De intrekking van de drie door de regering-Modi ingevoerde landbouwwetten is een noodzakelijke, maar bij lange na niet voldoende voorwaarde om de Indiase landbouw en het leven van de mensen die ermee verbonden zijn, ingrijpend te verbeteren. Maar zelfs als er een compromis wordt gesloten in plaats van de wet in te trekken, zal dat de populariteit van het Modi-regime aanzienlijk aantasten. Achin Vanaik legt uit waarom.

De huidige strijd van de boeren in India is de belangrijkste massamobilisatie in decennia en vormt de grootste uitdaging voor de regering-Modi sinds ze aan de macht kwam. De oorzaak: de drie landbouwhervormingswetten die tijdens de lockdown door het parlement zijn gejaagd en die volgens de BJP noodzakelijk zijn om een archaïsch en verouderd systeem te moderniseren.

De boeren zien de ontmanteling van de bestaande regelgeving, prijscontroles en openbare aanbestedingen echter terecht als een bedreiging voor hun middelen van bestaan.

Ze vrezen dat het openstellen van de sector voor grote landbouwbedrijven en financiële belangen zal leiden tot een verdere polarisatie van landeigendom met een grootschalige verplaatsing van boeren en arbeiders naar de informele sector (meer dan 90% van de totale beroepsbevolking) die nu al niet in staat is voldoende en passend beloond werk te bieden.

Sinds eind november 2020 hebben honderdduizenden boeren, voornamelijk uit Punjab, Haryana en het westen van Uttar Pradesh, hun kamp opgeslagen in de buitenwijken van Delhi, waardoor de hoofdwegen naar de hoofdstad worden geblokkeerd. Ze hebben aanbiedingen om de nieuwe wetten op te schorten afgewezen, maar zijn standvastig gebleven in hun eis om ze in te trekken.

Op de Dag van de Republiek 2021 trokken zo’n 500.000 mensen in demonstratie langs eerder afgesproken routes, als symbolische uitdrukking dat de dag evenzeer van hen is als van ieder ander. Enkele duizenden wisten echter verrassend genoeg een andere route te nemen en kwamen terecht bij het Rode Fort in het centrum van de stad, waar een religieuze Sikh-vlag werd gehesen en enkele botsingen plaatsvonden tussen demonstranten en politie.

Premier Narendra Modi doorbrak zijn stilzwijgen om de incidenten in en rond het Rode Fort als een belediging voor het land te bestempelen en erop aan te dringen dat de hervormingen onverminderd zouden doorgaan. Honderden mensen werden gearresteerd, journalisten die verslag deden van de gebeurtenissen werden aangeklaagd en de autoriteiten gingen vervolgens over tot het blokkeren van de kampementen van de boeren met vlijmscherp prikkeldraad, stalen spijlen  in de grond en de bouw van betonnen muren.

Maar toen de regering van de deelstaat Uttar Pradesh dreigde de boeren tegen middernacht van 28 februari te zullen uitzetten, stroomden, na een oproep van de leiders, nog eens duizenden boeren naar de bezette plaatsen, eerst in Uttar Pradesh en daarna in Punjab en Haryana.

Op een kritiek moment, net toen de regering van plan was een krachtig offensief in te zetten, kreeg de strijd van de boeren een sterke tweede opleving en de bezettingen en het verzet gaan tot op de dag van vandaag door.

De textielstaking en de nasleep ervan

Hoe kunnen we de kansen op succes van de boerenbeweging inschatten? Eén manier is een vergelijking te maken met de laatste acties met een vergelijkbare omvang: de textielarbeidersstaking van Bombay in 1982-83. Toen staakten 224.000 fabrieksarbeiders en legden de industrie plat met eisen voor hogere lonen, betere arbeidsomstandigheden en een einde aan de restrictieve arbeidswetten die hun het recht ontnamen om een andere, strijdbaardere vakbond te kiezen onder leiding van Datta Samant in plaats van de enige officieel erkende vakbond de Rashtriya Mill Mazdoor Sangh [Nationale Fabrieksarbeidersvakbond],  onder leiding van de Congrespartij, die weinig tot niets voor hen had gedaan.

Meer dan 58 miljoen mensdagen gingen toen verloren, twee maal zoveel als  de 29 miljoen mensdagen die verloren gingen tijdens de grote Britse mijnwerkersstaking van 1984-85. Ondanks hun grote aantallen waren de objectieve omstandigheden niet in het voordeel van de arbeiders.

Veel fabriekseigenaren wilden hun productie verplaatsen naar elektrische weefgetouwen buiten de stad en verwachtten een aanzienlijke compensatie door de verkoop van grond, terwijl de regering van Maharashtra de stad wilde de-industrialiseren om er een commercieel-financieel centrum van te maken.

Een andere reden voor de onverzettelijke houding van de staat was het besef dat iedere concessie aan de vakbond van Samant de activisten in andere industrieën tot actie zou aanzetten.

Voor de nationale regering paste het breken van de staking ook in grotere economische plannen. India’s neoliberale ontwikkeling naar een meer open wereldeconomie, met meer privatisering van de publieke sector en een groeiende dienstensector, begon niet met de economische crisis van 1991, maar in deze periode in de jaren tachtig.

De strijd was toen heroïsch maar geïsoleerd, ondanks enige publieke sympathie van gewone burgers van Bombay. Het ontbrak aan krachtige steun van andere sectoren van de arbeidersklasse of aan klasse-overschrijdende steun en de strijd werd in feite aan zijn lot overgelaten door de grote vakbondsfederaties, die vreesden voor het verlies van leden aan Samant, mocht hij winnen.

Hoe sterk de staking ook was, het was in wezen eerder een defensieve reactie op verschrikkelijke omstandigheden dan een uiting van een groeiend klassenbewustzijn dat de krachtsverhoudingen tussen kapitaal en arbeid zou kunnen veranderen.

Spoorwegstaking

Die verschuiving zou hebben plaatsgevonden als de spoorwegstaking van 1974 succesvol was geweest. Die kwam op het hoogtepunt van een bredere, meer algemene golf van oplevende arbeidersstrijd. Het was tot dan toe de grootste staking in de openbare sector ooit, waarbij 1,7 miljoen mensen betrokken waren: 70% van het totaal aantal werknemers bij de spoorwegen. De staking werd na 20 dagen (7-28 mei) afgeblazen, toen duizenden stakers werden gearresteerd, nog veel meer werden geschorst en gewapend personeel werd opgeroepen om de treinen te laten rijden.

De spoorwegstaking vond plaats toen een massabeweging op gang was gebracht door JP Narayan, die had verklaard dat de jeugd de katalysator is voor een ‘Totale Revolutie’ tegen corruptie, klasse, kaste, en communale tegenstellingen. Deze agitatie verspreidde zich over het stedelijke Noord-India. Het was de eerste anti-Congrespartij massabeweging sinds de Onafhankelijkheid, die de meeste oppositiepartijen bijeenbracht.

Deze agitatie, samen met de spoorwegstaking, waren belangrijke aanleidingen tot Indira Gandhi’s afkondiging van de noodtoestand in juni 1975. Het einde van de noodtoestand en de nederlaag van de Congrespartij bij de verkiezingen in 1977 leidden niet tot een opleving van de strijd van de arbeidersklasse, hoewel er verschillende soorten sociale bewegingen ontstonden.

Vrouwenbeweging en andere bewegingen

Een van die bewegingen was de opkomst van een autonome vrouwenbeweging die op gang kwam na de groepsverkrachting van een inheems meisje in Mathura, wat uiteindelijk leidde tot de oprichting van het Forum tegen Verkrachting in 1979, dat al snel werd omgedoopt tot het Forum tegen de Onderdrukking van Vrouwen en vervolgens tot de oprichting in 1980 van een pan-Indiaas Netwerk van Autonome Vrouwenorganisaties.

In dezelfde periode ontstonden maatschappelijke groeperingen zoals Nivara Haq Sangarsh Samiti (publiekelijk gesteund door Bollywoodster Shabana Azmi) en andere organisaties om bewoners van sloppenwijken en daklozen te mobiliseren in hun strijd tegen uitzettingen en sloop en voor de rechten van daklozen in Maharashtra. Tegelijkertijd schoten studentenbewegingen uit de grond in grote centrale universiteiten in Bombay [nu Mumbai], Hyderabad, Delhi, West-Bengalen en elders.

In verschillende provincies ontstonden ook groepen voor burgerlijke vrijheden die opkwamen voor mensenrechten, of die nu door de staat of door anderen werden geschonden. Deze groepen trachtten een nationaal netwerk op te zetten in een nieuwe situatie waarin rechtbanken nu op alle niveaus trachtten hun lijdzame gedrag tijdens de noodtoestand te compenseren door allerlei soorten processen in het belang van de publieke opinie in behandeling te nemen.

De strijd van de boeren

Wat de huidige strijd van de boeren betreft, is hun aantal op verschillende tijdstippen opgelopen tot 500.000 of meer, aangezien er om de paar dagen een grootschalige heen-en-weer verplaatsing is tussen de bezettingszones en de dorpen. De periode van aanhoudende blokkades aan de grenzen duurt nu al meer dan vier maanden en gaat nog steeds door. In vergelijking met de textielstaking zijn er enkele belangrijke verschillen.

De agitatie van de boeren is rechtstreeks gericht tegen de centrale regering die de deelstaatregeringen overheerst en indirect tegen de agro-ondernemingen. Met de centrale regering als frontale tegenstander heeft het verzet een veel grotere nationale impact en heeft het een bredere solidariteit uit het hele land verworven. Per slot van rekening is bijna 50% van de bevolking rechtstreeks betrokken bij de landbouw of bij de productie van goederen en diensten die grotendeels afhankelijk zijn van de inkomens van de landbouwers.

Sector-overstijgende solidariteit is veel groter door de banden met de strijdkrachten, de politie, de lagere overheidsbureaucratieën en de verschillende soorten laagbetaalde stedelijke werknemers, van zelfstandigen tot huishoudelijk personeel. In tegenstelling tot de textielstaking heeft deze staking de centrale regering enigszins in het defensief gedrongen.

Opvallend is ook de andere samenstelling van de boerenbeweging. De acties worden niet geleid door degenen die los staan van de productiemiddelen of die we tot de klassieke arbeidersklasse kunnen rekenen, zoals in 1982-83, maar door het boerenequivalent van wat soms de kleinburgerij wordt genoemd. Dat wil niet zeggen dat de strijd niet progressief is, want dat is hij zeker.

Vanaf de jaren ’70 en ’80, en zelfs in de jaren ’90, leidden rijke boeren boerenbewegingen en waren ze een belangrijke kracht achter bepaalde regionale politieke partijen. Maar met de groeiende agrarische crisis lijken zich drie ontwikkelingen te hebben voorgedaan.

Ten eerste is de macht van regionale partijen uitgehold. Ten tweede hebben het vermogen om mensen in actie te brengen en het leiderschap van deze rijkere lagen in belangrijke mate plaatsgemaakt voor dat van kleine en middelgrote boeren die zich hebben georganiseerd in vakbonden die vaak door linkse krachten worden geleid, met name in Punjab. Ten derde hebben de grotere migratie en de grotere arbeidsonzekerheid onder de arme en zwakkere delen van de land bezittende boerenstand de boeren scherp bewust gemaakt van de gevaren van verzelfstandiging en het verlies van openbare aanbestedingen en de minimumsteunprijs.

Vergeleken met de textielstaking zijn de kansen op succes zeker groter, maar allerminst zeker. Een groot verschil is dat een groot aantal textielarbeiders naar hun dorpen in hun thuisstaten moesten terugkeren om te overleven, waardoor een aanzienlijk kleiner deel financiële steun en solidariteit moest zoeken bij arbeiders in andere industriële en dienstensectoren in Bombay en Maharashtra door middel van demonstraties, flitsstakingen, enzovoort.

In de huidige strijd van de boeren zijn de lijnen van communicatie, materiële steun en numerieke versterking wanneer nodig, tussen de achterban op het platteland en de plaatsen van bezetting veel dichterbij en sterker.

Kan het verzet daarom in zijn eentje slagen? Zelfs succes betekent niet dat de Hindutva-hegemonie [hegemonie van het Hindoenationalisme] ernstig zal zijn ondermijnd, noch dat de algemene krachtsverhouding tussen kapitaal en arbeid er voldoende door zal zijn veranderd. Daarvoor zijn een veel langere en bredere collectieve strijd en de opkomst van een nationaal politiek alternatief nodig.

Zeker, als het lukt, zou het de neoliberale opmars van het bedrijfsleven in de Indiase landbouw voor lange tijd een halt toeroepen. Een nederlaag daarentegen zal de neoliberale opmars versnellen en de banden tussen de BJP en het kapitaal verder consolideren.

De landbouwwetten moeten natuurlijk worden bestreden en er is respect verschuldigd aan de linkse leiding van de vakbonden die de ruggengraat van de strijd vormen, maar die haar politieke en theoretische beperkingen heeft.

In tegenstelling tot industriële vakbonden van individuele arbeiders, zijn dit vakbonden van landbouweigenaren die streven naar inkomensverhoging binnen een kapitalistisch kader en die op zichzelf waarschijnlijk niet in de richting zullen gaan van eco-gevoelige en grootschalige coöperatieve eigendom. Dat is de enige echte manier om de landbouwcrisis te overwinnen, die zal blijven bestaan zelfs als deze wetten worden ingetrokken.

Met andere woorden, intrekking van deze wetten is een noodzakelijke, maar bij lange na niet voldoende voorwaarde voor een beslissende verbetering van de Indiase landbouw en het leven van degenen die met deze sector verbonden zijn.

Waar gaan we naartoe?

Deze strijd, die de eerste grote succesvolle zet was tegen de regering Modi, heeft ontegenzeggelijk andere vormen van aanhoudend verzet aangemoedigd. Studenten- en lerarenorganisaties buiten het Hindoenationalisme zijn eveneens woedend over de pogingen van de centrale regering om het openbare hoger onderwijssysteem ideologisch te homogeniseren door middel van personeels- en curriculumwijzigingen.

Progressieve maatschappelijke groeperingen en NGO’s maken zich zorgen over de cumulatieve aanval op democratische rechten om zelfs de mildste vormen van publieke dissidentie aan banden te leggen, terwijl draconische wetten worden gebruikt om liberale en linkse activisten bang te maken, lastig te vallen, te arresteren en te bestraffen.

Veel regionale partijen die geen lid zijn van de BJP weten dat ze te maken hebben met een strijdmacht die erop uit is hen politiek-electoraal uit te schakelen of te ondermijnen. Er zijn dan ook aanzienlijke delen van de bevolking die de boeren succes wensen en aanmoedigen in hun steven  en hoop.

Maar de kracht van de huidige beweging komt voort uit het feit dat ze onafhankelijk is  van de oppositiepartijen (en zo gezien wordt). Wat de vele representatieve landbouwvakbonden in de strijd verenigt, is hun gemeenschappelijke en specifieke focus op het aanpakken van de economisch benarde situatie van boeren en landarbeiders.

Het stokje voor de uitvoering van een breder platform voor de strijd voor de verdediging en het nastreven van democratische rechten en behoeften van alle geledingen van de samenleving moet worden overgedragen aan de oppositiepartijen. Deze partijen zijn er tot nu toe niet in geslaagd deze verantwoordelijkheid op zich te nemen. Eerlijk gezegd valt te betwijfelen of ze daartoe moreel-politiek in staat of zelfs geneigd zijn.

Een bredere eenheid met de boeren – een eenheid die in potentie krachtig genoeg is om de regering Modi te dwingen volledig toe te geven – zou kunnen worden gevormd door de georganiseerde arbeidersklasse, die zelf heel boos is over de meest recente arbeidswetten. Die zijn erop gericht het in dienst nemen en ontslaan van werknemers te vergemakkelijken, vakbondsvorming en legale stakingen buitengewoon moeilijk te maken, de tijdelijke werkloosheid te bevorderen en nog veel meer te doen ten gunste van de werkgevers.

Dat delen van de boerenorganisaties nu niet alleen hebben opgeroepen tot een bredere pan-Indiase eenheid van boeren, maar ook tot Kisan-Mazdoor Ekta [Eenheid van boerenarbeid], is een vooruitgang. Maar hoe kan dit in de praktijk worden gebracht om de onverzettelijkheid van de centrale regering om de wetten nooit volledig in te trekken, ernstig te ondermijnen? Eerdere hoop dat op zijn minst de door de BJP geleide coalitieregering van Haryana zou vallen omdat de Jannayak Janta Party (JJP) zijn steun zou intrekken, is gelogenstraft. Als dit ondanks zo’n langdurig verzet tot nu toe niet is gebeurd, is er weinig reden om te denken dat het binnenkort wel zal gebeuren, zelfs als de bezettingen voortduren.

Een serieuze algemene nederlaag voor de BJP in de vijf verkiezingen die nu of binnenkort beginnen, zou het moreel van de boeren en meer in het algemeen dat van andere tegenstanders van de regering Modi zeker opkrikken. Maar zo’n nederlaag is onwaarschijnlijk. Het uiteindelijke resultaat zal waarschijnlijk wisselend zijn, met op sommige plaatsen winst voor de BJP die de zwakkere prestaties elders misschien meer dan compenseert.

De sleutel is niet gewoon doorgaan met de bezetting of het houden van periodieke demonstraties en manifestaties of solidariteitsacties, maar massale stakingsacties! Die raken direct het gezag van de regering en doen hun grote zakelijke geldschieters het meeste pijn, namelijk in hun zakken.

De centrale vakbondsfederaties, met uitzondering natuurlijk van het door de BJP gecontroleerde BMS, hebben hun steun betuigd aan de strijd van de boeren en hebben solidariteitsacties gevoerd. Maar juist omdat deze federaties gecontroleerd worden door hun respectievelijke politieke partijbonzen, wordt de fundamentele eenheid van de arbeiders meestal meer verbrokkeld dan bevorderd.

Lessen voor anderen

De manier waarop de meer dan 40 boerenbonden en andere organisaties hebben samengewerkt, is een les voor de vakbondsfederaties. De nieuwe arbeidswetten zijn voor hen een doodvonnis, dus dat alleen al zou voldoende aansporing moeten zijn voor dergelijke actie. Rituele eendaagse stakingen in heel India zijn, hoewel nuttig, niet het antwoord. Wat nodig is, zijn grootschalige stakingen die om de paar dagen in verschillende industriële sectoren en staten plaatsvinden. Op die manier wordt de economische last voor de stakers verlicht, aangezien deze acties niet continu zijn, maar gespreid in de tijd en over verschillende delen, en op verschillende plaatsen en in verschillende regio’s plaatsvinden.

Er is nu een kans om met de boeren het soort eenheid in de strijd te smeden dat de krachtigste slag kan toebrengen aan het neoliberale project van Modi tot nu toe. We kunnen alleen maar hopen dat deze kans wordt gegrepen.

Zelfs als deze kans wordt gemist en het resultaat een compromis is, en geen volledige intrekking van de wetten, dan nog zal de politieke situatie er anders uitzien. De populariteit van het Modi-regime zal een blijvende deuk hebben opgelopen. Alleen al daarvoor verdient deze boerenstrijd onze diepe bewondering.

Achin Vanaik is auteur en sociaal activist, voormalig hoogleraar aan de Universiteit van Delhi, en Fellow in Delhi aan het Transnational Institute, Amsterdam. Zijn laatste boek is Nationalist Dangers, Secular Failings (Aakar Publishers). 

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op The Leaflet. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.