Nog voordat De Oost uitkwam was er gedoe over hoe historisch waarheidsgetrouw de film zou zijn. Dat ging over details als de kleur van de uniformen en of de beruchte Nederlandse commandant Raymond Westerling een snor gedragen zou hebben. Dat soort kritiek slaat natuurlijk de plank mis aangezien het gaat om een genre-film, niet om een historische documentaire.
Dat het meer dan zeventig jaar duurde voordat een film als De Oost gemaakt werd, zegt wat over hoe in Nederland omgegaan wordt met historische gebeurtenissen die niet in het nationale zelfbeeld passen; verdringen, negeren, daar hebben we het niet meer over. Ter vergelijking; de laatste Amerikaanse soldaten hadden Vietnam nog maar zo’n drie jaar eerder verlaten voordat een kritische film als Coming Home verscheen.
Sowieso is De Oost duidelijk beïnvloed door het genre van de ‘Vietnam-film’. De in gekleurd kunstlicht gedrenkte scenes in het ‘oosterse’ nachtleven, de scene waarin de vriendengroep het in een bar aan de stok krijgt met soldaten van een andere afdeling, en zich uit de voeten moet maken voor de militaire politie – het voelt soms alsof het we al eerder gezien hebben. Dat de joviale gangmaker van de groep de eerste is die het loodje legt komt ook niet echt als een verrassing voor kenners van het genre.
En sowieso ligt de symboliek in de film er vaak wel dik bovenop. Tijdens een preek over de christelijke plichten van Nederland in ‘Indië’ smokkelen soldaten sekswerkers het legerkamp binnen. Nadat de hoofdpersoon, Johan, voor het eerst iemand gedood heeft, wordt hij door Westerling in de rivier gedoopt en verscheurt hij de foto van zijn vader, een vooraanstaande NSB-er. Een van de grootste ploerten in de film is een voormalige verzetsstrijder en natuurlijk wordt Johan ook door zijn surrogaatvader verraden.
Coming Home en De Oost draaien allebei om de blijvende schade die soldaten van een imperialistische mogendheid opgelopen hebben. In veel Amerikaanse films over ‘Vietnam’ blijven de tegenstanders van de Amerikanen vrijwel onzichtbaar – hetzelfde geldt voor de Indonesische revolutionairen in De Oost. Ook hier is er gekozen voor het perspectief van een witte soldaat, iemand die in beginsel van goede wil is, eerder naïef dan kwaadwillend.
Verontrustend is dat in De Oost het weinige dat we zien van de Indonesische strijdkrachten, het oordeel dat deze middels terreur grip hielden over de bevolking lijkt te bevestigen. En dat terwijl het juist de massale steun van de Indonesische bevolking voor deze strijdkrachten was die het Nederland onmogelijk maakte de oorlog te winnen.
Het verhaal van De Oost is in wezen simpel: Johan wil boete doen voor de zonden van zijn vader en heeft zich gemeld als vrijwilliger voor het Nederlandse leger in de kolonie. Johan denkt dat hij de lokale bevolking gaat beschermen tegen ‘terroristen’ maar het soldatenbestaan blijkt grotendeels uit nietsdoen te bestaan. Gefrustreerd sluit Johan zich aan bij Westerling die wel jacht gaat maken op ‘terroristen’. Dit blijkt te bestaan uit het zonder enige vorm van proces executeuren van mensen. Johan komt in opstand en moet letterlijk rennen voor zijn leven.
Uit historisch oogpunt vallen inderdaad wel vraagtekens te stellen bij delen van de film. Bijzonder irritant is de openingsscène, een Nederlandse vertaling van het door Hollywood gepopulariseerde verhaal over Vietnam-veteranen die bij terugkomst massaal uitgejouwd geworden zouden zijn door hippies. Niet dat er in Nederland geen protest zou zijn geweest tegen de oorlog. In een opiniepeiling in juli 1946 verklaarde meer dan 40 procent tegen het sturen van troepen te zijn. In november dat jaar verzamelde de Vereniging Nederland-Indonesië 230.000 handtekeningen onder een oproep tot een vreedzame oplossing.
De Nederlandse regering, bestaande uit christendemocraten en de PvdA, zette, gesteund door de rechtse partijen, een propagandacampagne op waarin de Indonesische Republiek werd afgeschilderd als zowel een hersenspinsel van de zogenaamde Japanse marionet Sukarno als een vehikel van communisten.
De PvdA’ers in de Vereniging Nederland-Indonesië werden door hun partijleiding gesommeerd de organisatie te verlaten. Een PvdA’er als Jacques de Kadt, in principe voorstander van Indonesische zelfbeschikking, maakt in zijn memoires duidelijk dat het isoleren van de CPN, de enige partij in het parlement die tegenstander was van de oorlog, prioriteit had.
Hoeveel doden de Nederlandse koloniale oorlog heeft gekost is onduidelijk. Inclusief overlijdens als gevolg van ziektes en ongelukken kwamen meer dan 6000 Nederlandse soldaten om. Het aantal Indonesische slachtoffers ligt vele malen hoger en wordt geschat op rond de 150.000.
Bij alle kritiek die er mogelijk is op De Oost verdienen de makers er lof voor dat er nu eindelijk eens geprobeerd is om in een film voor een groot publiek op een serieuze manier naar deze koloniale oorlog te kijken. De meest schokkende scenes van de film, waarin ‘de methode Westerling’ in beeld wordt gebracht, zijn in wezen waarheidsgetrouw.
De dramatische ontknoping van de film is natuurlijk wel geheel fictie. Jammer genoeg heeft Westerling nog een rustige oude dag gehad als antiekhandelaar in Amsterdam. Voor zijn daden in Indonesië tijdens de onafhankelijkheidsstrijd, en daarna nog een couppoging die tientallen levens kostte, heeft hij niet hoeven te boeten. In Nederland zijn oorlogsmisdadigers altijd de anderen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Grenzeloos.
Trackbacks/Pingbacks