Tegenover Israëls hernieuwde koloniale geweld ‒ de genocidale etnische zuivering van Gaza ‒ is de belangrijkste taak voor socialisten in imperialistische landen het opbouwen van een beweging die solidair is met de Palestijnse strijd.
Eerst en vooral betekent dat het opbouwen van een effectieve beweging om een onmiddellijk en permanent staakt-het-vuren af te dwingen. Als we winnen wat het grootste deel van links wereldwijd ziet als de ‘minimum’ eis kunnen we de beweging voor Boycot, Desinvestering en Sancties (BDS) nieuw leven inblazen en ons organiseren om een einde te maken aan de meer dan 5 miljard dollar die de Amerikaanse staat jaarlijks aan Israël geeft. Die strijd vereist het creëren van nieuwe ‘infrastructuren van mensen met verschillende meningen‘ ‒ democratische ruimten waar activisten, nieuw en oud, zichzelf politiek kunnen scholen, over strategie en tactieken kunnen debatteren en acties kunnen organiseren in solidariteit met de strijd van het Palestijnse volk voor nationale en sociale bevrijding.
Het opbouwen van een beweging in onvoorwaardelijke solidariteit met de Palestijnen zal revolutionaire socialisten in dialoog brengen met activisten, hier en wereldwijd, over wat er nodig is om een vrij Palestina te winnen. Bij links in Palestina, het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA) en wereldwijd zijn er verschillende strategische en tactische perspectieven voor die strijd. Aanhangers van het socialisme van onderop moeten zich mengen in deze discussies en een antwoord geven op de vraag: ‘Wat is er nodig om het zionistische kolonialisme te ontwortelen en Palestijnse bevrijding te bereiken?’ Ons antwoord moet zowel gebaseerd zijn op een realistische analyse van de regio als op onze algemene strategische visie op zelforganisatie en zelfemancipatie van de arbeidersklasse en het volk. Wat volgt is een poging om de belangrijkste elementen van zo’n analyse aan de orde te stellen.
We moeten eerlijk zijn tegenover onszelf en anderen dat de Palestijnen zich in een uniek moeilijke situatie bevinden voor een gekoloniseerd volk ‒ een situatie die verklaart waarom hun buitengewoon standvastige strijd voor bevrijding niet meer heeft opgeleverd sinds de eerste Nakba. De Israëlische staat regeert over het hele grondgebied van historisch Palestina. In dat gebied zijn er twee naties: de Israëlisch-Joodse onderdrukkingsnatie en de onderdrukte Palestijnse natie. De Israëlische staat gebruikt de collaborerende Palestijnse Autoriteit om de Westelijke Jordaanoever te controleren en vertrouwde tot voor kort op Hamas om Gaza te beheren. Leden van de Israëlisch-Joodse natie vormen iets meer dan de helft van de [huidige] bevolking van historisch Palestina.
Het zionisme heeft een onderscheidende, misschien wel unieke vorm van kolonisatie gecreëerd. Zionistische kolonisatie is fundamenteel anders dan franchise kolonialisme, zoals dat van Groot-Brittannië in India of de Fransen in Zuidoost-Azië. In die koloniën was de koloniserende bevolking klein en werd de overgrote meerderheid van de gekoloniseerde bevolking als boeren of loonarbeiders uitgebuit door de kolonisatoren. Als gevolg daarvan ontwikkelden de kolonisatoren zich niet als een afzonderlijke natie in het gekoloniseerde gebied.
Centraal in het zionistische project, vanaf het begin aan het eind van de negentiende eeuw, staat de verdrijving van de Palestijnse bevolking en de creatie van een Israëlisch-Joodse arbeidersklasse, kapitalistische klasse en middenklasse. Israël verschilt ook van een kolonistenkolonie als Algerije, waar de Franse pieds-noirs ongeveer tien procent van de bevolking uitmaakten en de optie hadden om terug te keren naar Frankrijk als ze niet wilden leven in een Algerije dat bevrijd was van koloniale overheersing. Israëlisch-Joden hebben voor het grootste deel geen ‘exit-strategie’ en zouden het recht moeten krijgen om in Palestina te leven, niet als onderdrukkers, maar als gelijkwaardige burgers van één binationale samenleving.
De Israëlisch-Joodse arbeidersklasse is niet alleen ideologisch toegewijd aan het zionisme en doordrongen van anti-Palestijns racisme (zoals journaliste Amira Hass opmerkt: ‘We hebben een diepe racistische minachting voor de Palestijnen, die we hebben ontwikkeld om zowel cognitief als psychologisch onze vertrapping van hen te rechtvaardigen’). Het is ook niet alleen zo dat het zionistische koloniale kapitalisme de Israëlisch-Joodse arbeidersklasse heeft gevormd op een manier die voordelen (privileges) geeft aan haar leden. Wat kenmerkend is aan de situatie ‒ uniek in de wereld van vandaag ‒ is de aard en de omvang van die voordelen, die die arbeidersklasse elk belang hebben ontnomen om te strijden voor de ontmanteling van de sociale orde op dit moment.
De voordelen die Israëlisch-Joodse arbeiders hebben bij de toegang tot werk, huisvesting, sociale uitkeringen en land zijn afhankelijk van de voortdurende onteigening en uitsluiting van de Palestijnse bevolking. Die voordelen worden mogelijk gemaakt door de Amerikaanse hulp aan de Israëlische staat, waardoor de zionistische heersende klasse permanent oorlog kan voeren tegen de Palestijnen zonder ‘hun’ arbeidersklasse een soberheidsbeleid op te hoeven leggen.(1)Er is een hele ruwe historische analogie tussen het huidige Israël en de Amerikaanse en Canadese staten aan het eind van de negentiende eeuw, waar de omvang van het koloniale privilege betekende dat ten minste grote sectoren van de niet-inheemse arbeidersklasse niet konden worden gewonnen voor het steunen van de strijd van de inheemse bevolking tegen het kolonistenkolonialisme. De huidige Amerikaanse en Canadese staten zijn nog steeds koloniale samenlevingen, maar de in elkaar grijpende relaties tussen klasse en koloniaal kolonialisme zijn sterk veranderd. Zie Brian Ward, Are you a settler? Settler colonialism, capitalism and Marxism on Turtle Island‘ en David Camfield, ‘Colonialism and the working class in Canada.
De vraag ‘Wat zouden Israëlisch-Joodse arbeiders moeten opgeven als het kolonistenkolonialisme zou worden ontworteld?’ helpt ons dat te zien. Hoe ze zouden worden getroffen, zou enorm afhangen van de vraag of de nieuwe samenleving nog steeds kapitalistisch zou zijn of dat er een breuk met het kapitalisme zou zijn en het begin van een overgang naar socialisme. Als ze samen met de Palestijnse arbeiders de macht zouden hebben overgenomen, zou hun leven op essentiële manieren beter worden.
Maar in elk ander denkbaar scenario waarin het kolonistenkolonialisme zou worden beëindigd, zouden Israëlisch-Joodse arbeiders veel moeten opgeven. In een gedekoloniseerd Palestina waarin de twee naties naast elkaar zouden bestaan op basis van gelijkheid, zouden veel Israëlische Joden moeten verhuizen om het land te delen met Palestijnen, inclusief Palestijnen in de diaspora die ervoor zouden kiezen om hun recht op terugkeer uit te oefenen. Ze zouden niet langer veel betere kansen op werk hebben dan Palestijnen en toegang tot veel betere openbare diensten.
Het bestendigen van het kolonistenkolonialisme bindt Israëlisch-Joodse arbeiders aan hun eigen uitbuiters, aan een kapitalistisch systeem dat de toekomst van de mensheid bedreigt en aan een onderdrukkende sociale orde in Palestina die monsterlijk gedrag onder de leden van hun natie in de hand werkt. Toewijding aan het zionisme is zelfvernietigend voor Israëlische Joden.
Maar helaas zijn de krachten die Israëlisch-Joodse arbeiders binden aan het kolonialisme van de zionistische kolonisten heel sterk. Dat betekent dat er in de nabije toekomst geen vooruitzicht is dat grote aantallen Israëlisch-Joodse arbeiders zich bij de Palestijnen zullen aansluiten in een gezamenlijke strijd tegen het kolonistenkolonialisme. Als gevolg daarvan kunnen degenen die solidair zijn met het Palestijnse volk hun inspanningen, waaronder het oproepen tot BDS en het beëindigen van de Amerikaanse hulp aan Israël, niet ondergeschikt maken aan pogingen om een substantiële minderheid van Israëlisch-Joodse arbeiders te winnen voor antizionisme.
Palestijnse moed en vastberadenheid inspireren terecht mensen die vechten tegen uitbuiting en onderdrukking over de hele wereld. Maar Palestijnse arbeiders en boeren alleen hebben niet de macht om nationale bevrijding te winnen in de vorm van een democratische, seculiere kapitalistische staat in historisch Palestina of een sociale revolutie die breekt met het kapitalisme en een overgang naar socialisme begint. Hoe komt dat? Ten eerste heeft de Israëlische heersende klasse bewust haar afhankelijkheid van Palestijnse arbeid verminderd.
Als gevolg daarvan hebben Palestijnse arbeiders, in tegenstelling tot de zwarte Zuid-Afrikaanse arbeidersklasse, niet de sociale macht om een einde te maken aan de apartheid. Ten tweede heeft de Israëlische staat, gesteund door een enorme hoeveelheid Amerikaanse financiering en andere hulp, de militaire capaciteit om Palestijnse opstanden te verslaan, zelfs als die gesteund zouden worden door legers uit Arabische buurlanden. De Arabische heersende klassen laten al tientallen jaren zien dat ze noch de capaciteit noch de bereidheid hebben om de Palestijnse strijd op een serieuze manier te steunen.
Zijn er krachten binnen Israël die de heersende klasse kunnen ondermijnen? Zoals de ervaren Israëlisch-Joodse revolutionaire socialist Moshe Machover betoogt, is de Palestijnse minderheid binnen Israël te klein om het kolonistenkolonialisme omver te werpen. Hoe zit het met de rest van Palestina? “De bezette Palestijnse gebieden zijn economisch veel afhankelijker van Israël dan de economie van Israël van hen afhankelijk is. Voor Israël zijn de bezette gebieden vooral een lucratieve markt en een proeftuin voor zijn militaire en ‘crowd control’ hardware en expertise, die een belangrijk deel van zijn export vormen. Wijdverspreide arbeids- en burgerlijke onrust, die de Zuid-Afrikaanse economie ernstig zou kunnen verlammen, zou niet zo’n ernstig effect hebben op die van Israël.”
Machover concludeert dat ‘ik geen enkele manier zie om het zionistische regime omver te werpen zonder de instemming en deelname van de Hebreeuwse arbeidersklasse.’ [wat wij Israëlisch-Joodse arbeidersklasse hebben genoemd, D.C. en C.P.]
Socialisten moeten deze moeilijke realiteit onder ogen zien als we strategieën en tactieken beoordelen in de strijd tegen het zionistische kolonistenkolonialisme. Om duidelijk te zijn: we pleiten niet voor het beperken van de Palestijnse strijd, thuis en wereldwijd, om een wig te drijven tussen de Israëlische heersende klasse en de arbeidersklasse. Onze solidariteit met Palestina is onvoorwaardelijk ‒ ons verzet tegen het kolonistenkolonialisme in historisch Palestina is een socialistisch principe. Het betekent ook geen wishful thinking dat we in de nabije toekomst veel Israëlisch-Joodse arbeiders kunnen winnen voor verzet tegen het kolonistenkolonialisme. Het betekent wel dat, zoals Matzpen, de baanbrekende antizionistische revolutionaire socialistische groepering met zowel Israëlisch-Joodse als Palestijnse leden, in 1978 betoogde:
“Wij denken dat het mogelijk is om de doelen van een strijd te vertellen aan de hand van de manieren, methoden en middelen die gebruikt worden om ze te bereiken, en daarover zijn we het oneens met degenen in de Palestijnse bevrijdingsbeweging die betogen dat ze staan voor co-existentie van Arabieren en Joden, maar manieren, middelen en methoden gebruiken die hen of ons niet dichter bij dat doel brengen.”
Vanuit dat perspectief zijn geplande of ongeplande aanvallen op Israëlisch-Joodse burgers zowel een strategische kwestie als een ethisch probleem.(2)De houding van socialisten tegenover dergelijk geweld zou die van Rosa Luxemburg moeten zijn, die aan het eind van de Eerste Wereldoorlog schreef: ‘Rivieren van bloed hebben in stortvloeden gevloeid tijdens de vier jaren van imperialistische genocide. Nu moet elke druppel van het kostbare vocht eerbiedig en in kristallen vazen worden bewaard. Meedogenloze revolutionaire energie en tedere menselijkheid ‒ dat alleen is de ware essentie van het socialisme. Eén wereld moet nu vernietigd worden, maar elke scheur die vermeden had kunnen worden is een aanklacht; en een man die zich haast om belangrijke daden te verrichten en onbedoeld zelfs maar een arme worm vertrapt, is schuldig aan een misdaad. Dit is volledig verenigbaar met haar erkenning dat tijdens een revolutie het verzet van de heersende klasse ‘stap voor stap moet worden gebroken, met een ijzeren vuist en meedogenloze energie. Het doden van niet-strijders, hoewel een begrijpelijke vorm van de gerechtvaardigde woede van de onderdrukten, draagt niet bij aan de bevrijdingsstrijd. In plaats daarvan zorgen dergelijke acties er uiteindelijk voor dat de greep van de koloniale ideologie binnen de onderdrukkende natie nog verstikkender wordt ‒ ze binden de Israëlisch-Joodse massa’s aan hun uitbuiters, in plaats van ze op zijn minst te neutraliseren. Ze zijn onverenigbaar met de ‘wegen, middelen en methoden’ van een antikoloniaal socialisme van onderop.
Zonder een einde te maken aan het kolonialisme, kan de strijd van de Palestijnen en hun internationale bondgenoten winst opleveren die het verpletterende gewicht van de onderdrukking vermindert. Het is van vitaal belang dat de campagnes voor Boycot, Desinvestering en Sancties (BDS) en tegen Amerikaanse hulp aan Israël een nieuwe impuls krijgen. Nog crucialer is de mogelijkheid van een nieuwe golf van arbeidersstrijd in het hele Midden-Oosten en Noord-Afrika, waaronder een opstand in Palestina vergelijkbaar met de Eerste Intifada van eind jaren tachtig, die massamobilisaties combineerde met gewapende zelfverdediging tegen het Israëlische leger en de zionistische kolonisten.
Zo’n opstand, gecombineerd met een einde aan de Amerikaanse en wereldwijde economische steun voor Israël, zou ertoe kunnen leiden dat een aanzienlijk deel van de Israëlisch-Joodse arbeidersklasse antikoloniale hervormingen omarmt of op zijn minst aanvaardt, wat het kolonistenkolonialisme ernstig zou kunnen verzwakken. Op de lange termijn hangt de mogelijkheid van een overwinning voor de Palestijnse nationale bevrijdingsstrijd af van de ontwikkeling van omstandigheden die het mogelijk maken om tenminste een aanzienlijke minderheid van de Israëlisch-Joodse arbeiders te winnen voor de strijd voor een nieuwe samenleving.
Een halve eeuw geleden betoogde de Palestijnse revolutionaire socialist Jabra Nicola:
“De ontwikkeling van een massale revolutionaire beweging in Israël hangt af van de opkomst van de Arabische revolutie, zowel politiek als als materiële kracht, dat wil zeggen van de groei van een Arabische beweging die steeds geloofwaardiger wordt om daadwerkelijk haar wil op te kunnen leggen, gebaseerd op een programma dat zowel absoluut onverzettelijk is tegenover alle zionistische instellingen als de nationale rechten van de Israëlische Joden erkent. Dat laatste punt zal in Israël pas belangrijk worden als een beweging van revolutionair socialisme in de Arabische landen massale invloed begint te krijgen, zodat de Israëlische revolutionairen ernaar kunnen wijzen als een echt programma waarvoor de Arabische massa’s vechten.”
Simpel gezegd moet de strijd om een einde te maken aan het koloniale zionisme worden behandeld als onderdeel van een regionale revolutionaire strategie.
Dat perspectief wordt vandaag de dag door geen enkel belangrijk deel van de Palestijnse beweging gedeeld. De seculiere nationalisten van Fatah, de dominante groep in de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO), volgden een militaire en diplomatieke strategie. Ze geloofden dat een combinatie van Palestijnse guerrillaoorlogsvoering in de steden en op het platteland tegen de zionistische kolonisatie, gecombineerd met de hoop dat de Arabische regimes niet alleen de Palestijnen zouden bewapenen maar ook militaire actie zouden ondernemen tegen Israël, een einde zou kunnen maken aan het koloniale zionisme.
De mislukking van die strategie leidde ertoe dat ze geleidelijk de minimale eis van één enkele, democratische en seculiere kapitalistische staat in historisch Palestina lieten varen. In 1993 ondertekenden ze de Oslo Akkoorden in de hoop een Palestijnse ministaat te creëren naast een zionistisch Israël. In plaats daarvan werden ze, als de regering van de Palestijnse Autoriteit, Israëls gewillige collaborateurs in het bewaken van de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, terwijl de zionistische kolonisatie de gebieden onder hun controle steeds verder terugbracht. De organisaties van Palestijns links slaagden er niet in om een krachtig alternatief voor Fatah op te bouwen en eindigden ermee hen politiek te volgen.
De islamistische partij Hamas kwam naar voren als een alternatief leiderschap voor Fatah en de Palestijnse linkse groeperingen in de periode na Oslo. Dankzij hun bereidheid om de confrontatie met het Israëlische leger en de kolonisten aan te gaan en hun belofte om de PA te hervormen, wonnen ze de tweede verkiezingen voor de Palestijnse Autoriteit in 2006. Ondanks hun demonisering als ‘militanten’, blijft Hamas gevangen in dezelfde strategie als de seculiere Palestijnse krachten. Zoals de Syrisch-Zwitserse socialist Joseph Daher betoogt:
“Hamas kijkt, net als de rest van de Palestijnse politieke partijen, van Fatah tot Palestijns Links, niet naar de Palestijnse massa’s en de regionale arbeidersklassen en onderdrukte volkeren als de krachten om bevrijding te winnen. In plaats daarvan zoeken ze politieke allianties met de heersende klassen in de regio en hun regimes om hun politieke en militaire strijd tegen Israël te ondersteunen. Zo hebben de leiders van Hamas allianties opgebouwd met monarchieën in de Golfstaten, recentelijk vooral Qatar, en Turkije, en met het Iraanse regime. In plaats van de strijd te bevorderen, beperken die regimes hun steun voor de zaak tot gebieden waar het hun regionale belangen bevordert en verraden ze de zaak als dat niet gebeurt.”
Hamas is weliswaar militair verzet blijven bieden tegen de Israëlische agressie, maar heeft zich ook teruggetrokken van de eis van één Palestijnse staat en Israël voorwaardelijk een ’tweestatenoplossing’ in het vooruitzicht gesteld, zonder diplomatieke erkenning van Israël.
Om een regionale revolutionaire strategie te bevorderen, zoals Daher betoogt, moeten Palestijnse socialistische krachten ‘die zich inzetten voor zelforganisatie van onderaf’ worden opgebouwd ‘in historisch Palestina en in de regio. Ze kunnen dat niet alleen, maar moeten dat doen door samenwerking met socialisten van Egypte tot Libanon, Syrië, Iran, Turkije, Algerije en alle andere landen.’ Socialisten buiten Palestina moeten doen wat we kunnen om te beginnen met het ontwikkelen van politieke relaties met de nieuwe linkse elementen van de Palestijnse beweging die zijn ontstaan.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Tempest. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.
Voetnoten
↑1 | Er is een hele ruwe historische analogie tussen het huidige Israël en de Amerikaanse en Canadese staten aan het eind van de negentiende eeuw, waar de omvang van het koloniale privilege betekende dat ten minste grote sectoren van de niet-inheemse arbeidersklasse niet konden worden gewonnen voor het steunen van de strijd van de inheemse bevolking tegen het kolonistenkolonialisme. De huidige Amerikaanse en Canadese staten zijn nog steeds koloniale samenlevingen, maar de in elkaar grijpende relaties tussen klasse en koloniaal kolonialisme zijn sterk veranderd. Zie Brian Ward, Are you a settler? Settler colonialism, capitalism and Marxism on Turtle Island‘ en David Camfield, ‘Colonialism and the working class in Canada. |
---|---|
↑2 | De houding van socialisten tegenover dergelijk geweld zou die van Rosa Luxemburg moeten zijn, die aan het eind van de Eerste Wereldoorlog schreef: ‘Rivieren van bloed hebben in stortvloeden gevloeid tijdens de vier jaren van imperialistische genocide. Nu moet elke druppel van het kostbare vocht eerbiedig en in kristallen vazen worden bewaard. Meedogenloze revolutionaire energie en tedere menselijkheid ‒ dat alleen is de ware essentie van het socialisme. Eén wereld moet nu vernietigd worden, maar elke scheur die vermeden had kunnen worden is een aanklacht; en een man die zich haast om belangrijke daden te verrichten en onbedoeld zelfs maar een arme worm vertrapt, is schuldig aan een misdaad. Dit is volledig verenigbaar met haar erkenning dat tijdens een revolutie het verzet van de heersende klasse ‘stap voor stap moet worden gebroken, met een ijzeren vuist en meedogenloze energie. |