Vladimir Poetin zegt dat hij de bevolking in de Donbas verdedigt. In feite worden de door het Kremlin gecontroleerde staatjes gedomineerd door militair bewind en onderdrukking van georganiseerde arbeiders – een verontrustende indicator van de toekomst die Poetin in petto heeft voor naburige regio’s.
Vera Iastrebova, een advocaat uit Donetsk en activiste van de arbeidersbeweging, meldde op 26 februari op sociale media dat moeders en echtgenotes in de ‘volksrepublieken’ Donetsk en Luhansk wanhopig op zoek waren naar manieren om hun mannen te beschermen tegen de verplichte mobilisatie in de zich toen ontvouwende oorlog.
‘Ze bellen en zeggen dat de mannen uit de [kolen]mijnen worden gehaald en rechtstreeks naar het front worden gestuurd, ook al hebben ze geen militaire ervaring,’ schreef Iastrebova.
Eerder die week hadden activisten in door de Oekraïense regering gecontroleerd gebied van hun kameraden in de ‘republieken’ gehoord dat, aangezien hun milities niet voldoende soldaten hadden gerekruteerd, de vijftigplussers werden opgeroepen.
Dergelijke feiten staan in schril contrast met de retoriek van het Kremlin over de deelrepublieken als bastions van verzet tegen een ‘nazistisch’ regime.
De gebieden, in het Russisch bekend als Donetskaya Narodnaya Respublika (DNR) en Luganskaya Narodnaya Respublika (LNR), omvatten respectievelijk het oostelijke deel van de regio’s Donetsk en Luhansk; de westelijke delen zijn ook na 2014 onder controle van de Oekraïense regering gebleven. Ondanks de naam ‘volksrepubliek’ hebben ze stelselmatig georganiseerde arbeiders en politieke dissidenten geïntimideerd, geweld geïnstitutionaliseerd en de mensenrechten met voeten getreden. Ze hebben ook de ineenstorting van de industrie en een catastrofale daling van de levensstandaard op hun geweten.
De barre omstandigheden die sinds de oprichting van deze staatjes in 2014 zijn genormaliseerd, vormen geen exacte leidraad voor de manier waarop door Rusland gesteunde troepen, of Rusland zelf, andere delen van Oekraïne zouden kunnen besturen als ze die met geweld overnemen. Maar de ellende die de bevolking van deze ‘volksrepublieken’ de afgelopen acht jaar is aangedaan, geeft wel enige aanwijzingen.
Ik zal me hier eerst concentreren op de voorbereidingen voor de aankondiging van president Vladimir Poetin op 21 februari dat Rusland de ‘republieken’ erkent, op 24 februari gevolgd door de grootschalige invasie van Oekraïne. Daarna schets ik hoe de economieën, de politiek en de arbeidersbewegingen van de ‘republieken’ zijn veranderd sinds hun oprichting acht jaar geleden.
De aanloop naar de erkenning
Tegen het einde van de oorlog in 2014-15 in Oost-Oekraïne werd het streven van extreme Russische nationalisten om de staat Novorossija [Nieuw Rusland] te stichten, bestaande uit de zes zuidoostelijke regio’s van Oekraïne, opgegeven. Poetin had in 2014 in toespraken aan het idee gerefereerd, maar het vervolgens op de lange baan geschoven. De twee ‘volksrepublieken’ zouden van elkaar en van Rusland gescheiden blijven.
Het Minsk II-akkoord uit 2015 eiste dat Oekraïne zou decentraliseren en dat gewapende formaties zich zouden terugtrekken, maar geen van beide gebeurde en aanvankelijk leek Moskou er genoegen mee te nemen deze staatjes te laten zoals ze waren, een doorn in het oog van de Oekraïense staat.
Het eerste teken dat het beleid van het Kremlin verschoof in de richting van erkenning en/of integratie was de drang, medio 2019 in gang gezet door twee presidentiële decreten, om Russisch staatsburgerschap te verlenen aan Russischtalige Oekraïners, zowel in de ‘republieken’ als in het door Oekraïne gecontroleerde gebied. Meer dan 800.000 paspoorten zijn nu uitgedeeld – gelijk aan meer dan een derde van de resterende volwassen bevolking van de deelrepublieken.
In een rapport van de Eastern Human Rights Group (EHRG), opgericht door vakbondsactivisten die van Donetsk naar door Oekraïne gecontroleerd gebied waren verdreven, werd geconcludeerd dat de ‘paspoortafgifte’ deel uitmaakt van een streven naar ‘permanente [Russische] controle’ over de ‘republieken’. Dat ging gepaard met militarisering (meer bepaald de invoering van ‘militair-patriottisch’ onderwijs op scholen en bij sportclubs) en integratie van het onderwijssysteem met dat van Rusland.
Voorafgaand aan de parlementsverkiezingen in 2021 in Rusland werden de inwoners van de ‘republieken’ aangemoedigd om online te stemmen of met bussen naar de stembureaus in de Russische regio Rostov te worden gebracht. Halya Coynash van de Kharkiv Human Rights Protection Group (KHPG) meldde dat inwoners ‘en masse’ werden ingeschreven voor Verenigd Rusland (VR), de dominante, pro-Poetin partij in het Russische parlement.
Op de dag van de verkiezingen vorig jaar kwam Dmitry Sablin, een vooraanstaand VR-parlementslid, in Donetsk aan en kondigde aan dat er een experiment aan de gang was om ‘dit gebied met Rusland te verenigen’. Een spervuur van soortgelijke uitspraken deed waarnemers geloven dat het Kremlin eerder aan annexatie dan aan erkenning van de ‘republieken’ dacht.
De weg voor het propaganda-offensief van VR was vrijgemaakt door de trouwe oppositiepartijen in het Russische parlement, Een rechtvaardig Rusland – Voor de waarheid (Spravedlivaya Rossiya – Za Pravdu, SRZP) en de Communistische Partij van de Russische Federatie (CPRF), waarvan vertegenwoordigers sinds 2015 regelmatig naar Donbas waren gereisd. Sergej Mironov, voormalig voorzitter van het Hogerhuis van het Russische parlement en leider van Een rechtvaardig Rusland, een nominaal sociaaldemocratische maar fel nationalistische partij, was een vroege voorstander van integratie van de ‘republieken’ met Rusland. En het waren afgevaardigden van de CPRF die vorige maand in het Russische parlement de motie indienden – die toen door VR werd gesteund – waarin er bij Poetin op werd aangedrongen de ‘republieken’ te erkennen. Twee CPRF-afgevaardigden hebben sindsdien geprotesteerd tegen de oorlog zelf.
De promotie van de ‘Russische wereld’ – die in de ogen van Poetin delen van Oekraïne en andere voormalige Sovjetstaten omvat, evenals Rusland zelf – heeft een venijnige kant: de ‘republieken’ richten hun gewelddadige, willekeurige wetshandhavingsinstanties op mensen die Oekraïens spreken en aanhangers van de Oekraïense regering. Bovenaan een lijst van aanslagen op de vrijheid van meningsuiting in 2019-21, opgesteld door het mensenrechtenagentschap van de Verenigde Naties, stond de gevangenisstraf van 13,5 jaar tegen een zakenman uit Luhansk die publiekelijk pro-Oekraïense standpunten verkondigde.
Drie mannen die in 2020 werden gearresteerd omdat ze liedjes in het Oekraïens hadden gezongen, de regering in Kiev hadden geprezen en kritiek hadden geuit op de autoriteiten in Luhansk, zaten nog steeds zonder proces vast toen het rapport in oktober 2021 werd gepubliceerd. De ‘volksrepubliek’ Luhansk deelt geen informatie met de VN en hun verblijfplaats bleef dus onbekend.
Het afglijden naar integratie heeft ook een tragedie veroorzaakt voor de inwoners van de ‘republieken’ die naar door de Oekraïense regering gecontroleerd gebied moeten reizen, waaronder veel ontvangers van sociale uitkeringen. De meeste grensovergangen over de scheidingslijn waren gesloten tijdens de covid-19-pandemie. Plaatselijke vervoersmaatschappijen begonnen reizen via Russisch grondgebied aan te bieden; Oekraïense grensbeambten beboetten veel mensen die deze reizen maakten, totdat protesten van activisten uit de gemeenschap er toe leidde dat de wet veranderde.
Van industrie- naar rampgebied
De Donbas (dat wil zeggen de regio’s Donetsk en Luhansk, waarvan de ‘republieken’ delen innemen) was van oudsher een gerenommeerd centrum van steenkoolwinning, staalproductie en chemische industrie.
Toen Oekraïne zich herstelde van de rampzalige economische inzinking die volgde op het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991, leunde de economie van Donbas steeds meer op de export van staal, steenkool en locomotieven. Rusland bleef zijn grootste markt. De economieën van andere regio’s groeiden sneller en profiteerden in sommige gevallen van nieuwere industrieën en diensten. Maar de oorlog van 2014-15 en de opdeling van de Donbas die daarop volgde, ontwortelde de bevolking en vernietigde de industriële basis.
Tegen 2021 had de oorlog naar schatting 14.000 levens geëist, waarvan ongeveer vierduizend burgers en naar schatting 30.000 gewonden achtergelaten. Een groot deel van de bevolking van de Donbas is verspreid: van de 6,6 miljoen inwoners vóór de oorlog zijn naar schatting 3,3 miljoen mensen hun huis ontvlucht. Daarvan leven er 1,8 miljoen als binnenlandse ontheemden in Oekraïne en 1,5 miljoen in Rusland en Wit-Rusland. Hele steden en dorpen zijn van hun bevolking ontdaan.
En nog vóór de Russische invasie dit jaar categoriseerde de VN de Donbas als een van de meest door mijnen vervuilde gebieden ter wereld.
In de eerste vier jaar van het conflict (2014-17) is de economie van Donbas met 61 procent gekrompen, ontdekte de econoom Vlad Mykhnenko – grotendeels als gevolg van ‘snelle en ernstige deïndustrialisatie’. De industriële productie van Luhansk daalde met meer dan viervijfde en die van Donetsk met de helft. Tientallen mijnen zijn gesloten en vol gestroomd, terwijl de kleinschalige, informele steenkoolproductie de facto gelegaliseerd is. Staalfabrieken en productiecapaciteit liggen stil.
De buitenlandse handel is ingestort: die van Luhansk is bijna tot stilstand gekomen en die van Donetsk is met bijna tweederde gedaald. Wat er nog over is van de economie van de staatjes is nauw verbonden met die van Rusland en de roebel is sinds 2015 het belangrijkste betaalmiddel.
De levensstandaard is ingestort. Mykhnenko toonde aan dat in 2017 de gemiddelde lonen in de ‘volksrepubliek’ Donetsk 159 euro/maand bedroegen (38 procent van het niveau van vóór 2014) en in de ‘republiek’ Luhansk 209 euro/maand (56 procent van het niveau van vóór 2014). Niet-betaling van lonen is endemisch.
De werkloosheid in de door de regering gecontroleerde delen van Donbas bedroeg 14-16 procent in 2018. Er waren geen statistieken beschikbaar voor de ‘volksrepublieken’, maar het niveau is vergelijkbaar. Tegelijkertijd is er een tekort aan geschoolde arbeidskrachten, waaronder medisch personeel, mijnwerkers en onderwijzers. Geschoolde arbeiders vertrekken als ze kunnen, zo bleek uit een enquête van de EHRG: arbeidsmigratie naar Rusland wordt door de autoriteiten aangemoedigd.
Vóór 2014 werd een groot deel van de zware industrie in Donbas gecontroleerd door de financiële groep SKM, waarvan de eigenaar, Rinat Akhmetov, een van de rijkste en politiek invloedrijke zakenlieden (oligarchen) van Oekraïne is. In februari 2017 blokkeerden Oekraïense nationalisten, gelieerd aan Igor Kolomoisky, een concurrerende oligarch, de export van Akhmetovs kolen uit de ‘republieken’ naar Oekraïne. De actie stuitte op verzet van de georganiseerde arbeiders.
De strijdkrachten van de separatisten reageerden met de inbeslagname van Akhmetovs bezittingen, die – ondanks enige retoriek over ‘nationalisatie’ – werden overgedragen aan Vneshtorgservis (VTS), een bedrijf dat geregistreerd is in Zuid-Ossetië, een door Rusland bezette enclave in Georgië en gecontroleerd wordt door Serhiy Kurchenko, een miljardair die banden heeft met de voormalige Oekraïense president Viktor Yanukovich. (Medio 2021 werd Kurchenko vervangen door Yevgeny Yurchenko).
De samenwerking tussen de VTS en de politieke en militaire leiders van de ‘volksrepublieken’, alsmede Russische elitekringen, gaat veel verder dan een ‘draaideureffect’. De meeste waarnemers zien ze als onafscheidelijk.
De socioloog Serhiy Kudelia schreef in 2017: ‘In werkelijkheid beginnen de ‘republieken’ de trekken te krijgen van een militair bureaucratisch regime, waarin militairen en ambtenaren de samenleving domineren door middel van dwang en de monpolisering van de verdeling van de rijkdom.’
De economische rampspoed in de ‘volksrepublieken’ kan niet alleen worden toegeschreven aan hun politieke leiders; ze is grotendeels het gevolg van oorlog en recessie. Maar het is een verschrikkelijk feit van het kapitalisme in de eenentwintigste eeuw dat de economie had kunnen worden omgebogen en de overgang naar nieuwe vormen van industrie had kunnen worden ingezet met slechts een fractie van de middelen die de Russische staat nu inzet om Oekraïne te verwoesten.
Arbeid en autoritaire controle
De gemilitariseerde autoriteiten in de ‘volksrepublieken’ hebben de ruimte voor sociale en politieke activiteiten drastisch ingeperkt. Een VN-rapport concludeerde dat er geen publieke discussie is over ‘meer gevoelige politieke onderwerpen’ als gevolg van ‘angst en zelfcensuur’ en dat protesten over economische omstandigheden, zoals stakingen, leiden tot ‘ernstige gevolgen, waaronder willekeurige detentie’.
Ondanks de naam van de staatjes, stuit echte betrokkenheid van het volk bij de politiek op scherpe institutionele grenzen. In de ‘volksrepubliek’ Donetsk voerden de militaire autoriteiten in 2014 een ‘niet-partijendemocratie’ (!) in. De ‘volksraad’ oefent politieke macht uit en laat één legale partij toe, de Communistische Partij van de Volksrepubliek Donetsk – hoewel die volksraad in 2016 vertegenwoordigers van de Communistische Partij uit zijn eigen gelederen heeft geweerd. Het parlement wordt gedomineerd door twee ‘sociale bewegingen’, met een hoog percentage militaire commandanten in hun gelederen. De onderzoeker Kimitaka Matsuzato heeft aangetoond hoe Vladislav Surkov, de invloedrijke vertegenwoordiger van het Kremlin, samenwerkte met Donetsk-functionarissen om het systeem in elkaar te zetten.
Georganiseerde arbeidersacties zijn uiterst zeldzaam in de ‘republieken’. De bekendste actie van de afgelopen jaren was een ondergrondse sit down staking van 119 mijnwerkers in de Komsomolskaya-mijn in Antratsyt, wegens maandenlang niet uitbetaalde lonen. Veertien activisten werden gearresteerd op grond van artikel 252 van het wetboek van strafrecht van het staatje, dat ‘herhaalde verstoring van de gevestigde orde, organisatie of leiden van vergaderingen, bijeenkomsten, demonstraties, betogingen of picketlines’ bestraft met maximaal vijf jaar gevangenisstraf. Het geschil eindigde toen ze werden vrijgelaten en een deel van de achterstallige lonen werd uitbetaald.
De openbare intimidatie van de burgermaatschappij wordt ondersteund door een minder transparant systeem van foltering, vernedering en dwangarbeid in militaire gevangenissen. De journalist Stanislav Aseyev, die tussen 2017-19 eenendertig maanden in hechtenis doorbracht in Donetsk en werd vrijgelaten in een gevangenenruil, documenteerde fysieke marteling (behandeling met elektrische schokken en het slaan op de genitaliën), verkrachting van mannen en vrouwen en andere mishandeling van hemzelf en anderen.
Vakbondsactivisten van EHRG hebben in een rapport uit 2016 het gebruik van slavenarbeid in gevangenissen in Luhansk aan de kaak gesteld. Gevangenen die vóór 2014 onder Oekraïens recht waren veroordeeld, waren overgeleverd aan een niet-legaal regime dat gevangenen zonder loon aan het werk zette in timmerwerkplaatsen, metaalbewerkingsbedrijven en andere productiebedrijven.
Gevangenen die weigerden te werken, werden ernstig geslagen door gewapende, gemaskerde mannen; drie dagen lang in eenzame opsluiting gehouden zonder voedsel of water; en onder dreiging van slaag gedwongen om acht tot tien uur in de brandende zon te staan. Als gevangenen collectief protesteerden, riepen bewakers speciale detachementen van het ministerie van binnenlandse zaken van de staat op om hen aan te vallen.
Vakbonds- en mensenrechtenactivisten hebben de ‘volksrepublieken’ grotendeels verlaten, na een hardhandig optreden in 2014; degenen die bleven, blijven ‘onder de radar uit angst voor vervolging’, aldus het VN-rapport. Ook vrouwenrechtenorganisaties en steungroepen voor slachtoffers van huiselijk geweld opereren in de schaduw.
Groepen die zich hebben georganiseerd in de door Oekraïne gecontroleerde delen van de Donbas en die sociale bewegingen in de ‘republieken’ hebben gesteund toen zich daartoe de gelegenheid voordeed, zijn onder meer:
– De EHRG, die de onafhankelijke organisatie van werknemers heeft gesteund. Pavel Lisyansky, een advocaat bij de EHRG en voormalig vakbondsfunctionaris van de mijnwerkers, zei in een interview in 2017 dat de door de ‘republieken’ goedgekeurde vakbondsstructuren waren ‘gevormd om werknemers te controleren.’ Arbeidersactivisten in de ‘republieken’ hebben ‘geen wet en geen rechten, mensen zijn weerloos.’
– De pacifistische groep Zwarte Dagen van Donbas, opgericht door Enrike Menendez (een inwoner van Donbas van Spaanse afkomst). De groep eist dat de Oekraïense regering een dag uitroept om de burgerdoden van de oorlog in Oost-Oekraïne te herdenken.
– Vrouwenorganisaties, waaronder: de Groep voor vrouwenrechten, opgericht in 2017 door Irina Nikulnikova, een advocaat, in reactie op woede over onbetaald loon bij het kolenbedrijf Lisichanskugol; een groep gestart door Vera Iastrebova die een demonstratie voor vrouwenrechten organiseerde op Internationale Vrouwendag in 2018 in Lisichansk; en de Groep Civiele Inspectie van Arbeid, opgericht in 2014 in Debaltsevo om arbeidsrechten, sociale en economische rechten, en vrouwenrechten te verdedigen.
De Donbas-‘volksrepublieken’ zijn gedurende hun hele bestaan politiek en militair gesteund door de Russische regering. Hun economieën zijn nauw verbonden met die van Rusland. Mocht Rusland de controle over andere delen van Oekraïne behouden, dan kunnen elementen van dit soort heerschappij worden overgenomen. De Russische staatjes in de Donbas zijn geen ‘Volksrepublieken’
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Jacobin. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.