Een grondinvasie lijkt aanstaande, maar wat is het politieke eindspel?
Nadat meer dan 1 miljoen inwoners van de noordelijke helft van de Gazastrook slechts 24 uur de tijd kregen om naar het zuiden te vluchten, werd dit enkele dagen geleden aangekondigd als een op handen zijnde aanval, maar op het moment van schrijven (n.v.d.r.: 23 oktober 2023) moet de landaanval van het Israëlische leger op Gaza nog beginnen. Ondanks pogingen om een tegenovergestelde indruk te wekken, weerspiegelt deze vertraging het feit dat de politieke- en de militaire leiding van Israël geen kant en klaar plan hadden voor de invasie van Gaza op de schaal die ze zich hebben voorgenomen sinds de aanval door Hamas op 7 oktober.
De Israëlische strijdkrachten konden nauwelijks anticiperen op een herbezetting van Gaza, dat ze 18 jaar geleden hebben verlaten. De opeenvolgende operaties tegen de strook in 2006, 2008-2009, 2012, 2014 en 2021 ‒ om alleen de grootste te noemen ‒ waren allemaal beperkt en bestonden voornamelijk uit bombardementen, samen met beperkte grondaanvallen in 2009 en 2014. Maar de buitengewone schaal en het traumatiserende effect van 7 oktober maakten het onmogelijk voor de Israëlische leiders om een lager doel te stellen dan de totale uitroeiing van Hamas in Gaza en de ‘pacificatie’ van de strook.
Dat is een formidabele uitdaging, want niet alleen brengt de invasie van zo’n dichtbevolkt gebied een stadsoorlog met zich mee van een soort die heel riskant is voor de aanvaller, maar het stelt vooral het probleem van wat te doen met het veroverde gebied de dag erna. Het probleem is natuurlijk niet alleen militair, maar ook, en zelfs in de eerste plaats, politiek. De nauwe onderlinge afhankelijkheid van politieke en militaire overwegingen is vooral duidelijk in de huidige situatie. De omvang van het geweld dat onvermijdelijk is bij het nastreven van Israëls verklaarde doelen zal onvermijdelijk politieke gevolgen hebben, die van invloed zullen zijn op het verloop van de oorlog zelf.
De meest voor de hand liggende factor in de vergelijking is dat Israëls tolerantie voor verliezen onder zijn troepen zeer beperkt is, zoals dat het meest spectaculair geïllustreerd werd door de uitwisseling in 2011 van de Israëlische soldaat Gilad Shalit, die gevangen werd gehouden in Gaza, voor meer dan 1.000 Palestijnse gevangenen. Dat maakt het voor het Israëlische leger onmogelijk om grondaanvallen uit te voeren onder omstandigheden die veel soldatenlevens kosten, zoals de aanvallen die Russische troepen (reguliere troepen en/of troepen die deel uitmaken van de paramilitaire Wagner-groep) sinds 2022 uitvoeren in Oekraïne ‒ om nog maar te zwijgen van extreme gevallen zoals de ‘menselijke golven’ van Iran tijdens de oorlog met Irak in 1980-1988.
De superioriteit van het Israëlische leger is dus maximaal op terreinen zoals de Egyptische Sinaïwoestijn of de Syrische Golanhoogten, waar gebouwen schaars zijn en vuurkracht van een afstand beslissend is. Omgekeerd: toen Ariel Sharon, de toenmalige Israëlische minister van Defensie, zijn troepen het bevel gaf om begin augustus 1982 het belegerde Beiroet binnen te trekken, moesten ze de poging de volgende dag opgeven. Pas na de onderhandelde evacuatie van Palestijnse strijders uit Beiroet slaagden de Israëlische troepen erin om de stad half september te bestormen. Tegen het einde van dezelfde maand trokken ze zich terug nadat een ontluikende Libanese stedelijke verzetsbeweging hen begon aan te vallen.
Een uitvloeisel hiervan is dat de enige manier waarop het Israëlische leger een deel van zo’n dicht en uitgestrekt stedelijk landschap als de Gazastrook kan binnenvallen met minimale Israëlische verliezen, is door de gebieden die het wil bezetten plat te bombarderen voordat het grondoffensief wordt ingezet. Dat is inderdaad wat begon in de onmiddellijke nasleep van 7 oktober, met een niveau van schade dat, zowel in omvang als intensiteit, veel verder gaat dan eerdere Israëlische bombardementen, van Libanon in 2006 tot de opeenvolgende oorlogen in Gaza. Het platgooien van grote delen van stedelijk gebied was voor het Israëlische leger in geen van de voorgaande oorlogen mogelijk ‒ natuurlijk niet door een gebrek aan vernietigende kracht, maar door het ontbreken van de noodzakelijke politieke voorwaarden.
Dat was het duidelijkst in 1982, toen de Israëlische belegering van Beiroet een grote internationale verontwaardiging en een politieke crisis uitlokte in Israël zelf, waar de oppositie tegen de Likud-regering van Menachem Begin en Ariel Sharon massaal protesteerde. In de vorige oorlogen tegen Gaza waren de Israëlische strijdkrachten sowieso niet van plan om een deel van Gaza opnieuw te bezetten. Deze keer is die intentie duidelijk zichtbaar en de schokgolven van het ongekende doden van grote aantallen Israëlische burgers en soldaten zijn van een dusdanige omvang dat zowel het Israëlische publiek als Israëls traditionele internationale geldschieters expliciet of impliciet de herbezetting van Gaza in zijn geheel goedkeuren. Wat kan de uitroeiing van Hamas en de analogie met de Islamitische Staat betekenen, behalve het uitvoeren van een zoek- en veegoperatie in de hele strook?
Zoals de Financial Times onlangs meldde, gebaseerd op interviews met militaire experts:
“Het Israëlische leger zal zijn zogenaamde ‘overwinningsdoctrine’ inzetten, die vereist dat de luchtmacht een groot aantal vooraf gescreende doelwitten in snelle volgorde vernietigt. Die doctrine wordt al toegepast, met straaljagers die grote delen van Gaza intensief bombarderen en alleen pauzeren om bij te tanken, vaak in de lucht. De campagne is bedoeld om het hergroeperingsvermogen van Hamas te overtreffen en, volgens een persoon die bekend is met de discussies die hebben geleid tot de doctrine uit 2020, om ‘maximale doelen te bereiken voordat de internationale gemeenschap politieke druk uitoefent om te vertragen’.”
Dat is het militaire scenario dat zich aftekent. Nu komt de politieke dimensie. Als het militaire doel inderdaad is om Gaza opnieuw te bezetten om Hamas uit te roeien, dan zijn de volgende vragen natuurlijk: voor hoe lang en om Hamas te vervangen door wat? Er is veel meer ruimte voor onenigheid over deze twee vragen over de politieke strategie dan over de militaire strategie, waarvan de parameters veel beperkter zijn omdat ze afhangen van objectieve overwegingen en de aard van de militaire middelen die ter beschikking staan. De twee tegengestelde polen van de politieke divergentie vertalen zich in twee scenario’s die we het Groot-Israël scenario en het Oslo-scenario zouden kunnen noemen.
Het Groot-Israël scenario is het scenario dat Benjamin Netanyahu en zijn aanhangers van extreemrechts in Israël het meest aanspreekt. De Likudpartij is erfgenaam van het zionistische extreemrechts, bekend als het revisionistische zionisme, waarvan de gewapende uitlopers het bloedbad van Deir Yassin aanrichtten, de meest beruchte massamoord op Palestijnen in 1948, midden in wat de Arabieren de Nakba (catastrofe) noemen. Op de 78 procent van het grondgebied van Brits Mandaat-Palestina dat de zionistische strijdkrachten wisten te veroveren tijdens de oorlog van dat jaar (de zionisten hadden 55 procent gekregen door het verdelingsplan dat was goedgekeurd door een ontluikende Organisatie van de Verenigde Naties, die toen werd gedomineerd door landen uit het Noorden van de wereld), werd 80 procent van de Palestijnse bevolking ontworteld.
Ze waren de oorlog ontvlucht, bang gemaakt door gruweldaden zoals in Deir Yassin, en mochten nooit meer terugkeren naar hun huizen en land. En toch heeft extreemrechts het zionisme, dat toen werd geleid door David Ben-Gurion, nooit vergeven dat het had ingestemd met het stoppen van de oorlog voordat het 100 procent van het Britse Mandaat Palestina tussen de Middellandse Zee en de rivier de Jordaan had veroverd.
Tijdens zijn recente toespraak op de Algemene Vergadering van de VN in New York, slechts twee weken vóór 7 oktober, zwaaide Netanyahu met een kaart van het Midden-Oosten die een Groot-Israël liet zien, inclusief Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Nog relevanter voor de nieuwe Gaza-oorlog is het feit ‒ nauwelijks vermeld in de wereldwijde media ‒ dat Netanyahu in 2005 ontslag nam uit het Israëlische kabinet onder leiding van Sharon uit protest tegen diens beslissing om zich terug te trekken uit Gaza. (Sharon had Netanyahu opgevolgd als leider van Likud in 1999, na de verkiezingsnederlaag van de Likudpartij tegen de Arbeidspartij die toen werd geleid door Ehud Barak. Sharon slaagde er vervolgens in om de volgende verkiezingen, in 2003, te winnen en bood Netanyahu het ministerie van Financiën aan).
Sharon was veel meer een militair dan een politicus en had aandacht voor het pleidooi van het leger voor terugtrekking van troepen uit de weerbarstige Gazastrook, met een voorkeur voor controle van buitenaf over de strook. Hij zag geen perspectief voor een annexatie van Gaza, zoals die op de Westelijke Jordaanoever heeft plaatsgevonden sinds de bezetting in 1967. Hij oordeelde daarom dat het verstandiger zou zijn om de Palestijnse Autoriteit, opgericht door de Oslo Akkoorden van 1993, voor Gaza te laten zorgen, terwijl hij zich concentreerde op de Westelijke Jordaanoever ‒ een veel gewaardeerder zionistisch doel waarover consensus bestond.
Oslo eiste dat de Israëlische troepen zich alleen zouden terugtrekken uit de gebieden op de Westelijke Jordaanoever die dichtbevolkt waren door Palestijnen, terwijl Israël de controle over het grootste deel van het gebied zou behouden. Om zijn minachting voor de Palestijnse Autoriteit te tonen, koos Sharon in 2005 voor een eenzijdige ’terugtrekking’ uit Gaza ‒ zonder dat met de Palestijnse Autoriteit voor te bereiden. Twee jaar later greep Hamas de macht in de strook.
Netanyahu protesteerde tegen Sharons terugtrekking. Hij leidde de oppositie tegen Sharon binnen Likud en verzamelde genoeg kracht om hem ertoe aan te zetten de partij te verlaten en een nieuwe partij op te richten in datzelfde jaar 2005. Sindsdien heeft Netanyahu Likud geleid. Hij manoeuvreerde zich in 2009 naar het premierschap door in te spelen op de versplintering van de Israëlische politiek ‒ een kunst waarin hij als uitmuntend opportunist uitblinkt ‒ en bleef in functie tot juni 2021.
Tegen het einde van 2022 stond hij weer aan het roer, aan het hoofd van de meest extreemrechtse regering in de geschiedenis van Israël ‒ een land waar verschillende opeenvolgende regeringen sinds de eerste overwinning van Likud in 1977 zijn bestempeld als de ‘meest rechtse in de geschiedenis’ in een eindeloze drift naar rechts. Netanyahu knikte in 2020 alleen maar naar het ‘vredesplan’ van Donald Trump (en Jared Kushner) omdat hij heel goed wist dat de Palestijnen het niet konden accepteren. Hij zag deze onvermijdelijke afwijzing waarschijnlijk als een goed voorwendsel voor een eenzijdige annexatie van het grootste deel van de Westelijke Jordaanoever op een later tijdstip.
Het vooruitzicht van een herovering van Gaza vereiste een grote omwenteling die niet in het verschiet lag. Niemand kon verwachten dat die plotseling zou ontstaan door de operatie ‘Al-Aqsa Vloed’ van Hamas. Het was inderdaad het Israëlische equivalent van 11 september. 7 oktober was in feite 20 keer dodelijker dan 11 september in verhouding tot de bevolking van beide landen, zoals Netanyahu aangaf aan Joe Biden tijdens het bezoek van laatstgenoemde aan Israël op 18 oktober. Net zoals 11 september de politieke voorwaarden creëerde die de regering Bush in staat stelden om haar lievelingsproject: een invasie in Irak te realiseren, creëerde 7 oktober in Israël de politieke voorwaarden voor de herovering van Gaza, iets dat Netanyahu al lang wilde maar dat tot dan toe te wild en te buitenissig was om openlijk besproken te worden. Of dat doel haalbaar is, valt natuurlijk nog te bezien, maar het is waar zionistisch hard rechts naar streeft.
De herhaalde oproepen van de politieke en militaire autoriteiten van Israël aan de inwoners van Gaza om zuidwaarts te vluchten naar de grens met Egypte en hun gretigheid om Caïro te overtuigen om de deur naar het Sinaï Schiereiland te openen en het grootste deel van de bevolking van Gaza (2,3 miljoen mensen) op te nemen, worden door de Egyptenaren dus terecht opgevat als een uitnodiging om de Gazanen zich voor onbepaalde tijd in de Sinaï te laten vestigen ‒ net zoals de Palestijnen die in 1948 en 1967 van hun land werden verdreven tot permanente vluchtelingen in de Arabische buurlanden werden gemaakt. Op 18 oktober torpedeerde de Egyptische president Abdel Fattah el-Sisi dit idee, door Israël sluw te adviseren om de Gazanen onderdak te bieden in de Negev woestijn, binnen haar eigen grondgebied van 1948, als het hen echt slechts om tijdelijk onderdak ging.
Groot-Israël is echter geen unaniem streven van de Israëlische leiders ‒ zelfs niet na 7 oktober. Het heeft enige steun in de Verenigde Staten, van uiterst rechts in de Republikeinse Partij en onder christelijke zionisten. Maar het wordt zeker niet gesteund door het grootste deel van het Amerikaanse establishment voor buitenlands beleid, de Democraten in het bijzonder. De regering Biden ‒ waarvan bekend is dat ze weinig sympathie heeft voor Netanyahu, die in 2012 openlijk Mitt Romney steunde voor het presidentschap tegen Barack Obama (en Biden, zijn vicepresident) ‒ houdt vast aan het vooruitzicht, gecreëerd door de Oslo-akkoorden, van een Palestijnse rompstaat, als alibi om de Palestijnse zaak op een zijspoor te zetten en de weg vrij te maken voor de ontwikkeling van banden en samenwerking tussen Israël en de Arabische staten.
Daarom vertelde Biden CBS op 15 oktober dat ‘het een grote vergissing zou zijn’ als Israël Gaza zou bezetten. De Amerikaanse president bedoelde niet dat de invasie van de hele strook om Hamas uit te roeien een vergissing zou zijn. Integendeel, hij verklaarde duidelijk dat ‘naar binnen gaan en alleen de extremisten eruit halen … een noodzakelijke vereiste is.’ Toen hem werd gevraagd: ‘Gelooft u dat Hamas volledig moet worden geëlimineerd?’ antwoordde Biden:
“Ja, dat vind ik. Maar er moet een Palestijnse Autoriteit komen. Er moet een pad zijn naar een Palestijnse staat. Dat pad, ‘de tweestatenoplossing’ genoemd, is al tientallen jaren Amerikaans beleid. Het zou een onafhankelijke natie creëren naast Israël voor 5 miljoen Palestijnen die in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever wonen.”
Het doel van Biden’s lange bezoek aan Israël was niet alleen om zijn politieke profiel voor de presidentsverkiezingen van 2024 te versterken, door ervoor te zorgen dat Trump, rechtse Republikeinen en evangelische Christelijke Zionisten hem niet kunnen overvleugelen in hun militaire steun voor Israël. (Merk op dat Biden hiermee ingaat tegen de opvattingen van een meerderheid van de Amerikaanse burgers en vooral de meerderheid van de Democraten, die voorstander zijn van een meer evenwichtige benadering van het Israëlisch-Palestijnse conflict).
Het doel van Biden was ook niet alleen om een symbolisch humanitair gebaar te maken om te doen alsof zijn regering er alles aan doet om de zich ontwikkelende ramp te verlichten. Zijn doel was ook, en misschien wel in de eerste plaats, om de Israëlische politiek ‒ met of zonder Netanyahu ‒ te overtuigen van de noodzaak om vast te houden aan het Oslo-perspectief. Hij wilde dat streven kracht bijzetten door ontmoetingen met Mahmoud Abbas, het hoofd van de Palestijnse Autoriteit, en met de koning van Jordanië. Maar de vernietiging van het Al-Ahli Arabisch Ziekenhuis aan de vooravond van zijn bezoek dwarsboomde zijn plan.
De duidelijkste aanwijzing tot nu toe dat een deel van het Israëlische militair-politieke establishment het eens is met de regering Biden is afkomstig van Ehud Barak, voormalig chef van de generale staf van de Israëlische strijdkrachten en voormalig premier. Hij verfijnde het Oslo-scenario in een interview met The Economist:
“De heer Barak gelooft dat de optimale uitkomst, zodra de militaire capaciteiten van Hamas voldoende zijn aangetast, de heroprichting van de Palestijnse Autoriteit in Gaza is. … Hij waarschuwt echter dat Mahmoud Abbas, de Palestijnse president, ‘niet kan worden gezien als iemand die terugkeert op Israëlische bajonetten’. Daarom moet er een interim-periode komen waarin ‘Israël zal toegeven aan de internationale druk en Gaza zal overdragen aan een Arabische vredesmacht, die leden zoals Egypte, Marokko en de Verenigde Arabische Emiraten zou kunnen omvatten. Ze zouden het gebied beveiligen totdat de Palestijnse Autoriteit de controle kan overnemen.'”
Het feit dat het Oslo-proces stagneerde kort nadat het met veel bombarie was gelanceerd in 1993 ‒ wat leidde tot het uitbreken van de Tweede Intifada in 2000, gevolgd door de tijdelijke herbezetting door Israël van die delen van de Westelijke Jordaanoever die het had ontruimd ten gunste van de Palestijnse Autoriteit ‒ lijkt Washington en zijn bondgenoten er niet van te weerhouden het te beschouwen als de enige haalbare oplossing. Ze geloven waarschijnlijk dat een soort van territoriale ruil zoals voorzien in het Trump-Kushner ‘vredesplan’ uiteindelijk de cirkel zou kunnen rondmaken van het verzoenen van de annexatie van de gebieden op de Westelijke Jordaanoever waar de nederzettingen zich hebben verspreid met het toekennen van een gefragmenteerde ‘onafhankelijke staat’ aan de Palestijnen op 22 procent van hun voorouderlijk land ten westen van de Jordaan.
Uiteindelijk zijn de twee scenario’s ‒ Groot-Israël en Oslo ‒ gebaseerd op het vermogen van Israël om Hamas in voldoende mate te vernietigen om te voorkomen dat Hamas de controle over Gaza krijgt. Dat betekent de verovering van het grootste deel van de strook, zo niet de hele strook, door de Israëlische strijdkrachten ‒ een doel dat ze alleen kunnen bereiken door het grootste deel van Gaza te vernietigen, wat een enorme menselijke tol zou eisen.
De Washington Post citeerde onlangs Bruce Hoffman, een antiterrorisme expert en professor aan de Georgetown University, die wees op de uitroeiing van de Tamil Tijgers in het noordelijke deel van Sri Lanka als het enige type succes dat haalbaar is in dergelijke inspanningen. De Tijgers werden in 2009 uitgeroeid na een militair offensief van de Sri Lankaanse strijdkrachten waarbij volgens schattingen van de VN tot 40.000 burgers werden gedood. ‘God verhoede dat een dergelijk bloedbad zich nu voltrekt,’ zei Hoffman tegen The Post. ‘Maar als je vastbesloten bent om een terroristische organisatie te vernietigen, dan kan dat. Dat gaat gepaard met meedogenloosheid.’
Behalve dat de aandacht van de wereld onvergelijkbaar meer gericht is op wat er in het Midden-Oosten gebeurt dan op wat er in Sri Lanka gebeurde. De vraag is dus wat het Israëlische leger kan bereiken voordat een combinatie van verlies aan personeel en internationale druk het leger dwingt om te stoppen, om nog maar te zwijgen van de mogelijkheid van een regionale vuurzee waarbij de Libanese Hezbollah betrokken is, met steun van Iran. Het is dus allerminst zeker dat een van de twee scenario’s werkelijkheid zal worden. Het Israëlische leger heeft voorzichtig een minimaal plan opgesteld dat bestaat uit het creëren van een nieuwe uitgebreide bufferzone binnen Gaza langs alle grenzen, waardoor de toestand van de strook als ‘openluchtgevangenis’ nog verder verslechtert.
Het enige dat zeker is, is dat de nieuwe aanval van Israël op Gaza nu al dodelijker en destructiever is dan alle voorgaande episodes in de tragische 75-jarige geschiedenis van het Israëlisch-Palestijnse conflict. Het is ook zeker dat dit exponentieel erger zal worden, wat alleen maar zal bijdragen aan de destabilisatie van wat nu al de meest onstabiele regio ter wereld is en die een belangrijke rol speelt bij de destabilisatie van het mondiale Noorden zelf ‒ met golven vluchtelingen en het overslaan van geweld. Opnieuw zullen de kortzichtigheid en de dubbele moraal van de Verenigde Staten en hun Europese bondgenoten in hun gezicht terugslaan ‒ deze keer met nog tragischere gevolgen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op AntiCapitalist Resistance. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.