afgekeurd wordt niet meer ontzien: wie geen baan vindt die ten minste de helft van zijn ‘verdiencapaciteit’ oplevert, valt terug op een veel lagere uitkering.
Pensioen
Op het gebied van pensioen zet het kabinet in op het afschaffen van de doorsneepremie. In plaats van een collectief pensioenfonds krijgt iedereen een individueel pensioenpotje. Deze twee maatregelen zorgen ervoor dat pensioenopbouw al een stuk meer op een gewone dienst gaat lijken.
De logische vervolgstap is om commerciële financiële bedrijven in staat te stellen om ook pensioenopbouw te gaan aanbieden. Het grote verschil is dat een deel van je zuurverdiende pensioengeld dan in de zakken van aandeelhouders zal verdwijnen en dat het heel onwaarschijnlijk is dat je pensioenuitkering straks blijft meestijgen met de inflatie.
Het kabinet schuift de uitwerking van deze stap in de privatisering van het pensioenstelsel door naar werkgevers en werknemers in de SER (Sociaal Economische Raad). Hun hoop is dat de vakbeweging hier een compromis zal sluiten, zodat ze deze stap zonder maatschappelijk verzet kunnen doordrukken. De vakbeweging zou zich hiervan veel meer bewust moeten zijn en de bescherming van het huidige stelsel als uitgangspunt moeten nemen.
Klimaat
Naast deze drie grote thema’s profileert het nieuwe kabinet zich met name op klimaat. Richting de EU wil het kabinet zich hard gaan maken voor een uitstootreductie ten opzichte van 1990, maar in ieder geval wil ze de nu al vastgestelde 49 procent reductie halen. Goed nieuws, zou je zeggen, en beter laat dan nooit.
Maar het kabinet wil de ingrijpende aanpassingen helemaal niet binnen haar eigen regeertermijn realiseren en mist allerlei kansen om uitstoot effectief te verminderen. Zo moeten alle kolencentrales in 2030 gesloten zijn, maar het kabinet zet daar zelf nog geen stappen in. In Groningen wordt de gaskraan iets dichtgedraaid – maar serieuze plannen om de schade van de aardbevingen aan te verhelpen ontbreken.
De kilometerheffing voor vrachtverkeer is goed nieuws, maar de grootste reductie van uitstoot wil het kabinet realiseren door CO2 af te vangen en de grond in te pompen in plaats van de uitstoot structureel te verminderen. Verder blijft de industrie – veruit de grootste vervuiler – grotendeels buiten schot.
Als het gaat om vervoer wil het kabinet een vliegtaks invoeren, waarmee de consument de rekening krijgt, zonder dat geïnvesteerd wordt in alternatieven voor luchtverkeer. Hetzelfde geldt voor autoverkeer: mensen die geld hebben voor zuinige of emissievrije auto’s worden fiscaal gestimuleerd en hoeven minder parkeerkosten te betalen, waardoor vooral mensen die geen geld hebben voor een Tesla de rekening krijgen.
Ondertussen gaat men vrolijk door met de aanleg van meer asfalt. Door de BTW-verhoging wordt het gebruik van openbaar vervoer nog verder ontmoedigd – OV-kaartjes vallen namelijk onder het lage btw-tarief. Ook wordt de deur opengezet naar verdere privatisering van het openbaar vervoer, wat de kosten verder zal opdrijven en de dienstverlening verslechteren. Als het om klimaatbeleid gaat, komt het kabinet dus niet veel verder dan een paar mooie doelstellingen voor anderen in de toekomst.
Vluchtelingen
Tot slot wil het kabinet laten zien dat ze niet alleen net zo goed als Wilders en Baudet met een Nederlandse vlag kunnen zwaaien, maar ook net zo hard tegen vluchtelingen kunnen zijn. Er komt nog meer nadruk op uitzetting, de taaleis wordt zwaarder en sociale rechten voor statushouders worden voorwaardelijk. Er komt een extra toetsingsmoment om te kijken of een vluchteling met verblijfsrecht niet toch teruggestuurd kan worden.
Ondertussen verliezen statushouders in de eerste twee jaar van hun verblijf alle sociale rechten en worden dus tot tweederangs burgers gereduceerd.
Er moet meer geld komen om de hekken rond Fort Europa verder op te trekken en drenkelingen die in de Middellandse Zee worden gered, zouden naar Afrika gebracht moeten worden als dat dichterbij is dan Europa.
Extreemrechts staat ondertussen op de achterste benen, omdat er weer meer geld naar ontwikkelingssamenwerking gaat. In werkelijkheid wordt de verlaging van het budget die het vorige kabinet doorvoerde, teruggedraaid. Maar ontwikkelingssamenwerking is een steeds misleidender term geworden. Onder Rutte-II werd ontwikkelingssamenwerking vooral ingezet om de Nederlandse handelsbelangen te behartigen. Zoals Oxfam Novib aantoonde, werd ontwikkelingssamenwerking zo steeds meer ondergeschikt gemaakt aan handelsbelangen.
Deze lijn wordt door het nieuwe kabinet verder doorgezet, maar er komt bij dat ontwikkelingssamenwerking ook meer als ruilmiddel wordt ingezet om vluchtelingen tegen te houden. Met christelijke barmhartigheid heeft dit helemaal niets te maken – al verkopen de christelijke partijen het natuurlijk wel zo. Bovendien verzekert de anderhalf miljard die extra naar defensie gaat dat Nederland veel meer ellende zal blijven aanrichten dan het oplost.
Conclusie
Rutte-III wordt een nog rechtser kabinet krijgen dan het vorige. De harde kern van het beleid bestaat uit een aanval op de positie van werkenden om miljarden uit te delen aan de rijken en het bedrijfsleven. De groeiende ongelijkheid waar we in de Socialist van oktober over schreven, zullen we dus alleen zien toenemen.
De reacties van de linkse politieke partijen zijn echter vrij mild. Dat geldt zeker voor de SP: Emile Roemer begon zijn eerste reactie met felicitaties aan Rutte, om vervolgens voorzichtig te zeggen dat het kabinet de samenleving wel erg als een verzameling individuen en te weinig als collectief ziet. Vervolgens maakte hij gelukkig ook een paar goede punten over ongelijkheid – maar er sprak weinig strijdlust uit.
Er wordt meer over linkse samenwerking gesproken en dat is goed nieuws. Maar de vraag is hoe die linkse samenwerking in de praktijk eruit zal zien. Een zuiver parlementaire oppositie – ook aangevuld met het ‘apptivisme’ van GroenLinks – is lang niet goed genoeg. De inzet moet zijn om te gaan mobiliseren en de druk op straat op te gaan voeren. Wat we nodig hebben is niet alleen scherpe kritiek in de Kamer, maar vooral echte tegenmacht op straat.
Als een werkelijke linkse tegenbeweging uitblijft is het gevaar namelijk groot dat de extreemrechtse partijen veel beter in staat zullen lijken om de woede over dit kabinet te vertolken. Dat zullen ze om buigen in de richting van haat naar vluchtelingen en moslims en de ‘linkse samenzwering’ die in het geheim de wereld in haar greep zou houden. Het racistische en nationalistische beleid van het kabinet zal namelijk niet helpen om hen ‘de wind uit de zeilen te nemen’, maar legitimeert hen alleen en maakt de weg vrij voor de verdere radicalisering van deze partijen.
Wie vandaag gezonde strijdlust wilde zien, kon gelukkig wel terecht bij PO in Actie – zij reageerden onmiddellijk op het regeerakkoord – dat slechts 720 miljoen, in plaats van 1,4 miljard extra uittrekt voor het basisonderwijs – met de aankondiging dat zij in november twee dagen in staking gaan.
Een lid van de facebookgroep van PO in Actie zei: ‘Yes, doorpakken! En weg met de verplichte flauwekul van het Wilhelmus en het Rijksmuseum.’ Dat is de spirit die we nu nodig hebben en gevestigd links zou er goed aan doen om op te letten.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.