Met het zogenaamde Stabiliteits- en Groeipact (SGP) houdt de Europese Commissie de begrotingen van de lidstaten in de gaten. Dat pact staat nu ter discussie. Het Europees Begrotingscomité, een adviesorgaan, deed onlangs wat voorstellen. De discussie zal vast nog wel een tijdje duren, maar toch is het interessant te kijken wat mogelijk in de pijplijn zit.
Een eerste voorstel is dat de regels eenvoudiger en duidelijker moeten worden. Er zijn nu te veel uitzonderingen en uitzonderingen op uitzonderingen. Het gevolg is dat de Europese Commissie veelal politieke en andere overwegingen laat meespelen bij het toepassen van de regels. Dat is een probleem, omdat de Europese Commissie niet echt de democratische legitimiteit heeft om in te grijpen in het begrotingsbeleid van de lidstaten: “waar bemoeien ze zich eigenlijk mee?”
Het Europees despotisme kan enkel werken als het zich verschuilt achter de schijnbaar neutrale toepassing van gemeenschappelijk overeengekomen regels: “Wij beslissen niet dat jullie moeten bezuinigen, het zijn nu eenmaal de regels.” Het doel van de voorgestelde eenvoudigere en duidelijkere regels is de begrotingsregels strikter te kunnen handhaven. Natuurlijk zijn niet alle lidstaten daar blij mee.
Een tweede voorstel is de totale omvang van de overheidsschuld een grotere rol te laten spelen. Nu spelen twee regels: enerzijds mag het jaarlijks tekort op de begroting van een lidstaat niet groter zijn dan 3 procent van het bbp van die lidstaat, en anderzijds mag de totale overheidsschuld niet groter zijn dan 60 procent van dat bbp. Is die schuld groter, dan moet die geleidelijk worden afgebouwd in de richting van 60 procent. België heeft bijvoorbeeld een overheidsschuld die schommelt rond de 100 procent van het bbp.
Nu wordt deze tweede regel in de praktijk weinig toegepast: ook landen met een grote overheidsschuld laten hun jaarlijks tekort aanschuren tegen de 3 procent bbp, zodat de totale overheidsschuld niet wordt afgebouwd. Het strikter toepassen van deze tweede regel zet landen met een grote overheidsschuld onder extra druk, met name België, maar gelukkig voor België ook twee grote lidstaten, Frankrijk (100 procent) en Italië (130 procent). Nu reeds is de openbare ruimte in België verkrot onder decennia van bezuinigingen, dat zou er dus niet beter op worden.
Het derde voorstel is dat de primaire uitgaven in de begroting niet sneller mogen stijgen dan de economische groei van de lidstaat in kwestie. De ‘primaire’ uitgaven zijn de uitgaven zonder de rentelasten die betaald worden op de overheidsschuld, dus de uitgaven voor het normale functioneren van de overheid.
Opvallend is dat een rem wordt voorgesteld op de uitgaven, en niet op het tekort. Een land zou immers kunnen beslissen de uitgaven sneller te laten stijgen, en dit te compenseren door een verhoging van de inkomsten via belastingen, zodat het tekort per saldo binnen de norm blijft. Dat lijkt echter niet te bedoeling. Deze ‘vereenvoudiging’ van de regels zou de beleidsmarge van de lidstaten dus verder beperken.
Ten slotte wordt voorgesteld bepaalde investeringen van de overheid niet mee te tellen als uitgave. Dat beantwoordt enerzijds aan de roep naar meer investeringen door de lidstaten, om via keynesiaanse weg een anticyclisch economisch beleid te voeren. Die roep klinkt nu luider omdat de monetaristische recepten, geld pompen in de economie, niet blijken te werken.
Bovendien wordt gesuggereerd als criterium voor deze investeringen in te voeren dat ze moeten aansluiten bij Europese investeringsplannen. Dat sluit dan weer naadloos aan bij de roep de Europese Unie niet enkel te bouwen op marktregels, maar een waarlijk Europees economisch beleid te ontwikkelen, dat de EU wapent voor de (economische) oorlogen die eraan komen met de VS en China.
Uit het lijstje voorstellen blijkt dat het nog enige discussie zal vergen voor de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact een feit is, al zal de komende recessie misschien helpen om vaart te zetten achter de discussie. De inzet is in elk geval belangrijk.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Ander Europa.