In Islamabad kijken ze nerveus naar wat er in Washington gebeurt. Daar zijn nogal wat Congresleden en commentatoren die vinden dat Pakistan de gevolgen moet dragen voor zijn cruciale rol in het Amerikaans debacle in Kaboel. En voor de blijvende hoofdrol die vooral de ISI, de geheime dienst van het Pakistaanse leger, in Kaboel blijft spelen.
“Pakistan mocht en mag zijn vreugde over de overwinning van de Afghaanse Taliban niet zo openlijk uiten”, schreef de Pakistaanse krant Dawn. Niet alleen de generaals, ook premier Imran Khan – bijgenaamd Taliban Khan – hadden hun blijdschap niet onder stoelen of banken gestoken. “Afghanistan heeft de ketens van de slavernij afgeschud”, zei Khan na de zege van de Taliban op 15 augustus. Dat is in Washington natuurlijk opgemerkt. Congresleden vinden dat Pakistan moet gestraft worden.
Hoog bezoek
Nadat de Taliban tot hun eigen complete verrassing half augustus het volledige land in handen kregen, kwamen de diverse gevoeligheden in hun schoot sterk naar boven. Aan de vorming van een regering hadden ze eerder niet veel aandacht besteed, het leek niet zo dringend. Nu het dat wel was, bleek het moeilijker tot een consensus te komen.
Volgens ‘talibanologen’ kwam het zelfs felle ruzies tussen groepen met diverse opvattingen. Mollah Abdul Ghani Baradar, een van de stichters, heeft een tijdlang in Qatar verbleven waar hij o.m. de onderhandelingen met de VS voerde. Van Baradar wordt gezegd dat hij een modernere visie heeft, verdraagzamer is, meer open staat voor dialoog. Aan de andere kant zijn er het Haqqani-netwerk en kopstukken van de ‘shoera’ in Quetta (Pakistaans Baloetsjistan).
De vorming van een regering duurde wel niet zo lang als in veel Europese landen, maar de “consensus” kwam er pas met het bezoek aan Kaboel van Faiz Hameed, de toenmalige chef van de Pakistaanse militaire geheime dienst ISI – premier Khan en de legerleiding bespreken momenteel diens opvolging. Dat bezoek had trouwens alles weg van een hoog staatsbezoek. ISI zorgde voor een consensus die Pakistan uitkwam: Baradar was niet zo betrouwbaar en moest vrede nemen met een plaats als vice-premier. De clan Haqqani, die o.m. het dichtste staat bij Al Qaida, kreeg de sleutelposten, zoals interne veiligheid.
India
VS-president Barack Obama had het indertijd niet over een Afghaanse kwestie, maar wel over de kwestie ‘AfPak’. Omdat het voor hem duidelijk was dat de conflicten in Afghanistan niet los stonden van Pakistan en dat dus ook het Pakistaanse luik moest worden aangepakt. Donald Trump deelde die mening en viel soms scherp uit tegen Islamabad.
Voor de Pakistaanse leiders in het algemeen, en de legerleiders in het bijzonder, bekleedt Afghanistan een zeer speciale plaats in het conflict met India. Afghanistan moét een loyale bondgenoot zijn, zodat Pakistan zich nooit in de westelijke rug bedreigd voelt. Vandaar de grote betrokkenheid van Pakistaanse militairen, voorop de ISI, in de gebeurtenissen van de vorige halve eeuw. De Pakistaanse diplomatie is trouwens het terrein van de militairen, ISI voorop.
Zolang het om strijd tegen de Sovjet-Unie ging, liepen de belangen van ISI en de Amerikaanse CIA volkomen gelijk. Na de implosie van de Sovjet-Unie en zeker na de val van de communistische regering in Kaboel in 1992, kreeg de ISI de vrije hand. Na de aanslagen van 11 september 2001 veranderden de Amerikaanse prioriteiten: het terrorisme was nu nummer één. De Pakistaanse prioriteiten veranderen niet: India bleef nummer één.
Religie voorop
Toen WikiLeaks in juli 2010 91.000 documenten uitbracht als “Afghan War Diary” , kwam aan het licht hoe uitgebreid en onafgebroken de samenwerking van Islamabad met de Afghaanse Taliban wel was. Die documenten brachten een portret van dagelijkse contacten, van Pakistaanse militaire, financiële, logistieke en alle andere mogelijke steun aan Afghaanse moslimfundamentalisten.
De Pakistaanse overheden en vooral generaals waren ook lang daarvoor al diep betrokken bij de Afghaanse aangelegenheden, minstens sinds de jaren 1970. Vooral nadat de communistische Volkspartij van Afghanistan in 1978 alle macht in handen had, was Pakistan de thuisbasis van diverse bewegingen die in Peshawar hun hoofdkwartier hadden. Dat gebeurde toen in intense samenwerking met de VS, vooral met de CIA.
Hun voorkeur ging uit naar de meest moslimfundamentalistische beweging, de Pathaanse modjaheddin van Gulbuddin Hekmatyar. Die kreeg zelfs Stinger-raketten waarmee vliegtuigen konden worden neergehaald. Dat alles ingegeven door primair anticommunisme, onderdeel van de machtsstrijd tussen de toenmalige supermachten, de VS en de Sovjet-Unie.Waarom Hekmatyar? Omdat Hekmatyar vooral een religieuze fundamentalist was, veel meer dan een Afghaanse, laat staan Pathaanse, nationalist. Faiz Hameed, ISI, bracht onlangs in Kaboel ook een bezoek aan Hekmatyar die dus een goede vriend is gebleven.
En toen doken in 1993 dus de Taliban op, een creatie van de ISI. Die rekruteerde manschappen in de duizenden medressahs die in Pakistan waren opgericht voor de vele vluchtelingen in het land. Pakistan stond in voor eten en kleren, voor militaire opleiding, voor bewapening, voor financiering. De opmars van de Taliban in 1995-1996 werd begeleid door Pakistaanse militairen. In de strijd tegen de Noordelijke Alliantie die daarop volgde, namen Pakistaanse militairen soms de leiding over.
Omstreden grens
In de medressahs waren de “religieuze studenten” opgeleid tot radicale islamisten, weinig of niet besmet door Afghaans of Pathaans nationalisme. Want aan dat nationalisme hebben de Pakistaanse generaals geen boodschap.
Integendeel, die nationalisten erkennen de grens niet tussen Pakistan en Afghanistan, de “Durand-linie”, de grenslijn van 2670 kilometer zoals die in 1893 werd getrokken als de grens tussen Brits-Indië en het Emiraat Afghanistan. De Britten hadden toen veel invloed in Kaboel, ze hadden de diplomatie o.m. in handen, en Afghanistan had in 1879 al enkele gebieden, waaronder Quetta – hoofdstad nu van de Pakistaanse provincie Baloetsjistan, aan de Britten moeten overdragen.
De Durand-linie verdeelde het land van de Pathanen in twee, ze vormden de grootste bevolkingsgroep van Afghanistan, de rest leefde in de grensgebieden in Pakistan. Veel Pathanen zien de Durand-linie als een samenzwering om de Pathanen op te delen.
Kaboel heeft na de opdeling van Brits Indië in India en Pakistan in 1947, de Durand-linie niet erkend als grens. Dat bleef zo onder de regeringen na 2001, en ook de Taliban erkennen die linie niet als formele grens. Wat in Islamabad toch wel voor argwaan en ongerustheid zorgt.
De Pakistaanse ISI heeft er wel zorg voor gedragen de Taliban, “studenten in religie”, op te leiden in streng islamitische medressahs, ver weg van enig nationalisme. Maar de grote meerderheid van de Taliban zijn nu eenmaal Pathanen, hun regering is feitelijk een Pathaanse onderonsje, zodat het nationalistisch gevaar ook bij deze fundamentalisten latent aanwezig is. Temeer omdat er de concurrenten zijn van IS die zich in deze regio als IS van Choransar aandienen, verwijzend naar een vroeger emiraat dat naast Afghanistan een groter deel van de regio omvatte.
Aansporing
Er loert nog een ander risico voor Islamabad: de zege van de Taliban in Afghanistan moedigt even of nog meer extremistische groepen in Pakistan aan om in dat land een jihad te voeren. De Pakistaanse Taliban, een verzamelnaam voor diverse groepen, vinden de zege van hun naamgenoten in Afghanistan een aansporing om ook in Pakistan een soortgelijk Emiraat te vestigen.
Maar dat zien de Pakistaanse regeerders en generaals dan weer niet zitten. Voor hen komt het er in de eerste plaats op aan sterker te staan tegenover die ene grote vijand, India. Het feit dat de v lag van Pakistaanse Taliban op enkele medressahs wapperde, zorgde al snel voor enige paniek. Want die Pakistaanse Taliban stoken vooral in het noordwesten, Peshawar en omstreken, lokale conflicten aan. Het leger heeft in die conflicten jarenlang veel verliezen geleden eer het er weer de controle over kreeg.
Gemengde gevoelens
De overwinning van de bevriende Afghaanse Taliban vervult de harten van de Pakistaanse regeerders en vooral militairen met vreugde, dat steken ze niet weg. Er hangen schaduwen over de vreugde. Er is de vrees dat Washington rechtstreeks of via internationale instellingen wraak zal nemen voor de zware vernedering van 15 augustus in Kaboel, een vernedering die zonder Pakistaanse steun niet had gekund. Joe Biden heeft volgens de Pakistaanse pers nog altijd niet gebeld met Imran Khan.
Die Pakistaanse steun aan de Taliban en vooral de zeer nauwe samenwerking met China, zet de VS al enkele jaren toe aan nauwer samen te werken met Pakistans grote vijand India. De uitbouw van Quad, het samenwerkingsverband tussen VS, Japan, Australië en India is daar een voorbeeld van. Washington kan ook zijn banden met Qatar aanwenden om Pakistan oor de voeten te lopen, want zowel Islamabad als Doha werpen zich op als ‘bemiddelaars’ tussen de Taliban en de “internationale gemeenschap”.
Bovenop komt dus de bestendige vrees voor een opleving van het Pathaans nationalisme en van het eigen, Pakistaanse, jihadisme. ISI en de Pakistaanse generaals spelen al bijna een halve eeuw met vuur, met het risico zich eraan te verschroeien. Vanaar de vraag die in Pakistan zelf rijst: is de zege van de Taliban in Kaboel dan een Pyrrhus-overwinning?
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Uitpers.