Nu, laten we positief zijn. Sinds de Earth Summit is de CO2-uitstoot alleen maar toegenomen, ondanks alle aangenomen COP’s, protocollen, overeenkomsten, ‘marktmechanismen’, enzovoort. Nu is ‘dankzij’ het coronavirus bewezen dat het mogelijk is om een echte radicale vermindering, in de orde van grootte van 7% op jaarbasis, in gang te zetten. Op één voorwaarde: minder produceren en minder vervoeren.
Het is duidelijk dat het coronavirus geen enkel onderscheidend vermogen heeft, geen enkel plan: het zorgt voor een blindelinge vermindering van de uitstoot, wat leidt tot een toename van sociale ongelijkheid en onzekerheid, vooral in de armste landen en ten nadele van de armste delen van bevolkingen. Op de lange termijn kan dit leiden tot tekorten aan basisbenodigdheden. Bijgevolg kunnen alleen reactionairen en/of cynici zich verheugen over de klimatologische impact van de epidemie.
Toch stimuleert deze zaak tot op zekere hoogte de verbeelding. Voorbeelden:
– Waarom kan de blinde vermindering van productie en transport niet worden vervangen door een overeengekomen en geplande vermindering, te beginnen met onnodige en schadelijke productie? – Waarom zouden werknemers die worden getroffen door het verdwijnen van nutteloze of schadelijke producten (bijvoorbeeld wapens) niet verzekerd kunnen zijn van behoud van inkomen en collectieve omscholing in sociaal en ecologisch nuttige en lonende banen
– Waarom zou de globalisering die gedicteerd wordt door winstmaximalisatie in de ‘waardeketens’ van multinationals niet plaats kunnen maken voor dékoloniale samenwerking op basis van sociale en klimaatrechtvaardigheid?
– Waarom kan de agro-industrie, die de biodiversiteit en de gezondheid vernietigt en de verspreiding van virussen bevordert, niet plaats maken voor een ecologische landbouw die zorgt voor de gezondheid van zowel de mens als het ecosysteem en tegelijkertijd betekenis geeft aan het werk?
Het is duidelijk dat deze alternatieven – en andere die in dezelfde richting gaan – alleen kunnen worden bereikt door radicale politieke veranderingen. Inderdaad, of het nu gaat om het coronavirus of de klimaatverandering, het antwoord van regeringen is in grote lijnen hetzelfde: ze ontkennen in feite de natuurwetten (de verspreiding van het virus in het ene geval, het effect van de ophoping van CO2 in het andere geval); lopen achter de feiten aan om het winstbejag niet te belemmeren en gebruiken vervolgens hun eigen onvolkomenheden als voorwendsel voor maatregelen van sociale afbraak die gepaard gaan met autoritair optreden.
Het is nu, dankzij dit verdomde coronavirus, heel duidelijk dat een radicale politieke verandering tweeledig moet zijn:
– Aan de ene kant zijn antikapitalistische maatregelen essentieel als we willen breken met de dictatuur die de wet van de winst boven de maatschappij plaatst. Ik zal hier niet in detail treden. Laat ons het volgende zeggen: in het licht van de coronavirus-epidemie is het belangrijkste probleem duidelijk de ondergeschiktheid van het gezondheidsbeleid aan kapitalistische belangen, evenals de totale vrijheid waarmee kapitalisten van de epidemie kunnen profiteren (bijvoorbeeld door te speculeren, of door voorraden van materialen en producten te monopoliseren).
De socialisatie van de farmaceutische industrie is een belangrijke as van een ander beleid. Ook de socialisatie van de energiesector is een belangrijke, onontkoombare as in het licht van de klimaatverandering. En in beide gevallen moeten deze socialisaties gepaard gaan met de socialisatie van de financiële wereld, die aan de touwtjes trekt.
– Aan de andere kant is er een component van radicale democratische maatregelen. Je kunt een epidemie niet bestrijden zonder de deelname van de bevolking en de meerderheid van de bevolking zal niet deelnemen aan een neoliberaal-autoritair beleid dat de ongelijkheid vergroot. Hetzelfde geldt nog sterker voor klimaatverandering: de enorme veranderingen in structuren en gedrag die nodig zijn om de ramp te beperken, kunnen niet worden bereikt zonder de deelname van de bevolking. Anderzijds kunnen ze – zelfs enthousiast – deelnemen aan een beleid van beperking dat zij beheersen en dat zij als absoluut noodzakelijk beschouwen, als (en alleen als) dit beleid hun levensomstandigheden en de betekenis van hun collectieve bestaan radicaal verbetert.
Dit tweede punt is van cruciaal belang, vooral als we het bekijken – zoals het hoort – in zijn Noord-Zuid-dimensie, dat wil zeggen in zijn dekoloniale dimensie en in zijn genderdimensie, dat wil zeggen vanuit het oogpunt van de vrouwen- en LHBTQ-emancipatie. Het groene discours is immers meestal opgebouwd rond de stelling dat de drastische veranderingen die nodig zijn een sterke kracht nodig hebben. Er is een zeer gevaarlijke potentiële objectieve samenloop met rechts en extreem rechts (een samenloop die we ook bij de ‘populistische’ linkerzijde zien).
Het tegendeel is echter waar. In werkelijkheid is het precies hetzelfde met de klimaatverandering als met de epidemie: de drastische veranderingen die nodig zijn kunnen alleen worden bereikt door radicale democratische vooruitgang (dus ook, uiteraard, antiracistische, antiseksistische, anti-homofobe, enz.). Een zo breed mogelijke democratie is essentieel om de uitdaging aan te gaan, de diepere oorzaken te begrijpen, de te nemen maatregelen te kunnen bespreken en collectief ten uitvoer te brengen.
Zo bezien zou het coronavirus uiteindelijk positieve ideologische, ecosocialistische, ecofeministische en dekoloniale gevolgen kunnen hebben. Het is helaas jammer dat dit moet worden betaald door de hoge tol van de epidemie.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op de Facebook-pagina van Daniel Tanuro. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.