Groene groei – het idee dat de mensheid telkens meer producten en diensten kan consumeren zonder ecosystemen meer te belasten – is een fata morgana. Achter de onophoudelijke uitbouw van de economie staat een ontwikkelingsmodel dat de natuur en grondstoffen steeds verder uitput. Permanente groei is een centraal bestanddeel van het kapitalisme. De zogenaamde degrowth-beweging stelt dit probleem aan de kaak, maar heeft er uiteindelijk geen sluitend antwoord op.
Al sinds de discussie in de jaren 70 over de ‘Limits to Growth’- studie van de Club van Rome pleiten wetenschappers en activisten voor een zogenaamde degrowth-economie waarin het Bruto Nationaal Product (BNP) krimpt en de nadruk wordt gelegd op regionale, circulaire economieën en duurzaam gebruik. Zo is het voorstel van ecologisch econoom Niko Paech ‘een drastisch gekrompen industriesysteem, aangevuld met een regionale en een zelfvoorzienende economie’.
Degrowth-beweging
De degrowth-beweging is begonnen met wetenschappers als Nicholas Georgescu-Roegen, Serge Latouche en Herman Daly. Vele honderden academici, studenten en activisten bezoeken jaarlijkse de degrowthconferenties in telkens andere Europese steden, dit jaar in Amsterdam. De productie van degrowth-wetenschappers groeit gestaag. Publicaties als Ecological Economics, Journal of Political Ecology en Journal of Cleaner Production wakkeren voortdurend de discussie binnen de klimaatbeweging aan. Ook veel Europese media staan open voor dit discours.
De hoofdgedachte dat de natuur geen compromissen sluit en dat de grenzen van ecosystemen en grondstoffen gerespecteerd moeten worden, is een duidelijke vooruitgang ten opzichte van oppervlakkige duurzaamheidspraat en de greenwashing van sommige ngo’s en prokapitalistische groene partijen. De degrowth-beweging blijft echter erg filosofisch-idealistisch. Dat brengt aan aantal tegenstrijdigheden met zich mee.
Kapitalisme moet groeien
Het kapitalisme is namelijk een grotendeels planloos systeem waarin verschillende kapitalisten op zoek zijn naar zo lucratief mogelijke investeringsmogelijkheden. In tijden van stabiliteit leiden die dagelijkse beslissingen tot groei, in crisistijden echter tot diepe crises.
Zelfs als het BNP begrensd kan worden en de productie zou kunnen worden aangestuurd, zou een krimpende economie nog lang niet sociaal zijn. Integendeel, onder het kapitalisme is groei een bijna noodzakelijke voorwaarde voor stabiele lonen, uitkeringen en sociale voorzieningen. Wil het kapitaal namelijk winstgevend blijven, dan moet de geproduceerde meerwaarde immers telkens stijgen. Stijgt die niet, dan moet de werkdruk omhoog, de lonen omlaag of gaan bedrijven failliet.
In recessies verliezen staten belastinginkomsten, terwijl de sociale uitgaven stijgen. Een kapitalistische economie zonder groei belandt dan ook in een permanente recessie, met alle gevolgen van dien. Voorstanders van degrowth moeten daarom verregaande herverdeling eisen en enorme openbare investeringen om de sociaal destructieve uitwerking van krimp onder het kapitalisme tegen te gaan. Een degrowth-economie is dus onverenigbaar met kapitaalaccumulatie.
Ook de staat is afhankelijk van groeiend kapitaal voor investeringen, belastinginkomsten en werkgelegenheid. Vandaar dat staten ook alles op alles zetten om bedrijfsvestigingen aan te trekken of in het eigen land te houden. De commotie over het vertrek van Shell uit Nederland is daar het perfecte voorbeeld van. Degrowth als politieke eis staat dus lijnrecht tegenover de belangen van niet alleen het kapitaal zelf, maar ook de kapitalistische staat.
Systeemkritiek of moralisme?
Over de kwestie van het kapitalisme is de degrowth-scene al decennia verdeeld. Toch is het duidelijk dat de systeemcritici in opmars zijn. De natuurwetenschapper Tim Jackson heeft zijn nieuwste boek zelfs de titel Post Growth – Life after Capitalism gegeven. Dit weerspiegelt ook de toename van kapitalismekritiek die bewegingen zoals Ende Gelände kenmerken en ook bij de massale acties van Fridays for Future niet te missen zijn.
Binnen de degrowth-netwerken genieten heel uiteenlopende ideeën voor sociale herverdeling grote populariteit. Van een kortere werkweek en Green New Deal-plannen met openbare werkgelegenheidsprogramma’s tot het basisinkomen. Activistische delen van de degrowthbeweging voelen aan, dat hun ideeën haaks staan op de belangen van het kapitaal. Ze hebben dit echter nog niet in antikapitalistische systeemkritiek uitgedacht. Hun ideeën zijn daardoor vaak onsamenhangende voorstellen die een politieke focus, organisatie en maatschappelijke uitwerking missen.
Er zijn echter ook degrowth-theoretici die definitief geen post-kapitalistische samenleving voorstaan. Zo zei Niko Paech vorig jaar in een interview met de Duitse krant Die Tageszeitung: ‘Kortere productieketens kunnen de productiviteit doen dalen. Dan stijgen de prijzen terwijl het productievolume en de diversiteit van goederen terugvallen en zullen ook de lonen tendentieel dalen. Dan zullen mensen niet meer zoveel kunnen kopen. De betere wereld krijg je niet voor niets.’
Paech eist wel een vermogensbelasting, maar laat onbeantwoord of dit de dramatische gevolgen van een permanente recessie kan opvangen. Paech legt nadruk op regionalisering, hergebruik en een bescheiden levensstijl. Uiteindelijk verlangt Paech van de arbeidersklasse dat zij een groot deel van de rekening voor de ecologische transformatie van de economie opbrengt, zonder enige hoop op verbetering van haar materiële positie.
Zulke degrowth-concepten zijn dan ook niet geschikt om industriearbeiders, vakbonden en de klimaatbewegingen te verenigen op basis van gemeenschappelijke eisen en acties. Volgens Paech moeten immers kolencentrales, de massaproductie van auto’s en ook het kappen van het regenwoud weliswaar worden gestopt, maar zijn de eisen van vakbonden voor hogere lonen net zo goed een probleem, want ook die leiden tot meer consumptie en groei.
Kwalitatieve verandering
Wat Paech, maar ook veel linksere degrowthers niet zien is dit: groei op zich is niet het probleem. De groeidwang is geen op zichzelf staande oorzaak, maar uitdrukking en gevolg van de accumulatie die de kapitalistische productiewijze kenmerkt en aandrijft.
Het is zinvoller om in plaats van groei naar kwalitatieve ontwikkeling en maatschappelijk nut te kijken. Investeringen in een sociaal-ecologische transitie dragen per slot van rekening net zo goed bij tot groei van het BNP als bijvoorbeeld een nieuwe snelweg. In het eerste geval wordt echter de basis gelegd voor dalend grondstofgebruik en een lagere CO2-uitstoot, terwijl in het tweede geval de roofbouw op de aarde wordt voortgezet.
Wie de stofwisseling tussen mens en aarde, zoals marxistisch auteur John Bellamy Foster het uitdrukt, weer in evenwicht wil krijgen, heeft een visie voor nieuwe economische verhoudingen en een nieuw soort samenleving nodig. In dit opzicht heeft de degrowth-beweging veel te bieden.
Op ideëel vlak met waarden als regionale autarkie en ‘buen vivir’, oftewel levenskwaliteit door meer vrije tijd, bedachtzaam consumeren en contact met de natuur. Het zogenaamde Transition Towns-netwerk omvat bijvoorbeeld honderden lokale initiatieven voor CO2-neutraliteit, ecologische en regionale landbouw of energetisch zelfvoorzienende gemeenschappen.
Toch bieden zulke projecten nog geen strategie voor het veranderen van de roofbouw van de kapitalistische economie op onze natuurlijke omgeving. Lokale projecten kunnen in het klein een hoop veranderen en in de praktijk laten zien dat een andere wereld mogelijk is. Onze opgave is echter de kapitalistische verhoudingen, de industriële productie, de mondiale transport- en distributieketens om te bouwen en weloverwogen in te zetten voor menselijke behoeftes in plaats van winstbejag. Een samenleving die ecologische grenzen langdurig kan respecteren, krijgen we dus alleen als de overgrote meerderheid, de arbeidersklasse, zich organiseert om het kapitalisme omver te werpen.
Van dit standpunt zijn de meeste groeicritici nog ver verwijderd. Hun nadruk op de urgentie en de diepte van de ecologische crises maken de groei-kritiek wel heel aantrekkelijk voor veel activisten in actiegroepen als Ende Gelände en Fridays for Future. De aanknopingspunten voor links zijn talrijk. Het is aan ons om de visie van een ‘New Green Communism’ te ontwikkelen, als doel van een klassenbewust links dat bewegingen met elkaar weet te verbinden en een serieus politiek alternatief vormt voor de grote meerderheid van de werkende klassen.
Freek is lid van Die Linke Berlijn- Neukölln en Marx21.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Marx21.
Trackbacks/Pingbacks