Door Pierre Rousset
Jean-Luc Mélenchon bezingt, zoals zovele anderen, Frankrijk, een land present op alle wereldzeeën. Hij wil uit de NAVO maar dan wel op zijn “De Gaulles”, nl. zo dat een prestigieus Frankrijk zijn belangen beter verdedigen kan.
Los van de reële machtsverhoudingen heeft het zijn stempel gedrukt op de kiescampagne van Mélenchons stroming “La France insoumise” (wat zowel “onbedwongen” als “opstandig” Frankrijk” betekent). Als president in spe voert hij graag het woord in de gedaante van de chef van de strijdkrachten.
De grondslag van het patriotisme is het volk als natie. In een imperialistisch land is patriotisme niet links. Maar volgens Mélenchon is Frankrijk geen imperialistisch land. Hij baseert zijn buitenlandse politiek niet op internationalisme, maar op geostrategische inzichten.
In verband met het Nabije Oosten bijvoorbeeld gaat het om de Franse invloed op de in het conflict betrokken staten, vandaar zijn oproep om met Rusland samen te werken, zelfs als men daarvoor met Assad moet overeenkomen. Zijn denken wordt bepaald door de rivaliteit tussen de staten. Zo maakt hij van Merkels Duitsland een schietschijf, op anti-Duits chauvinisme af.
De Franse “radicale” linkerzijde heeft zo goed als niet gereageerd tegen deze opvattingen. Dat is verontrustend en, om de waarheid te zeggen, demoraliserend.
Gedijen op het puin van de politieke partijen
Jean-Luc Mélenchon heeft een fijne neus voor politieke modeverschijnselen en dat is zijn sterkte. Hij is ook een begaafd communicator en maakt daar misbruik van. Dat zijn troeven in een presidentiële democratie zoals Frankrijk er een is.
Hij verbindt zijn persoon volledig met zijn politieke rol: Frankrijk belichamen. Die gelijkschakeling van een politiek project met een persoonlijke lotsbeschikking is niet uniek. Ze leeft in de praktijk en in de theorieën van linkse populisten zoals Chantal Mouffe en Ernesto Laclau, Pablo Iglesias en Iñigo Errejón.
Chantal Mouffe, de Belgische theoretica van het linkse populisme, verdedigt Mélenchon als een “radicale reformist tegenover een hand over hand toenemende oligarchie”. Zij maakt voorzichtig onderscheid tussen de Latijns-Amerikaanse context (en diens ultra-oligarchische samenlevingen) en de Europese context (waarin men de polarisatie tussen links en rechts duidelijk is); maar ook hier gaat het om een democratische wederoprichting die aan de heerschappij van het oligarchische systeem een einde moet maken.
Raquel Garrido, een woordvoerster en naaste medewerkster van Mélenchon, is minder voorzichtig in haar interview aan het Amerikaanse tijdschrift Jacobin.
“De sleutelbegrippen van de campagne van 2017 zijn humanisme, populisme, patriotisme en grondwet. France insoumise is een basisbeweging van burgers, onze ideologie is humanistisch. In veel opzichten hebben wij de populistische strategie van Chantal Mouffe en Ernesto Laclau aangenomen. Het populisme is een programma. Het trekt een demarcatielijn tussen “hen” (de oligarchie) en “wij” (het volk). Onze beweging wil boven de partijen uitgroeien. We bouwen bewust aan een project dat verschilt van het partijenkartel van 2012”. De toestand is “rijp” voor “wat wij voorstellen. We hebben nood aan een ‘vreedzame oplossing’ van de vele spanningen die leven in de Franse samenleving. In 2012 kon Mélanchon overkomen als ‘te radicaal, te subversief’. Vandaag komt hij over als ‘wijzer’.”
De radicaal wordt een “wijze”
Jean-Luch Mélenchon is een “Jauressien”, een navolger van de niet-marxistische socialist Jean Jaurès (1859-1914) die zich beriep op de arbeidersklasse maar dan wel in het kader van de republiek. Maar Mélanchons campagne heeft de symbolen van dit socialisme opgeborgen. De rode vlaggen werden van lieverlee vervangen door de republikeinse driekleur en de “Internationale” werd ingeruild voor de “Marseillaise”. De term humanisme staat voor alles.
Hamer en sikkel en zelfs de gebalde vuist verdwijnen voor het Griekse letterteken φ (phi), het logo van de beweging dat op alle stembriefjes prijkte. Het is een woordspeling: het staat voor FI (France insoumise) maar ook voor filosofie, harmonie, liefde en het is politiek maagdelijk, als symbool links noch rechts.
Mélenchon identificeert zich absoluut niet met de revoluties van de 20ste eeuw. Hij kent slechts de Commune van Parijs van 1871, dan Jean Jaurès en tenslotte Hugo Chavez. Hij behoort tot een politieke richting die in Frankrijk gemeengoed is: links qua sociale problemen maar tegelijkertijd nationalistisch.
De arbeid stond in het middelpunt van zijn campagne (de hervorming van de arbeidswetgeving, enz.) maar niet de werkende klasse. De “99 procent”, dat is het volk tegen de oligarchen. Hij is er in geslaagd om grote massameetings te organiseren waarin de klassenidentiteit van de tienduizenden toeschouwers verdonkeremaand werd.
De gevolgen zullen niet uitblijven: Frankrijk is een van de West-Europese landen waar de klassenidentiteit centraal stond vooraleer zij sterk werd gemarginaliseerd en gefragmenteerd – veel sterker lijkt het mij dan in Groot-Brittannië of in België. Hiermee heeft de neoliberale ideologie een overwinning behaald. Hoewel Mélenchon afkomstig is uit de links-sociaaldemocratische traditie is hij in dat opzicht het tegendeel van een Jeremy Corbyn.
Links vervangen – waardoor?
Is links populisme een tijdelijke tactiek? Juan Carlos Monederos, een van de oprichters van Podemos, vindt dat we die tactiek slechts kortstondig, in de beginfase van de beweging, kunnen toepassen en in een latere, constituerende fase, moeten laten varen. Zo kritiseert hij de opvattingen van Iñigo Errejón van Podemos:
“De verdedigers van de ‘populistische hypothese’, met Iñigo Errejón aan de spits, dachten dat we slechts die elementen moesten mobiliseren die ons helpen de verkiezingen te winnen, en dat we geen thema’s moeten aanspreken waardoor we stemmen verliezen. We moeten dus alleen over abstracte dingen praten om zoveel mogelijk steun te krijgen: het vaderland, de kaste van de elite, de corruptie. Zo vermijden we duiding, zo worden de mogelijkheden van verandering stil gehouden. Wanneer Laclau zegt dat politiek en economie een en dezelfde zijn, verbergt hij de materiële voorwaarden van de klassenstrijd. Ik vind dat fout.”
Mélenchon kon het zich permitteren om in het parlement klassentaal te bezigen om te verhinderen dat de communistische PCF het sociale terrein monopoliseerde. Maar het is niet gemakkelijk om iets weer in elkaar te steken dat men daarvoor heeft gedemonteerd.
Een centraal thema van Mélenchon is de vervanging van het netwerk van georganiseerd links. De tijd van de partijen is voorbij, hoera voor de bewegingen! Hij stelt zich niet tevreden met het constateren van de ondergang van de linkse partijen, maar draagt actief bij aan hun marginalisering. De politieke zooi die Frankrijk typeert komt hem daarbij goed van pas, zoals het Macron van pas kwam.
Die aanpak kan in de huidige politieke conjunctuur grote gevolgen hebben. Met wie kan men immers een sociaal en democratisch verzetsfront opbouwen tegen Macron als men de ambitie heeft om alle, door partijen belichaamde bondgenoten, te “vervangen”?
Nadat hij eerst het terrein van de verkiezingen (een politieke aangelegenheid) streng gescheiden heeft van het sociale terrein (een aangelegenheid van de vakbonden), schijnt Mélenchon zich als de enige natuurlijke parlementaire bondgenoot aan te bieden in de strijd die de vakbonden moeten voeren. Maar linkse partijen vervangen, is het tegendeel van ze te verenigen.
De structuur van FI
Mélenchon speelt met de gedachte dat hij de partijen kan omzeilen, ze helemaal opzij kan schuiven, ze kan vervangen, maar hij zegt niet wat er voor in de plaats moet komen. France insoumise werd niet opgericht om te blijven duren, maar als louter electoraal instrument. Men kon er geen lid van worden, men kon er geen lidgeld aan betalen, men kon enkel geld geven aan de campagne. Lidgeld betalen, betekent immers lidmaatschap met de rechten en plichten die dit inhoudt. Van jou wordt niets verlangd, je hebt rechten noch plichten en dus ook geen medezeggingsrecht.
Op de website van FI kon je je steun betuigen. Dat leverde 500.000 clicks op. Een aanzienlijk getal. De internetgebruikers konden hun ideeën meedelen. Een soort programma, de “Gemeenschappelijke toekomst”, werd voorgelegd en kreeg ca. 97% positieve clicks. Een coördinatie van de plaatselijke groepen van FI om bijvoorbeeld kandidaten voor de parlementaire verkiezingen aan te stellen, mocht niet. Alles werd hogerop geregeld. De horizontale structuur was zeer informeel, de controle van de leidinggevende groep aan de top daarentegen zeer strikt.
Er ontstonden actiegroepen, meestal uitgaande van de top, die diverse taken waarnamen, in de eerste plaats bewerkten zij met veel lef de sociale netwerken. Men merkt analogieën met Podemos, maar het is toch niet hetzelfde. FI is niet ontstaan uit een massabeweging zoals Podemos uit de Indignados, en heeft intern geen groepen zoals de Anticapitalistas die mee geholpen hebben aan de oprichting van Podemos.
De leidinggevende kern van FI is afkomstig uit de Parti de Gauche. Het is een riis mensen met een lange gemeenschappelijke geschiedenis. Sommigen werden parlementslid, waaronder enkelen die vroeger actief waren in de Ligue Communiste Révolutionaire of in de NPA en vervolgens bij de groep Ensemble! aansloten.
De identificatie met de chef veroorzaakt, zoals in een fanclub, zeer sektarische gedragingen, – een meute die elke kritiek op het internet weg brult tot en met pogingen om websites lam te leggen. Dit alles is een onderdeel van een algemene en zeer negatieve ontwikkeling in de radicaal links, gekenmerkt door een zeer laag discussiepeil, maar waar zwartmakerij frequent voorkomt. Meningsverschillen zijn “illegitiem” in FI.
Een onopgeloste crisis
Waar wil Mélenchon naartoe? Het is uiteraard zo dat de partijen gediscrediteerd zijn, en dat noch Macron noch Mélenchon daar verantwoordelijk voor zijn. De PS heeft zichzelf onder het voorzitterschap van Hollande ondergraven. De PCF en uiterst links moeten evenmin zondebokken zoeken voor hun neergang. Voor de rechterzijde geldt hetzelfde. Wat zal er uit France insoumise groeien? Wat wil men opnieuw opbouwen?
De resultaten van de presidentsverkiezingen zijn onrustwekkend. Emmanuel Macron is over de hele lijn rechts, ook al situeert hij zich inzake cultuur-maatschappelijke kwesties in de moderne rechterzijde. Zowel ter rechter- als ter linkerzijde wordt het institutioneel toneel bezet door formaties ”in opbouw”.
Vijfenzeventig procent van de parlementsleden werden ingeruild, wat nog nooit is gebeurd. Een tamelijk onstabiele periode is aangebroken. Maar essentieel hebben we noch met een opstand in de urnen, noch met een rechts plebisciet te maken. Ook al hebben we te maken met spectaculaire nieuwe formaties, toch is de afkeer van de politiek de dominerende factor gebleven.
Macron weet dat hij niet door een volksbesluit president geworden is. Hij weet ook hoe zwak zijn tegenstanders op dit ogenblik zijn. Hij kan en zal daarnaar handelen, en de gevolgen zullen kwaadaardig zijn. Wij staan in het defensief.
Er is dringend nood aan een bundeling van alle krachten om een begin te maken met de opbouw van een sterke sociale en democratisch verzetsfront, anders staat de nederlaag vast. Er is een brede eenheid in de actie nodig, maar ook een vernieuwing in de manier waarop we aan politiek doen – zowel in de radicale linkerzijde als in de sociale bewegingen.