De Oekraïners voeren een rechtvaardige oorlog tegen een imperialistische invasie en verdienen het daarom gesteund te worden. Hun recht op zelfbeschikking is niet alleen relevant tegen Rusland. Het is ook van toepassing op hun besluit om te vechten. Zij alleen moeten beslissen of ze doorgaan met vechten of een compromis aanvaarden dat op tafel wordt gelegd. Ze hebben echter niet het recht anderen rechtstreeks bij hun nationale defensie te betrekken: geen recht om de NAVO-landen een vliegverbod boven hun land op te laten leggen of hen wapens en uitrusting te sturen die de reikwijdte van de oorlog kunnen vergroten. Ze verdienen het gesteund te worden, maar het is slechts een morele verplichting.
De NAVO-landen van hun kant hebben niet het recht hun de voorwaarden van een vredesakkoord met Rusland op te leggen en hen te dwingen zich over te geven, of omgekeerd, het vooruitzicht op een compromis te saboteren en hen onder druk te zetten om tot uitputting door te vechten, waardoor ze in een vervangbare NAVO proxy zouden veranderen. De verklaring van de Amerikaanse minister van Defensie, Lloyd Austin, in Polen op 25 april dat ‘we Rusland zodanig willen verzwakken dat het niet meer het soort dingen kan doen dat het heeft gedaan door Oekraïne binnen te vallen’, trok naar verwachting veel aandacht.
Was het ”zorgvuldig georkestreerd … om president Volodymyr Zelensky van Oekraïne te voorzien van wat een hoge ambtenaar van het State Department ‘de sterkst mogelijke hand’ noemde voor wat ze verwachten dat een soort staakt-het-vuren onderhandelingen zullen zijn in de komende maanden,” zoals David Sanger uitlegde in de New York Times? Of was het de uitdrukking van een verschuiving in de doelstellingen van de VS in de richting van het cynisch onder druk zetten van de Oekraïners om te vechten totdat Washington vindt dat Rusland verzwakt genoeg is? Uit de houding van Washington in de komende weken zullen we weten of het maximale druk uitoefent om de oorlog sneller te beëindigen en zo het lijden van de Oekraïners te verkorten en de schade van de oorlog voor de VS en de wereldeconomie te beperken, of dat het gevaarlijk met vuur blijft spelen.
De zaak is veel minder open voor twijfel in het geval van de Britse oorlogszucht. Afgezien van Boris Johnsons overduidelijke haast om de oorlog in te gaan in de hoop dat de explosie van de oorlog het lawaai van de vele door hem veroorzaakte schandalen zou verdoezelen, zijn de premier en zijn kabinet verwikkeld in een uiterst gevaarlijk spel van rivaliteit. In tegenstelling tot discrete wapenleveranciers aan Oekraïne, zoals de Franse of de Duitse regering, hebben ze publiekelijk opgeschept over elk artikel dat ze hebben geleverd en elke vorm van militaire bijstand die ze hebben verleend aan het door oorlog geteisterde land. Boris Johnson kreeg zelfs een vernietigende berisping van een voormalig hoofd van het Poolse leger, die hem beschuldigde van ‘het verleiden van het kwaad’ nadat hij had opgeschept dat ‘we momenteel Oekraïners in Polen trainen in het gebruik van luchtafweergeschut’.
Nog roekelozer zijn de uitspraken van leden van de Britse regering die nog veel provocerender zijn dan die van Washington, laat staan die van de lidstaten van de EU. In een toespraak op BBC Radio 4 op 25 april gaf de Britse minister van defensie, James Heappey, een verbijsterend antwoord op de vraag of het aanvaardbaar is dat Britse wapens door de Oekraïners worden gebruikt tegen militaire doelen op Russisch grondgebied. De minister zei dat ‘het volkomen legitiem is om militaire doelen diep in het land van je tegenstanders aan te vallen om hun logistiek en aanvoerlijnen te verstoren, net zoals het, om eerlijk te zijn, volkomen legitiem is om doelen in West-Oekraïne aan te vallen om de Oekraïense aanvoerlijnen te verstoren, mits de Russen geen burgers als doelwit nemen, wat ze tot nu toe helaas niet al te nauw hebben genomen.’
Het is natuurlijk ‘volkomen legitiem’ voor een land waarvan het grondgebied wordt binnengevallen om militaire doelen op het grondgebied van de binnendringer aan te vallen, maar is het verstandig om dat te doen en, vooral, is het verstandig voor een Britse minister om het aan te moedigen om dat te doen? Natuurlijk niet – niet in de laatste plaats omdat het de Russische agressor zou kunnen aanzetten tot een escalatie van zijn bombardementen over de hele diepte van het Oekraïense grondgebied. Waarschijnlijk realiseerde de minister zich dat hij had geblunderd en probeerde hij zijn aanvankelijke bewering goed te maken door de aanvaller een even ‘volkomen legitiem’ recht toe te kennen om precies dat te doen wat de Oekraïners te vrezen hebben als ze zijn advies zouden opvolgen!
In een plechtige toespraak op 27 april met de hoogdravende titel De terugkeer van de geopolitiek, verklaarde de Britse minister van Buitenlandse Zaken Liz Truss, die Margaret Thatcher als rolmodel heeft en die de oorlog in Oekraïne lijkt te verwarren met de oorlog op de Falklands, het volgende: ‘De oorlog in Oekraïne is onze oorlog – het is ieders oorlog, want de overwinning van Oekraïne is voor ons allemaal van strategisch belang. Zware wapens, tanks, vliegtuigen – diep putten uit onze voorraden, de productie opvoeren. We moeten dat allemaal doen … We verdubbelen onze inspanningen. We zullen steeds verder en sneller gaan om Rusland uit heel Oekraïne te verdrijven.’
Tenzij de Britse regering besluit de Russische annexatie van de Krim te erkennen, belooft de minister dus mee te werken aan de voortzetting van de oorlog, niet alleen totdat de Oekraïners de Russische strijdkrachten hebben teruggedrongen tot voorbij de gebieden in Donbas waar ze vóór 24 februari waren ingezet, dat wil zeggen tot voorbij de status quo ante, wat op zich al roekeloos genoeg is, maar zelfs totdat ze Rusland uit de Krim hebben verdreven, wat volstrekt onverantwoord is voor zowel Oekraïne als Groot-Brittannië zelf. De premier moet zich gerealiseerd hebben hoe gevaarlijk de woorden van de minister van Buitenlandse Zaken waren, want hij heeft er in zijn toespraak tot het Oekraïense parlement op 3 mei speciaal op gelet om de indruk die haar verklaring had gewekt te corrigeren door te benadrukken dat ‘geen buitenstaander zoals ik lichtvaardig kan spreken over hoe het conflict zou kunnen worden opgelost … niemand kan of mag de Oekraïners iets opleggen.’
Opvallend was dat Boris Johnson in die toespraak veel opschepte over de Britse militaire hulp aan Oekraïne, maar met geen woord repte over humanitaire hulp, hoewel hij wel vermeldde dat nu ‘minstens één Oekraïner op elke vier van huis en haard is verdreven en het een afschuwelijk feit is dat tweederde van alle Oekraïense kinderen nu vluchteling is, in het land zelf of elders.’ Over die vluchtelingen had de minister-president niets op te scheppen. De dag vóór zijn toespraak had The Guardian onthuld dat zijn wrede anti-immigrant minister van Binnenlandse Zaken Priti Patel ‘wordt geconfronteerd met massale rechtszaken over vertragingen die er toe leiden dat duizenden met trauma’s en Russische bommen in Oekraine blijven zitten, of in onzekerheid in Oost-Europa.’
Ondertussen heeft de leider van de Labourpartij, ‘Sir’ Keir Starmer, wiens voornaamste obsessie is om zichzelf als anti-Corbyn te profileren en zo zijn belofte van programmatische continuïteit te verloochenen die hij had gedaan om tot partijleider te worden verkozen, goedkeurend gezwegen over de opschepperij van het kabinet-Johnson. Sinds hij verkozen werd, is Starmer inderdaad vooral bezig geweest de Conservatieven te overtroeven in pro-NAVO en pro-Israël standpunten. Er heerst dus een klimaat van heilige pro-NAVO eenheid in het Britse parlement, waardoor Johnson kan doorgaan met het overbieden van alle anderen in gevaarlijke oorlogszucht.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op New Politics. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.